ECLI:NL:TGDKG:2017:228 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 642.2017

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:228
Datum uitspraak: 05-12-2017
Datum publicatie: 05-03-2018
Zaaknummer(s): 642.2017
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Volgens klager had de gerechtsdeurwaarder niet mogen overgaan tot   executie omdat het arrest van het gerechtshof niet juist zou zijn en cassatie tegen dat arrest is ingesteld. Daarnaast zou er genoeg reden zijn voor de gerechtsdeurwaarder om te twijfelen aan de executie van het vonnis. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 3

Beslissing van 5 december 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 20 juni 2017 met zaaknummer C/13/617180 DW RK 16/1120 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/631255 / DW RK 17/642 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klaagster,

tegen:

[   ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 19 oktober 2016, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 9 januari 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 20 juni 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 20 juni 2017. Bij e-mail, ingekomen op 22 juni 2017, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 oktober 2017 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 5 december 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          De gerechtsdeurwaarder heeft van een advocaat de betekening en executie van twee vonnissen, gewezen tegen klaagster, in behandeling gekregen.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er over dat, naar de voorzitter begreep, executie van de woning van klaagster in gang wordt gezet door de gerechtsdeurwaarder, terwijl het arrest van het gerechtshof niet juist is en cassatie tegen dat arrest is ingesteld. Daarnaast is mediation in gang gezet.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1. Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in voormelde zin oplevert.

4.2 Dit is in casu niet het geval. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn verweerschrift kenbaar gemaakt dat de executie van de woning van klaagster (vooralsnog) niet in gang is gezet. Daarnaast handelt de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar indien hij op grond van zijn ministerieplicht het vonnis zou executeren in geval  hoger beroep of cassatie is aangetekend aangezien executie van een vonnis niet wordt gestopt indien de titel uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, zoals bij deze vonnissen het geval was. Ook indien partijen mediation zijn overeengekomen, waarvan voor als nog niet is gebleken, betekent dit niet dat de gerechtsdeurwaarder geen handelingen mag verrichten indien hij daartoe opdracht zou hebben gekregen van zijn opdrachtgever.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder, ondanks zijn ministerieplicht en het uitvoerbaar bij voorbaat vonnis die hij tot zijn beschikking had, een deurwaarders kortgeding had moeten starten, omdat er voldoende reden was om aan de executie van het vonnis te twijfelen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klaagster aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. E. Diepraam en  M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2017 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.