ECLI:NL:TGDKG:2017:188 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/607463 / DW RK 16/440

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:188
Datum uitspraak: 22-12-2017
Datum publicatie: 03-01-2018
Zaaknummer(s): C/13/607463 / DW RK 16/440
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   Er worden brieven met sterk wisselende bedragen aan klaagster verzonden. Op een inhoudelijk verweer van de gemachtigde wordt niet gereageerd. Klacht gegrond. Omdat niet kan worden gesproken van het maken van een enkele fout wordt de maatregel van berisping opgelegd.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 december 2017 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/607463 / DW RK 16/440 van:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ]

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 6 mei 2016, heeft klaagster een klacht ingediend tegen het gerechtsdeurwaarderskantoor [     ]. Bij brief, ingekomen op 23 juni 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij brief van 17 oktober 2017 heeft de gemachtigde van klaagster medegedeeld dat hij noch klaagster ter zitting aanwezig zullen zijn en heeft hij verzocht de klacht af te doen op de stukken. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 november 2017 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 22 december 2017.

1. Feiten en omstandigheden

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)     De gerechtsdeurwaarder is belast met de inning van een vordering op klaagster. Bij brief van 11 maart 2016 is klaagster aangemaand tot betaling van een bedrag van € 88,57.

b)     Bij brief van 15 maart 2016 heeft de gemachtigde van klaagster inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vordering, met het verzoek om binnen vijf dagen op de brief te reageren.

c)     Op 22 maart 2016 heeft de gemachtigde van klaagster telefonisch contact opgenomen met de gerechtsdeurwaarder om te vragen of de brief van 15 maart 2016 binnen is gekomen. Dat werd hem bevestigd en verder werd de gemachtigde toegezegd dat hij op dezelfde dag een reactie zou ontvangen.

d)     Bij brief van 5 april 2016 heeft klaagster wederom een aanmaning ontvangen, waarin wordt aangekondigd dat de gerechtsdeurwaarder opdracht had gekregen tot dagvaarden over te gaan indien het inmiddels tot een bedrag van € 733,88 opgelopen bedrag niet binnen 18 dagen betaald zou zijn.

e)     Bij brief van 11 april 2016 heeft de gemachtigde van klaagster de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat hij nog steeds geen reactie had ontvangen op de brief van 15 maart 2016.

f)      Bij brief van 26 april 2016 heeft klaagster een aanmaning ontvangen waarin wederom wordt aangekondigd dat de gerechtsdeurwaarder opdracht had gekregen tot dagvaarden over te gaan indien een bedrag van € 140,67 niet binnen drie dagen betaald zou zijn.

g)     Op 11 mei 2016 heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder telefonisch contact gehad met de gemachtigde van klaagster, waarbij excuses is aangeboden vanwege het feit dat er niet inhoudelijk is gereageerd en dat er telkens brieven werden verzonden alleen naar klaagster en niet naar de gemachtigde van klaagster. De gerechtsdeurwaarder heeft inzake het inhoudelijke verweer tegen de vordering toegezegd contact op te nemen met zijn opdrachtgever.

h)     Bij brief van 6 juni 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klaagster een brief doen toekomen waarin medegedeeld werd dat hij nog steeds in afwachting is van bericht van de opdrachtgever. Vervolgens is nogmaals excuses aangeboden.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder samengevat dat hij a) intimiderende brieven stuurt, waarin telkens wisselende onverklaarbare niet onderbouwde bedragen staan en b) de gemachtigde van klaagster compleet negeert en alleen rechtstreeks met klaagster correspondeert.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1. De klacht is gericht tegen gerechtsdeurwaarder [     ], gevestigd te [     ]. In het register van gerechtsdeurwaarders komt deze naam niet (meer) voor. De door de gemachtigde van klaagster verzonden brieven zijn gericht aan [     ]. Dat is de naam van een kantoor en een gerechtsdeurwaarderskantoor kan niet als beklaagde worden aangemerkt. Op grond van vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam volgt dat bij klachten gericht tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2. Het dossier van klaagster was ten tijde van het indien van de klacht in behandeling op het kantoor te [     ]. De in aanhef van deze beslissing vermelde, ten tijde van de behandeling van het dossier van klager aan dat kantoor verbonden gerechtsdeurwaarder heeft medegedeeld dat het dossier van klaagster onder zijn verantwoordelijkheid viel. Hij wordt daarom als beklaagde aangemerkt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3. De kamer acht het begrijpelijk dat de brieven met de sterk wisselende bedragen intimiderend op klaagster overkomen. De gerechtsdeurwaarder heeft in de brieven op geen enkele wijze onderbouwd hoe deze bedragen zijn opgebouwd en evenmin hoe deze bedragen zo kunnen verschillen. Bovendien gaat het hier om een gepretendeerde vordering die nog niet door de rechter is getoetst en waarbij het algemeen gebruikelijk is dat op enig moment en op enige wijze ook wordt aangegeven dat verweer mogelijk is. In dit geval klemt dit temeer omdat na de eerste aanmaning aan de gerechtsdeurwaarder een uitgebreid verweer is toegezonden waarop niet werd gereageerd. In reactie daarop ontving klaagster weer een brief waarin zij opnieuw werd aangemaand tot betaling van een inmiddels opgelopen bedrag van € 733,88 en ook nog eens werd aangezegd dat er een opdracht tot dagvaarden was gegeven. Daarnaast zijn de brieven alleen naar klaagster verzonden terwijl de gerechtsdeurwaarder wist dat zij werd bijgestaan door een gemachtigde. Tevens is de op 22 maart 2016 gedane toezegging om de brief van 15 maart 2016 inhoudelijk te beantwoorden niet nagekomen. Eerst na indiening van de klacht is het verweer voorgelegd aan de opdrachtgever. Dit alles overziende is de klacht dan ook terecht voorgesteld.

4.4. Gelet op het hiervoor is overwogen wordt de klacht gegrond verklaard. Dat de gerechtsdeurwaarder na indiening van de klacht zijn excuses heeft aangeboden voor deze gang van zaken, doet niet af aan het tuchtrechtelijk verwijt dat de gerechtsdeurwaarder op dit punt is te maken. Bovendien zijn die excuses pas gemaakt nadat de onderhavige klacht bij de kamer was ingediend. Daarnaast heeft te gelden dat in dezen niet kan worden gesproken van het maken van een enkele fout. De kamer acht daarom de maatregel van berisping passend.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klacht gegrond;

-       legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mrs. A. Sissing, voorzitter, A.E. de Vos en J.M. Wisseborn , leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 december 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.