ECLI:NL:TGDKG:2017:15 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW verzet 896.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:15
Datum uitspraak: 03-01-2017
Datum publicatie: 08-03-2017
Zaaknummer(s): GDW verzet 896.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Beslag op eigendom derden. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 3 januari 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 2 augustus 2016 met zaaknummer 757.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 896.2016 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlage van 6 september 2015, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 5 oktober 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

Bij beslissing van 2 augustus 2016 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 4 augustus 2016. Bij brief van 14 augustus 2016, ingekomen op 16 augustus 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 25 oktober 2016 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is nader bepaald op 3 januari 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      Op 21 juli 2015 heeft een collega-gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op de roerende zaken van klager.

b)                  Op 27 juli 2015 heeft klager geklaagd over de beslaglegging, omdat er ook beslag was gelegd op goederen die toebehoorden aan derden.

c)      Tussen de gerechtsdeurwaarder en klager is over de in beslag genomen zaken gecorrespondeerd bij brieven van 28 augustus 2015 (gerechtsdeurwaarder aan klager), 6 september 2015 (klacht van klager aan gerechtsdeurwaarder), 8 september 2015 (reactie gerechtsdeurwaarder op brief van 6 september 2015 van klager), 10 en 15 september 2015 (klager aan gerechtsdeurwaarder), 1 en 9 oktober 2015 (gerechtsdeurwaarder aan klager).

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat er op 21 juli 2015 een gerechtsdeurwaarder bij hem thuis is geweest om beslag op roerende zaken te leggen en hij niet alleen op zijn goederen, maar ook op goederen toebehorend aan derden beslag heeft gelegd, ondanks overgelegd bewijs dat deze goederen niet van klager zijn. Dit beslag is dus onrechtmatig.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft samengevat op de klacht overwogen dat wanneer een gerechtsdeurwaarder beslag legt op zaken waarop een derde eigendom pretendeert, is het aan die derde om zich tegen het beslag te verzetten. De enkele pretentie van derden, zelfs indien gestaafd door bewijsstukken, noopt de gerechtsdeurwaarder niet tot het buiten het beslag houden van die zaken. Het moment van het leggen van beslag is niet het moment waarop kan worden uitgezocht aan wie de in beslaggenomen zaken toebehoren.

5.2 De voorzitter heeft verder overwogen dat de gerechtsdeurwaarder in zijn verweerschrift uitvoerig heeft uiteengezet dat hij na de beslaglegging zo goed mogelijk heeft gecontroleerd welke goederen al dan niet onder het beslag mogen vallen. Hij heeft hier gehandeld als een goed gerechtsdeurwaarder betaamt en van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

6. De gronden van het verzet

6.1 Klager heeft in verzet aangevoerd dat op 21 juli 2015 door de gerechtsdeurwaarder beslag is gelegd op een aantal goederen die zich in de woning van de vriendin van klager bevonden. Van de in beslag genomen zaken is een lijst opgemaakt die nauwelijks professioneel is te noemen en een andere lijst is dan lijst die de gerechtsdeurwaarder aan de kamer heeft verzonden. Die lijst heeft klager nooit ontvangen. Naar aanleiding van de aanzegging van de verkoop heeft klager de gerechtsdeurwaarder een staat van ingebrachte aanbrengsten en bewijsstukken toegezonden waaruit bleek dat vrijwel alle goederen waarop beslag was gelegd niet van klager waren. Dat de gerechtsdeurwaarder hem niet te woord wilde staan én ook niet op zijn schijven van 27 juli 2015 heeft gereageerd acht klager onzorgvuldig. Op 28 augustus 2015 heeft klager een schrijven van de gerechtsdeurwaarder ontvangen waarin wordt medegedeeld dat ze zijn ingebrachte staat van aanbrengsten respecteerden maar op de overige bewijsstukken niet ingaan. Wederom een flagrante schending van de rechten van klager.

6.2 Pas nadat klager op 6 september 2015 een officiële klacht had ingediend veranderde de houding van de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 8 september 2015 wordt het beslag op meerdere zaken ineens toch opgeheven. De brief van 8 september 2015 eindigt met de mededeling dat de gerechtsdeurwaarder de klacht als afgehandeld beschouwt. Klager acht dit typerend voor de onzorgvuldige werkwijze van de gerechtsdeurwaarder. Het is immers niet de gerechtsdeurwaarder die bepaalt of een klacht is afgehandeld maar klager. Bij brief van 10 september 2015 heeft klager de gerechtsdeurwaarder daarom geschreven dat hij de klacht allerminst als afgehandeld beschouwde en zijn officiële klacht jegens de gerechtsdeurwaarder wilde handhaven. De gerechtsdeurwaarder is daarop niet meer teruggekomen. Op 15 september 2015 heeft klager wederom aanvullend informatie over bepaalde zaken aan de gerechtsdeurwaarder toegezonden en heeft hem nogmaals gewezen op zaken die nog steeds onder het beslag vielen terwijl daarvoor al bewijs was aangeleverd dat het beslag op die zaken eraf zou moeten. Op 1 oktober 2015 heeft klager een brief ontvangen waarin het beslag op andere zaken werd opgeheven. Bij brief van 9 oktober 2015 werd medegedeeld dat het beslag op nog meer zaken werd opgeheven.

Klager acht de werkwijze van de gerechtsdeurwaarder uiterst onzorgvuldig en manipulerend. Hij heeft geprobeerd klager te intimideren en klem te zetten op een ongeoorloofde wijze. De gerechtsdeurwaarder heeft stelselmatig goed bewijsmateriaal met betrekking toe het eigendom van zaken terzijde gelegd om dat pas later na bezwaar van klager te honoreren.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 In de procedure in verzet kan de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten worden aangevuld. Voor zover klager zich beklaagd over de als productie 1 bij het verzet opgestelde lijst en de afhandeling van de door hem bij de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht, dient hij daarin niet ontvankelijk te worden verklaard.

7.2 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de kamer voor het overige niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt.

7.3 De voorzitter heeft terecht overwogen dat het moment van het leggen van beslag niet het moment is waarop kan worden uitgezocht aan wie de in beslaggenomen zaken toebehoren. Uit de stukken blijkt dat de gerechtsdeurwaarder nadat het beslag was gelegd op aangeven van klager telkens zaken uit het beslag heeft gehaald. Dat hiermee soms enige tijd is gemoeid is niet tuchtrechtelijk laakbaar omdat het bewijsmateriaal niet altijd klip en klaar is en daarom ook niet direct goed kan worden beoordeeld. Voor de zaken waar het beslag gehandhaafd werd resteert (de vriendin van) klager niets anders de kwestie voor te leggen aan de gewone rechter. Het tuchtrecht is niet de geëigende weg om dit geschil te beslechten. Dat klager de hele behandeling heeft ervaren als zijnde manipulatief wil nog niet zeggen dat daarmee objectief vast komt te staan dat aldus door de gerechtsdeurwaarder is gehandeld.

7.4 Gelet op het voorgaande acht de kamer de beslissing van de voorzitter dan ook juist en wordt er beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart klager niet ontvankelijk in zijn klachten als vermeld onder 7.1;

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en A.M. Maas , leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 januari 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.