ECLI:NL:TGDKG:2017:199 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/608647 / DW RK 521.201

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:199
Datum uitspraak: 28-11-2017
Datum publicatie: 03-01-2018
Zaaknummer(s): C/13/608647 / DW RK 521.201
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Het verzet is deels gegrond. De voorzitter had klager -voor zover de klacht betrekking had op de betekening van de dagvaarding op het verkeerde adres-  niet-ontvankelijk moeten verklaren wegens de overschrijding van de termijn waarbinnen de klacht had moeten worden ingediend. De kamer verklaart klager in die klacht niet-ontvankelijk. Het verzet wordt voor het overige ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 november 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 10 mei 2016 met zaaknummer C/13/596966 /  DW RK 1006.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/608647 / DW RK 521.2016 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

1. [     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

2. [     ],

kandidaat gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 12 november 2015, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden. Bij e-mail, ingekomen op 3 december 2015, hebben de gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 10 mei 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 13 mei 2016. Bij brief met bijlagen ingekomen op 25 mei 2016 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 20 oktober 2017 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders heeft een pleitnota overgelegd. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 28 november 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er - naar de voorzitter begrijpt - samengevat over dat de gerechtsdeurwaarders opzettelijk financieringsaanvragen van klager laten mislukken en zijn schulden misbruiken als pressiemiddel. Verder stemmen de gerechtsdeurwaarders beslagleggingen en andere dreigingen met elkaar af om klager doelbewust te benadelen en vergrijpen zij zich aan verdraaiingen, onwaarheden en diefstal. Tot slot is een dagvaarding op een onjuist adres betekend en is beslag gelegd op de inboedel van klager, die grotendeels niet zijn eigendom was, met een lage verkoopopbrengst.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft overwogen dat klager klaagt over het handelen van meerdere gerechtsdeurwaarders, werkzaam bij verschillende kantoren. Voor zover de klacht zich richt tegen andere gerechtsdeurwaarders(kantoren), zullen deze thans niet worden behandeld, nu klager zijn klacht specifiek heeft gericht tegen de gerechtsdeurwaarders werkzaam bij [     ].

5.2. De voorzitter heeft verder overwogen dat de enkele niet nader door klager onderbouwde stellingen onvoldoende zijn om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarders vast te stellen. Klager volstaat met algemeenheden en niet onderbouwde aannames, tezamen met een aantal producties zonder duidelijke toelichting, waarin op deze manier geen lijn valt te ontdekken. De klacht voldoet aldus niet aan de eisen die daaraan redelijkerwijs mogen worden gesteld.

5.3 Voorts heeft de voorzitter overwogen dat niet gebleken is dat de wijze waarop de bedrijfsvoering bij het betreffende kantoor plaatsvindt in strijd is met regels waaraan de gerechtsdeurwaarders gebonden zijn. Voor zover al waar zou zijn dat de gerechtsdeurwaarder sub 1. de dagvaarding aan een onjuist adres heeft betekend, zou het exploot nietig kunnen zijn. Daarmee is echter niet gezegd dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat een fysieke GBA-bevraging niet meer voorhanden is nu de ambtshandeling ruim 3,5 jaar geleden is uitgevoerd. Echter, gelet op het feit dat klager in de procedure is verschenen en er een vonnis op tegenspraak is gewezen, kan niet worden vastgesteld dat de dagvaarding onjuist is betekend en evenmin dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

5.4 Daarnaast heeft de voorzitter overwogen dat de klacht met betrekking tot de tenuitvoerlegging van een aan de gerechtsdeurwaarder (sub 2.) ter hand gestelde executoriale titel en de verdere tenuitvoerlegging daarvan voorgelegd dient te worden aan de executierechter. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geƫigende weg. De klacht met betrekking tot de proportionaliteit van het gelegde beslag dient beoordeeld te worden aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging. Het tuchtrecht biedt echter geen mogelijkheid tot uitvoerige bewijslevering en om die reden dient klager zich te wenden tot de gewone rechter.

5.5 Ook heeft de voorzitter overwogen dat wanneer een gerechtsdeurwaarder beslag legt op zaken waarop een derde eigendom pretendeert, het aan die derde is om zich tegen het beslag te verzetten. Het is niet aan de gerechtsdeurwaarder om uit te zoeken aan wie de in beslag genomen zaken toebehoren. Het moment van het leggen van beslag is niet het moment waarop een en ander kan worden uitgezocht. Het beslag kan daartoe worden onderworpen aan het oordeel van de gewone rechter.

4.6. Tot slot heeft de voorzitter overwogen dat gerechtsdeurwaarders niet op de hoogte zijn van eventuele financiering bij een bank of andere externe kwesties waarmee klager te maken heeft, laat staan dat van enige sturing daaromtrent of van samenloop met de financiering sprake is.

6. De gronden van het verzet

Klager is het niet met de beslissing van de voorzitter eens en heeft voor zover van belang in verzet aangevoerd dat het verweer van de gerechtsdeurwaarder dat de fysieke GBA bevraging niet meer voor handen is, volgens klager onjuist is. Alle stukken worden tegenwoordig digitaal opgeslagen en een gerechtsdeurwaarder dient de stukken gedurende 7 jaar te bewaren. De gerechtsdeurwaarder heeft de dagvaarding op 8 maart 2012 op een onjuist adres betekend. Een gerechtsdeurwaarder behoort altijd de basisregistratie persoonsgegevens te raadplegen om na te gaan of het adres juist is. Volgens de basisregistratie is klager op dat adres nooit woonachtig geweest. De collega gerechtsdeurwaarder die zijn werk wel naar behoren heeft gedaan, wist klager op 14 februari 2012 wel op het juiste adres aan te schrijven. Ook de belastingdienst wist klager in januari 2012 op het juiste adres te vinden. De dagvaarding is bewust op een onjuist adres betekend. Door de betekening aan het verkeerde adres is klager beschadigd omdat derden van de inhoud van de dagvaarding kennis hebben kunnen nemen en klager daardoor in een kwaad daglicht is komen te staan.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat klager niet kan worden ontvangen in zijn klacht ten aanzien van de betekening aan het verkeerde adres en het feit dat hij daardoor in een kwaad daglicht is gesteld. De klacht is ingediend buiten de door het Gerechtshof Amsterdam vastgestelde redelijke termijn van drie jaar die in tuchtprocedures tegen gerechtsdeurwaarders in het algemeen als redelijk kan worden aanvaard. Deze termijn begint te lopen op de dag waarop de klager van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder kennis heeft genomen of heeft kunnen nemen. De dagvaarding is betekend op 8 maart 2012 en klager is in de procedure verschenen. Klager was dus bekend met het handelen van de gerechtsdeurwaarder waarop dit onderdeel van de klacht berust. Nu de klacht is ingekomen op 12 november 2015, en dus ver buiten de redelijk geachte termijn, kan daarover niet meer worden geklaagd. De klacht had op dit punt dus niet kennelijk ongegrond moeten worden verklaard, Maar klager had kennelijk niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Het verzet tegen de voorzittersbeslissing dient in zover dan ook gegrond verklaard te worden dat klager niet ontvankelijk had moet worden verklaard ten aanzien van deze klacht nu de redelijke termijn voor het indienen van een klacht in deze ruim is overschreden.

7.2 Voor het overige overweegt de kamer dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient ongegrond te worden verklaard.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet gegrond in zover deze betrekking heeft op de klacht met betrekking tot de betekening van de dagvaarding op het verkeerde adres en het feit dat hij daardoor in een kwaad daglicht is gesteld ;

-       vernietigt de beslissing van de voorzitter op dit onderdeel van de klacht;

-       verklaart klager niet-ontvankelijk op dit onderdeel van de klacht;

-       verklaart het verzet voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, voorzitter, mr. A. Sissing en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 november 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Voor zover het verzet gegrond is verklaard, kan door klager tegen deze beslissing binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Voor zover het verzet ongegrond is verklaard, staat tegen deze beslissing op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.