ECLI:NL:TGDKG:2017:18 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW verzet 518.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:18
Datum uitspraak: 03-01-2017
Datum publicatie: 08-03-2017
Zaaknummer(s): GDW verzet 518.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 3 januari 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 3 mei 2016 met zaaknummer 513.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 518.2016 ingesteld door:

[     ],

wonende te [    ],

klager,

tegen:

1. [     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

2. [     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 11 juni 2015, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij brief van 14 juli 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 3 mei 2016 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 18 mei 2016. Bij brief van 22 mei 2016, ingekomen op 25 mei 2016, heeft klager verzet ingesteld. Zowel klager als de gerechtsdeurwaarder hebben de kamer bericht niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 25 oktober 2016 alwaar niemand is verschenen. Van de behandeling ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is nader bepaald op 3 januari 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      Klager is door het gerechtshof  Den Haag bij arrest van 2 september 2014 veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.9963,84  alsmede tot betaling van hetgeen zijn wederpartij onder de beslaglegging te veel aan klager heeft betaald.

b)      Bij exploot van 15 september 2014 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 voormeld arrest aan klager betekend.

c)      Bij brief van 24 september 2014 heeft een medewerker van de gerechtsdeurwaarder klager onder meer het volgende medegedeeld:

“verrekening

Het is juist dat partijen over en weer zijn veroordeeld tot betalingen aan elkaar. In het arrest wordt echter niet gesproken over een verplichte verrekening. Alhoewel dat in de praktijk praktisch kan zijn is het geen bevel van de rechter. Cliënte heeft ons dan ook verzocht tot incasso over te gaan tot het bedrag waarop zij recht heeft, waarover later meer.

bedragen

Het bedrag van € 3.963,84 staat letterlijk in het arrest genoemd. Hierover kan dan ook geen discussie ontstaan. Terugbetaling van het bedrag van hetgeen cliënte te veel aan u heeft betaald: Deurwaarder [     ] heeft bevestigd dat zij  € 26.622,70 hebben ‘geïncasseerd.’ Dat hiervan wellicht slechts € 25.000,00 voor u was bestemd doet daar niets aan af. Cliënte heeft € 26.622,70 betaald en de rechter heeft in het arrest bepaald dat u dit dient terug te betalen. De rechter heeft geen onderscheid gemaakt tussen ‘openstaande posten’ en beslagkosten.

tegenvordering

Hierover is al uitvoerig gediscussieerd. Cliënte hanteert de officiële wisselkoers. U hanteert een niet officiële wisselkoers van een grenswisselkoers waar cliënte niet akkoord mee gaat.

Uw stelling dat er sprake is van onjuiste informatie, leugens of oplichting is dan ook absoluut nergens op gebaseerd. Het indienen van klachten gaat ons inziens dan ook te ver en is absoluut onnodig.

Cliënte heeft het bedrag van € 8150,24 in goede orde ontvangen. Wij hebben bevel gedaan voor een bedrag van € 30683,01. Hiervan resteert thans nog € 22532,77. Indien u een beroep wenst te doen op verrekening kan er € 16887,10 verrekend worden zodat er een bedrag resteert van € 5645, 67. Wij gaan niet meer met u in discussie over de hoogte van dit bedrag. Wij stellen u nog eenmaal in de gelegenheid om het bedrag van € 5645,67 binnen drie dagen na heden aan ons te voldoen zodat de zaak afgewikkeld kan worden.”

d)     Bij e-mail van 18 februari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klager onder meer geschreven: ”In onze brief van 24 september 2014 hebben wij u enkel op de hoogte gebracht van het standpunt van (de advocaat van) uw tegenpartij en u gesommeerd tot betaling over te gaan. Wij hebben u nimmer beschuldigd van criminele activiteiten en valsheid in handelen en kunnen u daar dan ook geen excuus voor aanbieden. Sindsdien houden wij de zaak aan op verzoek van onze opdrachtgever. Zodra deze ‘status’ verandert  zullen wij u op de hoogte brengen”

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder bevel tot betaling te hebben gedaan voor een onjuist bedrag. Klager voert aan dat de advocaat van de wederpartij hem bij brief van 4 september 2014 heeft verzocht om een geldbedrag van € 13.699,44 aan haar te betalen op grond van het arrest van 2 september 2015 van het Gerechtshof Den Haag. Klager heeft de advocaat bij brief van 10 september 2014 medegedeeld dat hij met correcte wisselkoers uit Polen binnen 14 dagen een bedrag van € 8.150,24 zou overmaken. Ondanks het feit dat de advocaat wist dat haar cliënte dit bedrag van klager had ontvangen, heeft zij de gerechtsdeurwaarder opdracht gegeven het arrest te beteken met bevel tot betaling van een bedrag van € 30.591,10. De gerechtsdeurwaarder is nalatig geweest en heeft zich niet laten informeren of de door de advocaat verstrekte informatie juist en correct was. Voor een gerechtsdeurwaarder dient het duidelijk te zijn, dat als het gaat over buitenlandse wisselkoersen, er voorzichtig en grondig te werk moet worden gegaan. Een gesprek met de gerechtsdeurwaarder heeft niets opgeleverd. Klager is te kennen gegeven dat hij gebruik maakt van een onofficiële wisselkoers en dat zijn bon van 5 september 2015 vals was. Klager heeft de gerechtsdeurwaarder verzocht om zijn beschuldigingen te onderbouwen. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn brief van 24 september 2014 aangegeven dat uit het arrest volgde dat klager hetgeen teveel door de wederpartij was betaald ook moest terug betalen. Dat is onjuist. De advocaat van klager heeft de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder duidelijk gemaakt, dat haar stelling over wisselkoers en de door de andere gerechtsdeurwaarder geinde bedragen onjuist was. Klager heeft de gerechtsdeurwaarder verzocht, om zijn dubieuze beschuldigingen terug te nemen en een excuus aan te bieden, maar dat wordt niet gedaan. Klager verzoekt om de gerechtsdeurwaarders te verplichten om bewijzen te leveren van hun beweringen over een officiële wisselkoers en van het door de andere gerechtsdeurwaarder geinde bedrag. Klager verzoekt daarnaast om toekenning van een schade vergoeding van € 7.500,00 en de gerechtsdeurwaarders een maximale boet op te leggen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht eerst overwogen dat als uitgangspunt geldt dat de gerechtsdeurwaarder in beginsel zijn ministerie dient te verlenen, wanneer hem wordt verzocht een titel te betekenen en te executeren. Van de gerechtsdeurwaarder mag wel worden verwacht dat als hij een titel betekent en bevel tot betaling doet van een bepaald bedrag, hij zich ervan heeft vergewist dat die titel een grondslag biedt voor het te geven bevel tot betaling.

5.2 De voorzitter heeft verder overwogen dat het gaat om de tenuitvoerlegging van een arrest waarbij tussen klager en de (opdrachtgever van de) gerechtsdeurwaarder discussie is ontstaan welk bedrag klager diende te voldoen. In elk geval biedt het arrest grondslag voor het doen van bevel tot betaling van een bedrag van € 3.963,84. Dat bedrag staat expliciet in het arrest vermeld. Daarnaast is klager in dat arrest veroordeeld tot betaling van hetgeen zijn wederpartij onder de beslaglegging te veel aan klager heeft betaald. De gerechtsdeurwaarder stelt in zijn brief van 24 september 2014 aan klager dat gerechtsdeurwaarder [     ] heeft bevestigd dat er een bedrag van € 26.622,70 is geïncasseerd. Daarvan wordt door klager in de 8e alinea van zijn reactie daarop van 26 september 2014 erkend dat hij een bedrag van € 25.000,00 moet betalen. In die zin is er sprake van een onbetwistbaar door klager verschuldigd bedrag dat voor executie vatbaar was (ECLI:NL:GHAMS:2014:62).

5.3 Voorts heeft de voorzitter overwogen dat ten aanzien van de discussie over de wisselkoers van de Poolse Zloty geldt dat dit het kader van het tuchtrecht voorbijgaat. Dat geldt ook voor het standpunt van klager dat met betaling van het bedrag van € 8.150,27 het dossier was gesloten. Anders dan klager meent is er ook geen sprake van onjuiste informatie of leugens van de gerechtsdeurwaarder. In de brief van 24 september 2014 geeft de gerechtsdeurwaarder slechts weer wat hij van de opdrachtgever heeft vernomen.

5.4 De voorzitter heeft als laatste overwogen dat anders dan klager blijkbaar meent een tuchtprocedure als deze - nog daargelaten de vraag of hiervoor aanleiding zou bestaan - geen ruimte biedt voor het toekenning van een schadevergoeding.

6. De gronden van het verzet

Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. Klager is samengevat van mening dat de voorzitter te oppervlakkig in zijn beoordeling is geweest. Het feit dat de voorzitter de klacht van klager over de juiste verrekening van Euro naar Poolse Zloty niet heeft behandeld, vind klager vreemd. Voor klager is het onbegrijpelijk dat de gerechtsdeurwaarders daarop nadrukkelijk hebben aangedrongen. Ook gaat de voorzitter niet in op de stelling dat de gerechtsdeurwaarders niet meer met klager in discussie wensen te reden over de hoogte van het bedrag. Klager verwijst naar een zitting van de Raad van Discipline te [     ] van 25 februari 2016 waaruit naar voren is gekomen dat de advocaat van de wederpartij nooit een opdracht aan de gerechtsdeurwaarders heeft verstrekt om het door de gerechtsdeurwaarders gevorderde bedrag te innen. De advocaat heeft ook verklaard dat het voor haar ook niet duidelijk is welke juiste omrekenfactoor moet worden gehanteerd in verrekening tussen Euro’s en de Poolse Sloty. Klager is van mening dat gelet op het ontbreken van bewijzen van de klacht van de wederpartij uitgegaan moet worden van de bewijzen van klager. De advocaat was van mening dat klager juist heeft gehandeld door haar berekening van 4 september 2014 als basis te gebruiken om de zaak af te ronden. Dat de gerechtsdeurwaarders een dergelijke opbracht van de advocaat van de wederpartij hebben ontvangen is dus niet juist. Klager herhaalt dat de wederpartij akkoord is gegaan met het concept van  de eindverrekening van 4 september 2014. Het enige verschil van mening was de wisselkoers tussen Euro en Poolse Zloty. Het voorgaande houdt volgens klager in dat de gerechtsdeurwaarders de opdracht naar eigen inzicht heeft uitgevoerd. Klager blijft erbij dat de gerechtsdeurwaarders hem hebben beledigd en hem hebben weggezet als een leugenaar.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt.

7.2 Klager kan niet worden gevolgd in zijn stelling dat de voorzitter te oppervlakkig is geweest in zijn beoordeling. De voorzitter heeft de klacht van klager over de juiste verrekening van Euro naar Poolse Zloty terecht niet behandeld. De discussie over de wisselkoers van de Poolse Zloty past niet in het kader van het tuchtrecht. Een dergelijke discussie dient te worden gevoerd bij de gewone rechter. Dat geldt ook voor de discussie over welk bedrag klager verschuldigd was. Met de voorzitter is de kamer ook van oordeel dat er geen sprake is van onjuiste informatie of leugens van de gerechtsdeurwaarder. In elk geval kan dat op basis van de stukken niet worden vastgesteld.

7.4 Gelet op het voorgaande acht de kamer de beslissing van de voorzitter dan ook juist en wordt er beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en A.M. Maas , leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 januari 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.