ECLI:NL:TGDKG:2017:229 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 1387.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:229
Datum uitspraak: 05-12-2017
Datum publicatie: 05-03-2018
Zaaknummer(s): 1387.2016
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Volgens klager heeft de gerechtsdeurwaarder zijn opdracht niet naar behoren uitgevoerd. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 3

Beslissing van 5 december 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 13 december 2016 met zaaknummer C/13/596047 DW RK 15/946 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/621010 / DW RK 16/1387 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 22 oktober 2015, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief, ingekomen op 30 oktober 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 13 december 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 14 december 2016. Bij brief, ingekomen op 23 december 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 oktober 2017 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 5 december 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          Klager heeft de gerechtsdeurwaarder op 5 december 2014 mondeling op diens kantoor opdracht gegeven een ten gunste van hem tegen zijn (voormalige) werkgever gewezen arrest te betekenen. Op 8 december 2014 is het arrest betekend en heeft de gerechtsdeurwaarder klager voor zijn werkzaamheden gedeclareerd.

-          Bij het arrest is de werkgever van klager onder andere veroordeeld tot doorbetaling van loon tot aan de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd.  

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er in de hoofdzaak over dat de gerechtsdeurwaarder:

a)      zijn opdracht onvoldoende heeft uitgevoerd. Volgens klager had de gerechtsdeurwaarder in het exploot van betekening  ter verduidelijking voor zijn werkgever een tekst moeten toevoegen;

b)      klager slecht heeft geïnformeerd over het vervolg van het executietraject;

c)      klager heeft misleid;

d)     ten onrechte heeft geweigerd om na de betekening het vervolg van de executie voor zijn rekening te nemen;

e)      de grosse van het arrest, nadat klager daarom had gevraagd, niet direct heeft teruggezonden en het originele exploot van betekening in het geheel niet.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1  Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Daarvan is geen sprake. De gerechtsdeurwaarder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Tegenover dat verweer, waarbij de gerechtsdeurwaarder de gang van zaken duidelijk heeft toegelicht, zijn de enkele stellingen van klager niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen. Niet gebleken is dat tussen partijen meer is afgesproken dan de opdracht tot betekening van het arrest. Dat was een zogenaamde losse opdracht, die niet meer inhield dan de betekening en niet meer dan dat. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder zich van deze opdracht niet goed heeft gekweten. Evenmin is gebleken dat de tekst van het exploot van betekening is opgesteld op een wijze die in strijd is met de tuchtrechtelijke norm. Klager heeft voor het overige niet aannemelijk gemaakt dat er enige grond is voor zijn bezwaren.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat:

-          de Kamer heeft ten onrechte feiten onjuist vastgesteld, onvoldoende vastgesteld en door partijen enerzijds gestelde en anderzijds niet of onvoldoende weersproken feiten onvermeld gelaten;

-          de procedure voor het behandelen van het klaagschrift niet correct gevolgd is;

-          de Kamer haar rechtsoverweging niet of onvoldoende heeft gemotiveerd en zij klager het recht van klagen heeft ontnomen door te weigeren alle vijf klachtonderdelen te beoordelen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter (daarom) juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. E. Diepraam en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2017 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.