ECLI:NL:TGDKG:2017:194 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/608877 / DW RK 16/543

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:194
Datum uitspraak: 19-12-2017
Datum publicatie: 03-01-2018
Zaaknummer(s): C/13/608877 / DW RK 16/543
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   In de van de gerechtsdeurwaarder ontvangen correspondentie is klager geconfronteerd met tegenstrijdige berichten. Dat hierdoor bij klager verwarring is ontstaan wordt begrijpelijk geacht. Daarnaast is een brief van klager niet binnen een redelijke termijn en ook nog onvolledig beantwoord. Een optelsom van slordigheden waardoor dit klachtonderdeel gegrond wordt verklaard en de maatregel van berisping wordt opgelegd. De overige klachtonderdelen worden ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 december 2017 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/608877 / DW RK 16/543 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

1. [     ],

2. [     ],

voorheen gerechtsdeurwaarders te [     ],

3. [     ],

voorheen toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [     ],

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 30 mei 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen [     ] en tegen beklaagde sub 3. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 29 juni 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 november 2017 alwaar niemand is verschenen. De uitspraak is bepaald op 19 december 2017.

1. Feiten en omstandigheden

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)     Vodafone Libertel B.V. heeft in 2006 een vordering op klager in handen gesteld van [     ] die gerechtsdeurwaarderskantoor [     ] heeft ingeschakeld om klager te dagvaarden Op 5 april 2006 heeft de rechtbank Haarlem een vonnis gewezen ten nadele van klager. Op 15 juni 2006 is het vonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

b)     Vervolgens heeft [     ] op 4 juli 2006 executoriaal beslag gelegd op het inkomen van klager. Het van het gelegde beslag opgemaakte proces-verbaal is op 20 juli 2006 aan klager betekend.

c)     Op 29 augustus 2006 heeft [     ] beslag gelegd op de bankrekening van klager. Het van dit beslag opgemaakte proces-verbaal is op 21 september 2006 aan klager betekend. Bij gebrek aan verhaal heeft [     ] het dossier gesloten en teruggestuurd naar haar opdrachtgever [     ].

d)     Vervolgens is het dossier in 2015 in handen gesteld van [     ]. Bij brief van 22 mei 2015 is klager medegedeeld dat de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het hiervoor onder 1a genoemde vonnis door middel van een akte van cessie is overgedragen aan een andere partij en klager gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 3.834,08.

e)     Bij brief van 4 juni 2015 heeft klager de vordering betwist en de gerechtsdeurwaarder verzocht om een specificatie en een bewijs van bevoegdheid.

f)      Op 3 februari 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder op de brief van klager van 4 juni 2015 gereageerd.

g)     Bij exploot van 18 april 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klager aangezegd dat de vordering van Vodafone Libertel B.V. (op vordering waarvan op

5 april 2006 vonnis is gewezen) door middel van akte van cessie is overgedragen aan [     ].

h)     Op 17 mei 2016 is executoriaal beslag gelegd onder de werkgever van klager. Het van het beslag opgemaakte proces-verbaal is op 17 juni 2016 door gerechtsdeurwaarder sub 2 aan klager betekend.

2. De klacht

2.1 Klager klaagt over het volgende. Bij brief van 22 mei 2015 krijgt klager te horen dat de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het vonnis is overgegaan naar [     ]. Klager heeft de vordering bij brief van 4 juni 2015 betwist en heeft verzocht om een specificatie van de vordering. Klager ontvangt daarop eerst op 4 februari 2016 een antwoord. In die brief wordt medegedeeld dat er geen sprake is van cessie en klager moet bewijzen dat de vordering ooit is voldaan. Bij exploot van 18 april 2016 wordt opnieuw de overgang van de vordering naar [     ] medegedeeld. De werkgever van klager ontvangt echter een brief waarin staat vermeld dat Vodafone Libertel eigenaar van de vordering is. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze hem tegenstrijdige informatie verstrekt over wie de eigenaar van de vordering is.

2.2 Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder daarnaast dat hij de gemaakte kosten niet onderbouwt en een te hoog bedrag aan rente berekent. In het vonnis van 5 april 2006 gaat het om € 2.128,88 en van zijn werkgever heeft klager vernomen dat het gaat om bijna het dubbele daarvan, namelijk € 4.135,51.

2.3 Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder voorts dat er beslag is gelegd onder zijn werkgever en hij het proces-verbaal van het gelegde beslag nog niet heeft ontvangen.

2.4 Klager verwijt gerechtsdeurwaarder sub 3 tenslotte dat hij zich niet heeft geïdentificeerd bij de afgifte van het exploot op 18 april 2016 aan zijn echtgenote.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1. De klacht is gericht tegen een bij naam genoemde gerechtsdeurwaarder en [     ]. Dat is de naam van een kantoor en een gerechtsdeurwaarderskantoor kan niet als beklaagde worden aangemerkt. Op grond van vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam volgt dat bij klachten gericht tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2. Het dossier is in behandeling op het voormalige kantoor te [     ]. De in aanhef van deze beschikking vermelde, bij de behandeling van het dossier van klager betrokken gerechtsdeurwaarders worden als beklaagden aangemerkt. De klachten zien namelijk op handelingen verricht door de deze gerechtsdeurwaarders dan wel handelingen waarvoor zij de verantwoordelijkheid dragen. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3. De kamer overweegt ten aanzien van klachtonderdeel 2.1 als volgt. In het vonnis van 5 april 2006 staat Vodafone Libertel als de eisende partij vermeld. Vodafone Libertel is derhalve de schuldeiser. Vodafone Libertel heeft de vordering ter incasso uit handen gegeven aan [     ]. Vervolgens heeft [     ], het gerechtsdeurwaarderskantoor dat belast is geweest met de executie, het dossier gesloten en geretourneerd aan [     ] zonder dat volledige betaling werd ontvangen. [     ] heeft vervolgens een tijd niets met het dossier gedaan, waarna zij het kantoor van gerechtsdeurwaarders sub 1 en 2 heeft verzocht om (opnieuw) een poging te doen om het vonnis ten uitvoer te leggen. Bij schrijven van 22 mei 2015 is klager door het kantoor geïnformeerd over de vordering. De vordering zou door Vodafone Libertel zijn gecedeerd aan [     ]. Klager is vervolgens ook bij exploot van 18 april 2016 medegedeeld dat Vodafone Libertel de vordering heeft gecedeerd aan [     ]. Vervolgens is er loonbeslag gelegd uit naam van Vodafone Libertel waaruit blijkt dat de vordering toch niet gecedeerd is.

4.4 Uit het voorgaande volgt dat klager in de van de gerechtsdeurwaarder ontvangen correspondentie is geconfronteerd met tegenstrijdige berichten. Dat hierdoor bij klager verwarring is ontstaan acht de kamer begrijpelijk. Daarnaast is de brief van klager van 4 juni 2015 niet binnen een redelijke termijn en ook nog onvolledig beantwoord. Dat de brief was doorgezonden naar de opdrachtgever en dat die er lang over heeft gedaan om een reactie te geven, doet hieraan niet af. De gerechtsdeurwaarder had hiervan mededeling aan klager kunnen en moeten doen. Deze optelsom van slordigheden is tuchtrechtelijk laakbaar zodat klachtonderdeel 2.1  terecht is voorgesteld.

4.5 Klachtonderdeel 2.2 is onvoldoende door klager onderbouwd. Als iemand bezwaar maakt tegen de kosten mag worden verwacht dat wordt aangegeven over welke kosten het gaat. De kamer stelt vast dat het gaat om kosten die deels berusten op het vonnis. Daarnaast zijn er de kosten van betekening daarvan en de kosten van diverse ten laste van klager gelegde beslagen. Die kosten berusten op het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders. De wettelijke rente is bij vonnis toegewezen. Het gaat dus om kosten die door de rechter zijn vastgesteld en kosten die berusten op door de overheid vastgestelde vaste tarieven. Het exploot van aanzegging van 18 april 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder (terecht) niet bij klager in rekening gebracht. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen kan op dit klachtonderdeel niet worden vastgesteld.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel 2.3 geldt dat klager op 5 april 2006 bij vonnis is veroordeeld een geldsom te voldoen en nadien heeft nagelaten de vordering vrijwillig te voldoen. Het door de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager gelegde loonbeslag is dan ook niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm. In tegenstelling tot hetgeen klager aanvoert is het proces-verbaal van het op 17 mei 2016 gelegde loonbeslag wel degelijk aan hem betekend en wel op 17 juni 2016. De gerechtsdeurwaarder heeft daarvan stukken overgelegd. Een exploot op ambtseed heeft ook in een tuchtzaak grote bewijskracht. Van de juistheid van de inhoud daarvan moet op voorhand van worden uitgegaan. Dat klager het proces-verbaal van dat beslag ten tijde van het indienen van de klacht nog niet had ontvangen volgt uit het feit dat dat proces-verbaal eerst daarna is betekend. De kamer merkt op dat het proces-verbaal is betekend buiten de daarvoor geldende wettelijke termijn. Omdat het loonbeslag is gelegd door een gerechtsdeurwaarder te Almelo kan de kamer niet vaststellen aan wie de te late betekening daarvan kan worden toegerekend en bovendien is daar niet over geklaagd. Klachtonderdeel 2.3 dient ongegrond te worden verklaard.

4.7 Klachtonderdeel 2.4 dient ongegrond te worden verklaard omdat de gerechtsdeurwaarder slechts verplicht is zich te legitimeren als daarom expliciet wordt gevraagd. Gesteld noch gebleken is dat dit zich heeft voorgedaan.

4.8 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen worden de klachtonderdelen 2.2, 2.3 en 2.4 ongegrond verklaard. Ook de klacht voor zover die is gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 3 wordt ongegrond verklaard. Klachtonderdeel 2.1 wordt gegrond verklaard. Nu niet duidelijk is geworden wie er verantwoordelijk was voor het handelen van de medewerker die de bieven aan klager heeft verzonden en voor het opstellen van het exploot van 18 april 2016, dient dit te worden toegerekend aan gerechtsdeurwaarders sub 1 en sub 2 die destijds aan het betrokken kantoor waren verbonden. De Kamer acht gelet op de vaste jurisprudentie hieromtrent voor de gegrond verklaarde aan gerechtsdeurwaarder sub 1 en 2 toe te rekenen onderdelen van de klacht het opleggen van na te melden maatregel passend.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart klachtonderdeel 2.1 gegrond;

-       legt aan gerechtsdeurwaarders sub 1 en sub 2 daarvoor de maatregel van berisping op;

-       verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mrs. C.W. Inden, voorzitter, Ch. A. van Dijk en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.