ECLI:NL:TGDKG:2017:221 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/623287 / DW RK 17/108

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:221
Datum uitspraak: 04-07-2017
Datum publicatie: 10-01-2018
Zaaknummer(s): C/13/623287 / DW RK 17/108
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De kamer is het niet met de beslissing van de voorzitter eens. Verzet gegrond verklaard. Ten onrechte (tweede) adresverificatie verricht en in rekening gebracht. Klacht gegrond verklaard en maatregel van waarschuwing opgelegd. Hoger beroep ingesteld.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 4 juli 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 24 januari 2017 met nummer C/13/613891 DW RK 16/895 en het daartegen ingestelde verzet met nummer C/13/623287 / DW RK 17/108 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 24 januari 2017 aan klager toegezonden. Op 1 februari 2017 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 23 mei 2017 in aanwezigheid van klaagster (vergezeld door haar echtgenoot) en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 4 juli 2017.

2. De feiten

De gerechtsdeurwaarder heeft op 1 december 2014 opdracht ontvangen tot incassering van een vordering op klaagster en eventueel tot dagvaarding. Bij de opdrachtstukken zat een envelop met een sommatiebrief die aangetekend aan klaagster was verstuurd en onbestelbaar retour was gekomen. Omdat de gerechtsdeurwaarder twijfelde aan haar juiste adres heeft de gerechtsdeurwaarder dat bij de BRP geverifieerd.  De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens klaagster tot betaling gesommeerd. Klaagster heeft bezwaar gemaakt tegen de vordering, welk bezwaar door de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder is afgewezen. Bij e-mail van 8 januari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster meegedeeld dat alsnog opdracht was verleend om haar te dagvaarden. Met het oog daarop is nogmaals een adresverificatie gedaan. De dagvaarding is uiteindelijk niet uitgebracht, omdat de opdrachtgever op grond van de met klaagster na de e-mail van 8 januari 2015 gevoerde correspondentie aanleiding heeft gezien de dagvaarding in te trekken. 

3. De oorspronkelijke klacht

Volgens klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder tot tweemaal toe een adres- verificatie verricht in de buitengerechtelijke fase. Dat is niet toegestaan. Tegen de partner van klaagster is de vordering gehandhaafd. In de specificatie van zijn vordering van 30 mei 2015 staat een bedrag van € 3,26 vermeld aan overige kosten. Omdat klaagster het vermoeden had dat die kosten betrekking hadden op de ten aanzien van haar adres verrichte - ongeoorloofde – verificaties, heeft zij daartegen protest aangetekend. Volgens klaagster is het adres van haar partner nooit onderzocht. Bij brief van 14 oktober 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder toegegeven dat die kosten ten onrechte in rekening zijn gebracht op grond van een fout in het computersysteem en bij de specificatie van de partner van klaagster in rekening zijn gebracht.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder

4.1 De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar twee uitspraken van de Kamer. (ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0868 en ECLI:NL:TGDKG:2015:70) Daaruit blijkt dat een adresverificatie is toegelaten als een debiteur na een eerste sommatie niet reageert en dan nog met het oog op het uitbrengen van een dagvaarding. Als uit een verificatie blijkt dat een eerder gebruikt adres van een debiteur niet juist is, dan is het uitbrengen van een sommatie toegestaan, dit om rauwelijks dagvaarden te voorkomen. Voor het beoogde uitbrengen van de dagvaarding was de tweede verificatie eveneens toegestaan, omdat ten behoeve van het uitbrengen van de dagvaarding gebruikte adresgegevens niet ouder mogen zijn dan 14 dagen.

4.2 Volgens de gerechtsdeurwaarder waren de gecrediteerde kosten van de BRP-aanvragen een gevolg van onjuiste boekingscodes. Daarvoor zijn excuses gemaakt en die kosten zijn op de vordering van de partner van klaagster weer in mindering gebracht.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft overwogen dat de klacht ongegrond is en heeft daartoe het volgende overwogen.   De handelwijze van de gerechtsdeurwaarder ten aanzien van de adresverificaties is gelet op de door hem daarop gegeven toelichting niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm. Met betrekking tot de aanvankelijk ten onrechte in rekening gebracht kosten geldt dat een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat of een fout maakt, zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig maakt aan handelen of nalaten dat  tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken aldus de voorzitter.

6. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klaagster is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. De gerechtsdeurwaarder heeft na de eerste verificatie bij het BRP geconstateerd dat het bij de eerdere sommatie gebruikte adres juist was. Hij had derhalve direct tot dagvaarding moeten overgaan nadat aan hem de opdracht was verleend. Van rauwelijks dagvaarden zoals de gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd zou dan geen sprake zijn. De gerechtsdeurwaarder heeft er echter voor gekozen om eerst nog een sommatie te sturen aan klaagster. Kennelijk was het hem om de incassokosten te doen. Overigens had de gerechtsdeurwaarder direct moeten constateren op grond van de hem ter hand gestelde stukken dat de vordering onterecht was. De beslissing van de voorzitter laat ten onrechte ruimte om in het wilde weg een adresverificatie te mogen verrichten, als een debiteur onverhoopt niet reageert op een schriftelijke sommatie.

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar het verweer tegen de klacht.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Ter zitting is het de Kamer gebleken dat het de gerechtsdeurwaarder na de eerste adresverificatie duidelijk had moeten zijn dat het bij de daarvoor verrichte sommatie gebruikte adres juist was. Toch is deze eerste adresverificatie ten onrechte gedaan omdat daarna niet binnen twee weken tot dagvaarding is overgegaan, terwijl evenmin is gebleken dat dit het doel was van de verificatie. De gerechtsdeurwaarder had wel voor  het uitbrengen van een sommatiedagvaarding kunnen kiezen, maar heeft dat niet gedaan.

9.2 De Kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder aldus niet correct heeft gehandeld. De Kamer acht de klacht gegrond en ziet aanleiding tot oplegging van na te melden maatregel.

9.3 Klaagster heeft in verzet voor het eerst aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder direct had kunnen zien dat klaagster voor de vordering niet was aan te spreken omdat haar handtekening in het contract. Nieuwe klachtonderdelen mogen echter niet voor het eerst in verzet worden aangevoerd. Dit onderdeel van het verzet behoeft daarom verder geen bespreking.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet gegrond;

-       vernietigt de beslissing van de voorzitter;

-       verklaart de klacht alsnog gegrond;

-       legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van waarschuwing op.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en mr. J.N. Reijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juli 2017 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.