ECLI:NL:TGDKG:2017:173 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/632300 / DW RK 167/715

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:173
Datum uitspraak: 14-11-2017
Datum publicatie: 23-11-2017
Zaaknummer(s): C/13/632300 / DW RK 167/715
Onderwerp: BFT
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij na het ingediende herstelplan niet voldoende pro actief heeft gehandeld om de negatieve ratio’s aan te pakken. Gesteld noch gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder, anders dan dat er een negatieve bedrijfsvoering bestond, overigens tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder steeds openheid van zaken heeft gegeven. Het BFT heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat de gerechtsdeurwaarder met de door hem verrichte acties onvoldoende actief en voortvarend heeft gehandeld, zoals hem wordt verweten. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 14 november 2017 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/632300 / DW RK 167/715 ingesteld door:

Bureau Financieel Toezicht (BFT) ,

gevestigd te Utrecht,

klager,

gemachtigde: [  ],

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 14 juli 2017, heeft klager (hierna ook: het BFT) een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 3 augustus 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De gerechtsdeurwaarder heeft zijn verweerschrift aangevuld bij e-mail van 9 september 2017. De gerechtsdeurwaarder heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 3 oktober 2017 alwaar de directeur van klager is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 14 november 2017.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 16 november 2015 heeft het BFT onderzoek verricht bij [  ] ex artikel 30 lid 1 en artikel 31 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

-           Uit het onderzoek van het BFT is gebleken dat per 30 september 2015 sprake was van een negatieve liquiditeits- en solvabiliteitsratio. Ook was sprake van een negatief privé vermogen.

-           Op 27 juni 2016 heeft een normoverdragend gesprek plaatsgevonden, waarbij is afgesproken dat de gerechtsdeurwaarder een herstelplan bij het BFT zou indienen.

-           Op 6 oktober 2016 heeft het BFT een herstelplan ontvangen, dat op verzoek van het BFT is aangevuld op 11 november 2016.

-           In het herstelplan is opgenomen dat de gerechtsdeurwaarder doende is met het realiseren van een samenwerking met [  ] per

1 januari 2017. Tevens is aangegeven dat maatregelen zijn genomen om de negatieve ontwikkeling tot staan te brengen.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder - samengevat - dat hij niet heeft voldaan aan de bestuursregel houdende minimumeisen voor de liquiditeitsratio en solvabiliteitsratio van de gerechtsdeurwaarder. Sinds het opstellen van het herstelplan is niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder actief en voortvarend aan een oplossing werkt. Van een samenwerking met [  ] gerechtsdeurwaarders is (nog) geen sprake. Tevens is niet gebleken dat de financiële positie van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder is verbeterd.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder stelt zich samengevat op het standpunt dat hij de dossiers, de DBR-gerelateerde beslagen en de derdenrekening per 1 september 2017 heeft overgedragen aan collega gerechtsdeurwaarder [  ] van [  ]. Verder is een groot deel van de kosten gereduceerd door verkoop van het kantoorpand op 1 juli 2017. Al het personeel  was al ontslagen of is zelf vertrokken. De accountant is doende de boeken te sluiten. De vorderingen die de gerechtsdeurwaarder als crediteur/directeur heeft zullen voor het overgrote deel worden weggeschreven, waarna de BV zal worden opgeheven. De gerechtsdeurwaarder heeft zijn ontslag bij het Ministerie aangevraagd en zal 15 oktober 2017 defungeren.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij na het ingediende herstelplan niet voldoende pro actief heeft gehandeld om de negatieve ratio’s aan te pakken. Gesteld noch gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder, anders dan dat er een negatieve bedrijfsvoering bestond, overigens tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder steeds openheid van zaken heeft gegeven. De gerechtsdeurwaarder heeft verder aangegeven dat zijn collega gerechtsdeurwaarder, nadat het herstelplan was opgemaakt, wegens burn-outachtige klachten thuis is gebleven. Tevens is de beoogde samenwerking, zoals is opgenomen in het – door het BFT geaccordeerde –  herstelplan, niet gelukt. Daarna heeft de gerechtsdeurwaarder de koers verlegd naar overname van zijn praktijk door een andere deurwaarder, wat er inmiddels toe heeft geleid dat zijn kantoor is gesloten en hij per 15 oktober 2017 defungeert. Het BFT heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat de gerechtsdeurwaarder hiermee onvoldoende actief en voortvarend heeft gehandeld, zoals hem wordt verweten.

4.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. W.M. de Vries en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 november 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.