ECLI:NL:TGDKG:2017:185 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/618427 / DW RK 16/1208

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:185
Datum uitspraak: 22-12-2017
Datum publicatie: 03-01-2018
Zaaknummer(s): C/13/618427 / DW RK 16/1208
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Tenuitvoerlegging van een vonnis, bezwaar tegen de openbare verkoop en de aanplakking van het executiebiljet. Overwegingen met betrekking tot de plaats van de openbare verkoop. Niet ontvankelijk in voor het eerst in verzet aangevoerde klachten. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 december 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 25 oktober 2016 met zaaknummer C/13/611051 /  DW RK 16/678 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/618427 / DW RK 16/1208 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen ingekomen op 29 juni 2016 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde. Bij e-mail van 29 juli 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 25 oktober 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 26 oktober 2016. Bij brief met bijlagen ingekomen op 9 november 2016 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 17 november 2017 alwaar klaagster, vergezeld door haar ex-echtgenoot en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 22 december 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder een schrikbarende manier van aanpak van de zaak. De enorme hardheid en harteloosheid valt niet te beschrijven. Klaagster heeft nog nooit meegemaakt dat een gerechtsdeurwaarder zoveel werk maakt van de tenuitvoerlegging van een vonnis. De kosten zijn al opgelopen en dan moet het hele circus nog beginnen. De gerechtsdeurwaarder die op weg was om een executiebiljet aan te plakken is door haar ex-echtgenoot gebeld met de mededeling dat hij niet meer op het adres van klaagster woonachtig was, een postadres heeft, geen vaste woon- en verblijfplaats heeft en in het buitenland vertoeft. Door dat bericht is de gerechtsdeurwaarder niet bij klaagster langs geweest. In de wetenschap dat haar ex-echtgenoot daar niet meer woonachtig was en ook de in beslag genomen goederen had meegenomen, heeft de gerechtsdeurwaarder toch een collega-gerechtsdeurwaarder naar het adres van klaagster gestuurd om een executiebiljet aan te plakken. Klaagster is van mening dat het pure pesterij en machtsmisbruik betreft. Inmiddels is klaagster erachter gekomen dat de gerechtsdeurwaarder de aangezegde executieverkoop toch wil laten doorgaan. Klaagster vraagt zich af waarom. Haar man heeft haar laten zitten en zij staat er alleen voor. De gerechtsdeurwaarder heeft niets bij haar te zoeken. Ook niet de man die bij de woning van klaagster heeft lopen posten. Er zijn foto’s gemaakt toen klaagster niet thuis was, door het raam, over de schutting en in de tuin. Een buurman die naar de gerechtsdeurwaarder is toegelopen noemde hem agressief.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht allereerst overwogen dat de klachten over de schrikbarende manier van aanpak en de enorme hardheid en harteloosheid van de gerechtsdeurwaarder niet op enige wijze zijn onderbouwd en in te algemene bewoordingen gesteld om tuchtrechtelijk laakbaar handelen vast te kunnen stellen.

5.2 De voorzitter heeft verder overwogen dat klaagster in de klacht dat er te vaak beslag is gelegd en de kosten zijn opgelopen niet kan worden ontvangen. Naar eigen zeggen is zij op huwelijkse voorwaarden gehuwd en het vonnis is gewezen ten laste van haar man en ten laste van hem zijn ook de beslagen gelegd. Nu de klacht is ingediend op haar eigen naam, valt niet in te zien welk belang klaagster heeft bij die klachten.

5.3 De voorzitter heeft voorts overwogen dat de klacht dat de executie is aangezegd en een executiebiljet bij klaagster is aangeplakt, ongegrond dient te worden verklaard. De gerechtsdeurwaarder heeft terecht aangevoerd dat de wet hem de mogelijkheid geeft om op de plaats waar de goederen in beslag zijn genomen, deze daar ook daadwerkelijk in het openbaar te verkopen aan de hoogste bieder. De gerechtsdeurwaarder heeft daar om praktische redenen ook voor gekozen. Ondanks dat de man van klaagster is verhuisd, volgt daaruit dat op de plaats van de inbeslagname een kennisgeving van de openbare verkoop achtergelaten dient te worden. Klachtwaardig handelen is niet gebleken.

5.4 Als laatste heeft de voorzitter overwogen dat het feit dat er foto’s zijn genomen toen klaagster niet thuis was, nog los van hetgeen daarover door de gerechtsdeurwaarder in zijn verweer heeft aangegeven, niet tuchtrechtelijk laakbaar is. Het is gewoon toegestaan foto’s te maken van inbeslaggenomen zaken. Dat voorkomt discussies over wat er in beslag is genomen en de staat waarin de inbeslaggenomen zaken zich bevinden. Dat de buurman van klaagster “hem” agressief noemde, kan niet als grond voor een klacht van klaagster dienen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klaagster -voor zover voor de beoordeling van belang- het volgende aangevoerd. Iemand kan ook agressief en harteloos zijn, wanneer je geen rekening houdt met de belangen van klaagster. De schuldenaar was haar ex-echtgenoot. Daar deze was verhuisd en zijn goederen mee moest nemen, had de gerechtsdeurwaarder op het adres van klaagster niets meer te zoeken. De gerechtsdeurwaarder was hierover meerdere malen ingelicht. De gerechtsdeurwaarder was dus niet onwetend. Echter hij bleef maar doorgaan met het imponeren van klaagster. De gerechtsdeurwaarder heeft inderdaad geen huisvredebreuk gepleegd. Maar omdat hij het adres van klaagster heeft bezocht, in de wetenschap de schuldenaar daar niet aan te treffen en de inbeslaggenomen zaken evenmin, heeft de gerechtsdeurwaarder de vrede van klaagster ernstig verstoord. Dit heeft bij klaagster psychische en lichamelijke klachten veroorzaakt.

6.2 Er zijn door de gerechtsdeurwaarder tijdens de inbeslagname foto’s gemaakt van een aanhanger in de tuin, welke niet op naam staat van haar ex-echtgenoot, van een motor zonder kenteken, van een scooter die wel op naam van haar ex-echtgenoot staat en een motor die op naam van klaagster stond. Dit betreft een Honda [     ] met als kenteken [     ] welke door de gerechtsdeurwaarder wordt omschreven als de [     ] van haar ex-echtgenoot. De gerechtsdeurwaarder heeft volgens klaagster de verkeerde goederen bij de foto’s geplaatst. Vandaar dat klaagster de foto heeft opgevraagd van het beslag op de Honda. Een [     ] is namelijk geen [     ]. De gerechtsdeurwaarder blijft weigeren de foto af te geven. Wel heeft de gerechtsdeurwaarder er bij klaagster op aangedrongen om dan maar naar zijn kantoor te komen. Dat vindt klaagster gezien de manier van optreden van de gerechtsdeurwaarder en de daarmee gepaard gaande tijd en kosten bezwaarlijk.

6.3 Ten aanzien van hetgeen de gerechtsdeurwaarder aanvoert over de verklaring van haar buurman stelt klaagster dat de buurman en zijn vrouw met een hele andere verklaring komen. Zij verklaren inderdaad dat zij de gerechtsdeurwaarder hadden gezegd beter tussen 17.15 uur en 18.00 uur te komen om haar ex-echtgenoot te spreken. Echter dat er is gezegd dat het recht moest zegevieren en haar ex-echtgenoot zijn financiële verplichtingen moest nakomen, spreekt de buurman met klem tegen. Omdat zijn vrouw er ook bij aanwezig was, kan zij dit bevestigen. De gerechtsdeurwaarder gebood de buurman nog dat hij zijn mond moest houden. Dit bevestigt de vreemde houding van de gerechtsdeurwaarder. De buren hebben een schriftelijke verklaring gegeven.

6.4 Haar ex-echtgenoot heeft de goederen niet aan het beslag onttrokken, maar omdat hij ging verhuizen moest hij zijn spullen meenemen. Van klaagster kan niet worden verwacht dat zij na alles wat zij heeft meegemaakt, ook nog eens een openbare verkoop moet meemaken van goederen van iemand die haar heeft laten zitten. Haar ex-echtgenoot heeft de gerechtsdeurwaarder er ook op gewezen dat op de goederen al door een andere gerechtsdeurwaarder beslag was gelegd. De gerechtsdeurwaarder beroept zich op de wet. Maar hij vergeet gemakshalve dat er vele aanwijzingen waren dat er zich op dat adres geen in beslag genomen zaken meer bevonden. Dan is het onjuist de bewoonster van dat adres hier bij te betrekken. De andere gerechtsdeurwaarder heeft klaagster persoonlijk gevraagd of de goederen op haar adres aanwezig waren, waarop klaagster heeft geantwoord dat de goederen zich niet meer op haar adres bevonden. De gerechtsdeurwaarder wist dus dat er niets viel te verkopen. Enkele weken voor de komst van de collega gerechtsdeurwaarder is er telefonisch contact geweest tussen haar ex-echtgenoot en de gerechtsdeurwaarder. In dat gesprek is voor de eerste keer medegedeeld dat haar ex-echtgenoot niet meer woonachtig was op het adres van beslagname en de goederen daar ook niet meer aanwezig waren. De gerechtsdeurwaarder heeft medegedeeld bijna bij het adres te zijn omdat hij die dag het verkoopbiljet wilde gaan plakken. Hij was dus bijna bij het adres en had de gelegenheid te baat moeten nemen om te constateren of goederen daar nog aanwezig waren. Dat de gerechtsdeurwaarder stelt dat hij niet zelf in de gelegenheid was om te plakken, is dus niet juist. Door de collega werkzaamheden te laten verrichten die hijzelf had kunnen doen heeft de gerechtsdeurwaarder extra kosten gemaakt.

6.5 De gerechtsdeurwaarder beweert zelfs dat klaagster geen belanghebbende is. Dat het tegen haar ex-echtgenoot gewezen vonnis aan klaagster is overhandigd, maakt kennelijk niet dat zij er bij betrokken is. Op welke wijze klaagster het beslag met bijbehorende kosten had kunnen voorkomen indien zij geen belanghebbende is, is klaagster een raadsel. Bovendien heeft haar ex-echtgenoot wel degelijk telefonisch een betaalvoorstel gedaan. De gerechtsdeurwaarder ging hier in eerste instantie mee akkoord maar trok die instemming later in, omdat zijn cliënt dit niet wilde. Op 13 oktober 2016 is nogmaals een betaalvoorstel gedaan, en dat is wederom afgewezen.

6.6 De in beslaggenomen auto is op het werkterrein opgehaald zonder aankondiging. Er is toen schade aangebracht, daar het bergingsbedrijf tot twee maal toe hard achteruit reed en de voorkant van de auto beschadigde. Hiervan zijn foto’s gemaakt. Op dat moment heeft de gerechtsdeurwaarder toegezegd de schade te zullen betalen. Later is hij daarop terug gekomen en heeft hij geweigerd dit naar behoren af te handelen. Op het moment van inbeslagname werd de gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk voor de auto tot de verkoop. Hij had de schade moeten regelen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer stelt voorop dat de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht dient te toetsen en alleen kan oordelen over klachten die in eerste instantie aan de orde zijn geweest. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld.

7.2 De grond als opgenomen onder 6.2 bevat een nieuwe klacht over het niet afgeven van de foto met betrekking tot de volgens klaagster in beslag genomen in haar eigendom toebehorende motorfiets van het merk Honda. Deze klacht is in eerste instantie niet aan de orde gesteld. De kamer merkt daarover ter zijde op dat de gerechtsdeurwaarder zich te strikt opstelt met betrekking tot de door klaagster verzochte afgifte van de van deze motorfiets gemaakte foto. Nu klaagster claimt daarvan eigenaar te zijn, is zij niet te beschouwen als een willekeurige derde. Dit heeft de gerechtsdeurwaarder ter zitting ook beaamd. Echter nu klaagster zich hierover niet in de oorspronkelijke klacht heeft beklaagd, dient dit verder buiten beschouwing te blijven.

7.3 Ten aanzien van de onder 6.3 in verzet aangevoerde grond is de kamer het eens met de beslissing van de voorzitter dat het feit dat de buurman van klaagster die het optreden van de gerechtsdeurwaarder als agressief heeft ervaren, niet als grond kan dienen voor een klacht van klaagster. De schriftelijke door de buurman en zijn echtgenote afgelegde verklaring doet hieraan niet af.

7.4 De onder 6.1 en 6.4 aangevoerde gronden lenen zich voor gezamenlijke behandeling omdat deze de klacht betreffen inzake de tenuitvoerlegging van een vonnis en de openbare verkoop en de aanplakking van het executiebiljet, hetgeen door klaagster is aangeduid als pure pesterij en machtsmisbruik. Althans zo is het optreden van de gerechtsdeurwaarder kennelijk door haar ervaren. Ten aanzien van de openbare verkoop is van toepassing het bij wet van 6 december 2001, Stb. 2001, 580, gewijzigde artikel 463 Rv. Het oude artikel stelde voorop, dat de openbare verkoop werd gehouden op de plaats van de inbeslagname zelf. Bij arrest van 6 januari 1989 (NJ 1989, 387) besliste de Hoge Raad samengevat dat een derde in beginsel niet alleen de beslaglegging, maar ook de executoriale verkoop ter plaatse moet dulden, welke gedoogplicht slechts uitzondering zou lijden indien er sprake zou zijn van in het arrest nadere aangeduide bijzondere omstandigheden, die zouden kunnen maken dat er sprake zou zijn van onrechtmatig handelen. Na de wijziging luidde artikel 463 Rv dat de verkoop in het openbaar zal worden gehouden ten overstaan van de gerechtsdeurwaarder op een door deze daartoe aan te wijzen binnen zijn ambtsgebied gelegen plaats. Op grond van artikel 464 lid 2 Rv dienen de biljetten in elk geval te worden aangeslagen op de plaats waar de zaken zich bevinden en aan die waar de verkoop zal plaatsvinden.

7.5 Ten aanzien van de klacht van klaagster (die als derde heeft te gelden) komt het voorgaande er dus op neer dat de gerechtsdeurwaarder mocht bepalen waar de executoriale verkoop wordt gehouden en dat zij, indien de gerechtsdeurwaarder als plaats van de verkoop bepaalt de plek waar de goederen in beslag zijn genomen, in dit geval bij klaagster, die openbare verkoop zou moeten gedogen. Bijzondere omstandigheden als in het arrest van de Hoge Raad vermeld zijn gesteld noch gebleken. Het is ook niet aan de kamer om in het kader van het tuchtrecht te beslissen of de door de Hoge Raad genoemde uitzondering hier aan de orde is. Bovendien heeft er geen openbare verkoop plaatsgevonden omdat de in beslag genomen goederen al door de ex-echtgenoot van klaagster waren weggehaald.  Dat haar ex-echtgenoot vanaf 13 juni 2016 op het adres van klaagster is uitgeschreven zoals ter zitting is medegedeeld, doet niet af aan de wettelijke verplichting van de gerechtsdeurwaarder om de verkoop aan te plakken op het adres waar de goederen in beslag zijn genomen. Dat aan de gerechtsdeurwaarder herhaaldelijk is medegedeeld dat goederen niet meer aanwezig waren op het adres van klaagster evenmin. De gerechtsdeurwaarder dient zelf te constateren of dit zo is. Daartoe is hij overigens niet in de gelegenheid gesteld omdat onweersproken is gebleven dat hem de toegang tot de tuin is geweigerd. Op grond van het voorgaande kan de kamer zich met verbetering van de motivering verenigen met de beslissing van de voorzitter als hiervoor onder 5.3 staat vermeld.

7.6 De onder 6.5 aangevoerde grond betreft wederom een klacht die niet in eerste instantie aan de orde is gesteld. Bovendien betreft het klachten die haar ex-echtgenoot aangaan, namelijk de door hem aangeboden betalingsvoorstellen die niet zijn geaccepteerd.

7.7 De grond onder 6.6 bevat een nieuwe klacht over een in beslag genomen auto. Deze klacht is evenmin in eerste instantie aan de orde gesteld. Ook deze klacht dient buiten beschouwing te blijven.

8. De slotsom van dit alles is dat de nieuwe klachten in verzet niet aan de orde kunnen worden gesteld en klaagster daarin niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Voor het overige leveren de in verzet tegen de beslissing van de voorzitter aangevoerde gronden geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de beslissing van de voorzitter dient te worden vernietigd. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart klaagster niet ontvankelijk in de door haar in verzet aangevoerde nieuwe klachten ;

-       verklaart het verzet voor het overige ongegrond;

Aldus gegeven door mr. A. Sissing, voorzitter, mr. A.E de Vos en

mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 december 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.