ECLI:NL:TGDKG:2017:148 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/609502 / DW RK 16/580

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:148
Datum uitspraak: 13-06-2017
Datum publicatie: 13-09-2017
Zaaknummer(s): C/13/609502 / DW RK 16/580
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

 KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 13 juni 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 17 mei 2016 met zaaknummer C/13/590278 / DW RK 15/582 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/609502 / DW RK 16/580 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 6 juli 2015 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 17 september 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 17 mei 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 24 mei 2016. Bij email van 5 juni 2016 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 18 april 2017, alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 13 juni 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

4. De oorspronkelijke klacht

In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat deze ten onrechte een vordering ter incasso ter hand heeft genomen.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat tegenover het verweer van de gerechtsdeurwaarder, waarbij hij de gang van zaken duidelijk heeft toegelicht, zijn de enkele stellingen van klager niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen. De gerechtsdeurwaarder heeft terecht aangevoerd dat hij een vordering niet inhoudelijk behoeft te beoordelen. Dat is uiteindelijk aan de rechter. Een gerechtsdeurwaarder aan wie een vordering ter incasso wordt overgedragen, behoeft slechts summierlijk te toetsen of er sprake kan zijn van een vorderingsrecht en dient bezwaren tegen de vordering aan zijn opdrachtgever voor te leggen. Indien deze de vordering handhaaft en tot dagvaarding overgaat, kan klager zijn bezwaren ter beoordeling aan de kantonrechter voorleggen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de voorzitter de zaak kennelijk niet goed heeft begrepen. De voorzitter van de Raad van Bestuur van de opdrachtgever, DSW Zorgverzekeraar te Schiedam, heeft in zijn brief van 5 juni 2015 zijn verontschuldigingen aangeboden en bevestigd dat de incassoprocedure stopgezet was. Ondanks dit schrijven probeert de gerechtsdeurwaarder de vordering toch te incasseren. In de beoordeling wordt uitgegaan van het verweerschrift en krijgt eiser niet eens de mogelijkheid de daarin vermelde onwaarheden te weerleggen. De vordering was reeds op 5 juni 2015 ingetrokken, echter eerst op 9 juli 2015 sluit de gerechtsdeurwaarder het dossier. Vijf weken later. Door het verlenen van uitstel voor verweer is de gerechtsdeurwaarder alle mogelijkheid geboden om de feiten te verdraaien. Dat daar in de beslissing aan voorbij wordt gegaan is niet acceptabel en creëert een vrijbrief voor dit soort ondernemingen om door te gaan met hun praktijken.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. Volgens vaste rechtspraak van de kamer mag de gerechtsdeurwaarder bij een opdracht tot incasso van een vordering als de onderhavige in eerste instantie afgaan op de gegevens die hij van zijn opdrachtgever ontvangt. Er bestaat geen rechtsregel die de gerechtsdeurwaarder verplicht tot het instellen van een onderzoek of de aangeboden vordering correct is. Indien aan een gerechtsdeurwaarder een vordering ter incasso wordt voorgelegd en een debiteur daartegen bezwaren maakt, dient de gerechtsdeurwaarder die bezwaren voor te leggen aan zijn opdrachtgever.

7.2 Naar aanleiding van de klacht van klager heeft de gerechtsdeurwaarder klager bij brief van 6 mei 2015 medegedeeld dat de incasso voorlopig werd aangehouden tot er duidelijkheid was. Die duidelijkheid is klager door de opdrachtgever verschaft bij e-mail van 8 juli 2015. In die e-mail wordt verwezen naar de op 5 juni 2015 aan klager verschafte informatie. Klager heeft ter zitting inzage gegeven in de door hem in de gronden van het verzet genoemde brief. In die brief zijn klager inderdaad verontschuldigingen aangeboden. Echter niet over het te betalen bedrag, maar over de lange duur van de afhandeling van de klacht. In deze brief wordt net als in de e-mail van 5 juni 2015 samengevat medegedeeld dat de vordering terecht was ingesteld, de incassoprocedure was opgeschort en klager uitstel tot betaling was verleend tot 6 augustus 2015. Ter zitting heeft  klager ook medegedeeld dat de vordering door hem is voldaan.

7.3 Uit het voorgaande volgt dat de gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter geen nieuwe gezichtspunten opleveren. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient ongegrond te worden verklaard.

8. Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, en mr. L. van Berkum en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juni 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.