ECLI:NL:TGDKG:2017:26 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 913.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:26
Datum uitspraak: 07-03-2017
Datum publicatie: 10-03-2017
Zaaknummer(s): 913.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: De klacht is gedeeltelijk gegrond. Voor het gegronde deel is de maatregel berisping opgelegd. De opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder geeft regelmatig betalingen van klager niet door. De gerechtsdeurwaarder heeft zijn opdrachtgever hier terecht op aangesproken. Bij klager zijn echter ten onrechte executiekosten in rekening gebracht, terwijl de opdrachtgever degene is die nalatig is. Deze nalatigheid kan klager niet worden tegengeworpen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 maart 2017 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 913.2015 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 20 oktober 2015, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 16 november 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van

24 januari 2017, alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op

7 maart 2017.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          Op 29 mei 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klager aangeschreven voor achterstallige termijnen inzake zijn hypotheek ter hoogte van € 1.111,22.

-          Op 29 mei 2015 heeft klager dit bedrag overgemaakt.

-          Op 14 juli 2015 heeft een toegevoegd gerechtsdeurwaarder een grosse van de notariële akte aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud daarvan te voldoen.

-          Op 7 augustus 2015 is klager gesommeerd een bedrag van € 2.711,55 te betalen.

-          Op 8 augustus 2015 heeft klager als reactie op de betekening van 14 juli 2015 de gerechtsdeurwaarder laten weten dat hij de termijnen waarvoor hij was aangemaand reeds voldaan had en het exploot van 14 juli 2015 en de brief van 7 augustus 2015 aldus onterecht waren uitgebracht.

-          Bij brief van 18 augustus 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd op de brief van klager en klager medegedeeld dat hij per 18 augustus 2015 van zijn opdrachtgever heeft vernomen dat de achterstanden waren voldaan. Klager is verder in deze brief gesommeerd om een bedrag van € 580,75 te voldoen.

-          Op 27 augustus 2015 heeft klager gereageerd op de brief van 18 augustus 2015, waarbij hij zijn ongenoegen uit over de gang van zaken.

-          Op 15 september 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een specificatie toegestuurd.

-          Op 9 oktober 2015 is klager gesommeerd een bedrag van € 582,40 te voldoen, onder aanzegging van verdere executiemaatregelen.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

2.1:      klager ten onrechte sommeert tot betaling van ongefundeerde en ongespecificeerde bedragen;

2.2:      geen uitleg geeft over de ongespecificeerde vordering van € 580,75;

2.3:      geen specificatie verstrekt;

2.4:      klager op 9 oktober 2015 een intimiderende brief stuurt waarin hij stelt dat er sprake is van een veroordeling terwijl dit niet zo is;

2.5:      geen uitgebreid inhoudelijk antwoord geeft op zijn klachten van 8 augustus 2015 en 27 augustus 2015.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft de gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als verantwoordelijke, omdat een aan hem toegevoegde gerechtsdeurwaarder de titel, waarover geklaagd wordt, heeft betekend. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2. Met betrekking tot klachtonderdeel 2.1. overweegt de Kamer als volgt. Naar het oordeel van de Kamer is in voldoende mate vast komen te staan dat klager veelvuldig een korte voor- of achterstand heeft laten ontstaan in de betalingen aan zijn voormalige hypotheekverstrekker. Klager betaalde maandelijks direct aan [   ], de hypotheekverstrekker, tevens opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Gebleken is dat [   ] betalingen van klager niet altijd tijdig aan de gerechtsdeurwaarder doorgaf. Op momenten dat [   ] een opdracht tot invordering aan de gerechtsdeurwaarder uit handen gaf, kwam weer net een betaling van klager binnen en werd kort daarna een volgende hypotheektermijn weer opeisbaar. Veelvuldig hebben bepaalde brieven en betalingen elkaar gekruist, waarbij de gerechtsdeurwaarder dan achteraf van [   ] te horen kreeg dat klager wel tijdig had betaald. Het is de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk niet tegen te werpen dat [   ] betalingen niet altijd tijdig aan de gerechtsdeurwaarder heeft doorgegeven. Toen de gerechtsdeurwaarder hier achterkwam, heeft hij ook, terecht, zijn opdrachtgever hierop aangesproken. Hij mocht er vervolgens op vertrouwen dat de opdrachtgever hem adequaat en tijdig van informatie zou voorzien. De Kamer stelt echter vast dat  de gerechtsdeurwaarder aan klager wel diverse executiekosten in rekening heeft gebracht, terwijl het juist de opdrachtgever valt te verwijten dat betalingen, die ertoe hadden moeten leiden dat geen executiemaatregelen werden genomen, niet tijdig waren doorgegeven aan de gerechtsdeurwaarder. Deze executiekosten had de gerechtsdeurwaarder niet namens [   ] aan klager in rekening mogen brengen. De nalatigheid van [   ] behoort immers redelijkerwijs voor haar rekening en risico te blijven. Het ten onrechte in rekening brengen van deze kosten bij klager, leidt er naar het oordeel van de Kamer toe dat klachtonderdeel 2.1. terecht is voorgesteld.

4.3. Voor zover de klacht zich richt op het niet specificeren van de vordering of het niet verstrekken van een specificatie (klachtonderdelen 2.2. en 2.3.), overweegt de Kamer dat de gerechtsdeurwaarder, gelet op de overgelegde correspondentie, klager telkens een reactie heeft gegeven. Bij schrijven van 27 augustus 2015 heeft klager de gerechtsdeurwaarder bericht dat hij niet begrijpt hoe het bedrag van

€ 580,75 is opgebouwd. Niet is gebleken dat klager eerder dan op 27 augustus 2015 om een specificatie heeft verzocht. De gerechtsdeurwaarder heeft klager op 15 september 2015 een specificatie doen toekomen. Dat is niet zo laat dat dit tuchtrechtelijk laakbaar handelen met zich brengt.

4.4. Met betrekking tot klachtonderdeel 2.4. overweegt de Kamer dat de brief waarnaar klager verwijst een standaardbrief van de gerechtsdeurwaarder betreft, waarin inderdaad staat dat klager zou zijn veroordeeld tot betaling. Dit is een onjuiste formulering, daar geen sprake is van een veroordeling, maar van een notariële akte. De gerechtsdeurwaarder erkent dat dit slordig en onjuist is. Deze relatief geringe nalatigheid levert naar het oordeel van de Kamer geen klachtwaardig handelen op. Dat de brief op klager intimiderend overkomt is ook niet tuchtrechtelijk laakbaar. Een beslagpoging mag intimiderend overkomen, zolang hier maar een executoriale titel aan ten grondslag ligt. Dat is hier het geval. De gerechtsdeurwaarder was op grond van de notariële akte gerechtigd tot het treffen van beslagmaatregelen.

4.5. Met betrekking tot klachtonderdeel 2.5. overweegt de Kamer dat klager op 18 augustus 2015 een antwoord heeft gekregen op zijn brief van 8 augustus 2015 en op 15 september 2015 een reactie heeft gekregen, in de vorm van een specificatie, naar aanleiding van zijn brief van 27 augustus 2015. Hoewel dit wellicht niet de reacties waren die klager voor ogen had, zijn de stellingen van klager, dat de gerechtsdeurwaarder in het geheel geen reactie heeft gegeven, niet te volgen.

4.6. De Kamer zal gelet op het hiervoor overwogene klachtonderdeel 2.1. gegrond verklaren. De Kamer is van oordeel dat oplegging van een tuchtrechtelijke maatregel in dit geval passend en geboden is, gelet op het feit dat klager onterecht kosten voor zijn rekening heeft gekregen, terwijl die kosten niet te herleiden zijn tot de daadwerkelijke achterstanden. Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart klachtonderdeel 2.1. gegrond;

-       verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;

-       legt de gerechtsdeurwaarder voor het gegronde deel de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. W.M. de Vries en

mr. M.W. de Ruijter, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 maart 2017 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.