ECLI:NL:TGDKG:2017:43 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/611223 DW RK/16/700

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:43
Datum uitspraak: 25-04-2017
Datum publicatie: 15-05-2017
Zaaknummer(s): C/13/611223 DW RK/16/700
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzoek tot wraking. Verzoek niet-ontvankelijk verklaard omdat de rechter niet bij de behandeling van het door klager indiende verzet betrokken was. Onderscheid tussen klacht ingediend in het kader van het tuchtrecht en een klacht van organisatorische aard ingediend in het kader van het klachtrecht.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing op het bij e-mail van 20 april 2016 gedane en onder zaaknummer C/13/611223 DW RK/16/700 ingeschreven verzoek:

[     ],

wonende te [     ],

verzoeker,

welk verzoek strekt tot wraking van mr. C.W. Inden, in zijn hoedanigheid van voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders in de verzetzaak met zaaknummer 128.2016, hierna: de voorzitter.

1. Verloop van de procedure

1.1. Een door verzoeker tegen een gerechtsdeurwaarder ingediende en onder zaaknummer 384.2014 geregistreerde klacht is door de voorzitter van de Kamer bij beschikking van 12 januari 2016 kennelijk ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft verzoeker verzet ingesteld. Die zaak staat geregistreerd onder nummer C//13/603119/DW RK 16/128. De mondelinge behandeling van het verzet was gepland op 19 april 2016. Die behandeling is geschorst omdat verzoeker direct na aanvang van de mondelinge behandeling op 19 april 2016 de voorzitter van die Kamer, mr. C.W. Inden, heeft gewraakt. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling van het verzet heeft verzoeker bij e-mail van 19 april 2016 een verzoek aan de griffier van de Kamer belast met de behandeling van het verzet ingediend alsmede een klacht. Die klacht is door de voorzitter bij brief van 20 april 2016 behandeld op de voet van artikel 36 lid 5 van de Gerechtsdeurwaarderswet. Naar aanleiding van die brief heeft verzoeker de voorzitter gewraakt.

1.2 De voorzitter heeft niet in de wraking berust.

1.3 De behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op 31 januari 2017 in aanwezigheid van verzoeker en de voorzitter. Verzoeker heeft een pleitnota overgelegd. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

1.4 Na de behandeling van het wrakingsverzoek, bij e-mail van 1 februari 2017, heeft verzoeker de leden van de wrakingskamer gewraakt in hun hoedanigheid van voorzitter dan wel lid van de wrakingskamer. Bij beslissing van 29 maart 2017 is verzoeker (door een andere wrakingskamer) niet-ontvankelijk verklaard (zaaknummers C/13/623136 / DW RK 17/96 en C/13/623129 / DW RK 17/97) . 

1.5 De uitspraak op het onderhavige verzoek is nader bepaald op 25 april 2017.

2. Het verzoek en de gronden daarvan

2.1 De voorzitter heeft de voorzittersbeslissing genomen van 12 januari 2016. Volgens verzoeker dient de voorzitter zich daarom van de behandeling van het verzet, dan wel van enige bemoeienis met het verdere verloop van de procedure, te onthouden. De voorzitter heeft zich met zijn brief van 20 april 2016 echter gemengd in de verzetzaak en daarom voelt verzoeker zich gedwongen om de voorzitter te wraken. Klager heeft hier ter zitting aan toegevoegd dat de voorzitter de e-mail van 19 april 2016 ten onrechte als klacht heeft beschouwd  Ook op grond daarvan was er dus geen enkele aanleiding om zich met de verzetprocedure  te bemoeien.

3. De reactie van mr. Inden

De voorzitter heeft toegelicht dat hij als voorzitter van de Kamer twee rollen vervult, namelijk die van tuchtrechter en een organisatorische rol waarbij hij moet reageren op klachten die zijn gericht tegen (leden van dan wel ondersteunend personeel van) de Kamer. Hij heeft zich niet inhoudelijk bemoeid met de verzetzaak. De brief van 20 april 2016 is geen rechterlijke beslissing, maar de afhandeling van een klacht. Er heeft zich dan ook geen grond tot wraking voorgedaan. Dat blijkt evenmin uit het wrakingsverzoek. Het verzoek moet daarom niet ontvankelijk worden verklaard.

4. De beoordeling van het verzoek

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 37 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet kunnen de leden van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders worden gewraakt, indien er feiten of omstandigheden bestaan waardoor in het algemeen de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Titel IV van het vierde boek van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing verklaard. 

4.2 Voor een wraking is echter wel vereist dat het gewraakte lid of de gewraakte voorzitter belast is met de behandeling en beslissing van een zaak, want alleen daarbij is de rechterlijke onpartijdigheid vereist. Dat doet zich hier niet voor. De brief van de voorzitter van 20 april 2016 is niet geschreven in het kader van de behandeling en beslissing van een zaak, maar bevat een beslissing op een klacht van organisatorische aard. Dat verzoeker niet een klacht van organisatorische aard heeft bedoeld in te dienen, kon de voorzitter niet weten aangezien in de brief van verzoeker van 19 april 2016 meldt “dit is een klacht”, waarbij hij opmerkingen maakt over onduidelijkheden over de aanvang van de zitting en over de procespartijen dan wel hun hoedanigheid, in het bijzonder van de gemachtigde van de deurwaarder. Niet gebleken is dat de voorzitter naast de klachtafhandeling inhoudelijke bemoeienis heeft (gehad) met de verzetzaak van verzoeker.

4.3 Gelet op het voorgaande voldoet het verzoek tot wraking niet aan de eisen die aan een dergelijk verzoek moeten worden gesteld. Op grond daarvan dient verzoeker niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek.

 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De wrakingskamer van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzoek tot wraking van de voorzitter niet ontvankelijk;

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. A.E. de Vos en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken door mr. A.E. de Vos ter openbare terechtzitting van 25 april 2017 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.