ECLI:NL:TGDKG:2017:139 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/597610 / DW RK 15/1056

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:139
Datum uitspraak: 20-06-2017
Datum publicatie: 13-09-2017
Zaaknummer(s): C/13/597610 / DW RK 15/1056
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   Betwisting betekening van het vonnis, achterlaten betekeningstukken op een onjuist adres, beslag te laat beëindigd, schending van artikel 4 van de verordening, onjuiste vermelding van het verschuldigde bedrag. Hoewel het gaat om de betekening van een authentieke akte waarvan de bewijskracht op voorhand vaststaat, kan dit in het onderhavige geval niet als vaststaand worden aangenomen. Uit de wet volgt dat indien de gerechtsdeurwaarder een exploot betekent hij actie onderneemt om zich ervan te vergewissen of er iemand aanwezig is aan wie hij rechtsgeldig het afschrift kan laten. Op gronden als omschreven in de uitspraak heeft de gerechtsdeurwaarder die actie niet ondernomen. Het achterlaten van de betekeningstukken op het onjuiste adres is niet door de gerechtsdeurwaarder is weersproken zodat ook de klacht op dit punt gegrond is. Dat de Bank niet direct aan het verzoek tot opheffing heeft voldaan kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. De klacht dat de organisatie van zijn kantoor niet aan de eisen van een goede praktijkuitoefening voldoet is ongegrond. Fouten veroorzaakt door het automatiseringssysteem komen voor rekening van de gerechtsdeurwaarder. De klachten zijn deels gegrond. In aanmerking genomen dat gelet op de dwingende bewijskracht van een exploot bij de betekening daarvan grote zorgvuldigheid moet worden betracht, wordt de maatregel van berisping met aanzegging opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 juni 2017 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/597610 / DW RK 15/1056 ingediend door:

1. [     ],

gevestigd te [     ],

2. [     ],

wonende te [     ],

3. [     ],

wonende te [     ],

klagers,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 19 november 2015 hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 22 december 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 2 mei 2017 alwaar klager sub 3 en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 20 juni 2017.

1. De feiten

a)     Bij vonnis van 8 juli 2015 zijn klagers veroordeeld tot het betalen van een hoofdsom van € 9,20, vermeerderd met de proceskosten ad € 358,84 en rente. Bij exploot van 16 juli 2015 is het vonnis aan klagers betekend.

b)     Op 21 juli 2015 hebben klagers een bedrag van € 368,06 overgemaakt aan de gerechtsdeurwaarder.

c)     Bij brief van diezelfde datum heeft de gerechtsdeurwaarder klagers gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 936,72.

d)     Bij brief van 30 juli 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder de door klagers gedane betaling van € 368,06 bevestigd en medegedeeld dat het restant verschuldigde € 104,92 bedroeg.

e)     Op 28 augustus 2015 is beslag gelegd onder de ING Bank N.V. ten laste van klagers.

f)      Bij brief van 7 september 2015 hebben klagers bezwaar gemaakt tegen het bankbeslag en de nakosten van de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 10 september 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder op die brief gereageerd.

g)     Bij e-mails van 10 en 21 september 2015 hebben klagers onder meer om een afschrift van de betekeningstukken verzocht.

h)     Bij e-mail van 22 september 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een kopie van de betekening van het vonnis aan klagers toegezonden.

i)      Bij e-mail van 25 september 2015 hebben klagers de eerdere ontvangst van het vonnis betwist en medegedeeld dat het verschuldigde bedrag onder protest zal worden voldaan. In aansluiting op die e-mail hebben klagers bewijsstukken gevoegd waaruit zou blijken dat het garagebedrijf van klagers open was, met het verzoek aan te geven op welk tijdstip de gerechtsdeurwaarder het vonnis heeft betekend.

j)      De gerechtsdeurwaarder heeft klagers bij e-mail van 28 september 2015 medegedeeld dat een exact tijdstip van de betekening van het vonnis niet kan worden gegeven, maar dat de gerechtsdeurwaarder het adres van klagers aan het einde van de dag heeft bezocht. Verder heeft de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat het verschuldigde bedrag € 303,99 bedraagt.

k)     Bij e-mail van 29 september 2015 verzonden brief heeft de gerechtsdeurwaarder de bank medegedeeld dat het beslag met onmiddellijke ingang als opgeheven kon worden beschouwd.

l)      Bij e-mail van 8 oktober 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klagers medegedeeld dat de betaling van klagers is ontvangen en dat op 29 september 2015 aan de bank is doorgegeven dat het beslag kon worden opgeheven.

m)   Bij e-mail van 12 oktober 2015 geven klagers aan dat het bankbeslag nog steeds niet is opgeheven.

n)     Op 12 oktober 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klagers een door de ING aan hem verzonden e-mail toegezonden waarin wordt bevestigd dat het bankbeslag ten aanzien van klagers is opgeheven.

2. De klacht

2.1 Klagers betwisten de betekening van het vonnis, nu die niet in persoon heeft plaatsgevonden, terwijl de onderneming van klagers de gehele dag geopend was. Mogelijk heeft de gerechtsdeurwaarder het betreffende stuk op het verkeerde adres achtergelaten, net zoals dit het geval was met de betekeningstukken van het gelegde derdenbeslag. Klagers achten het volstrekt ongeloofwaardig en onzorgvuldig dat de gerechtsdeurwaarder zegt niet in staat te zijn het tijdstip te noemen waarop hij de betekeningstukken heeft achtergelaten. Klagers waren nog tot laat in hun keuringsstation aanwezig die dag.

2.2 Klagers zijn verder van mening dat het achterlaten van de betekeningstukken op het onjuiste adres, eveneens zijn te kwalificeren als onzorgvuldig handelen door de gerechtsdeurwaarder.

2.3 Daarnaast is het volgens klagers onrechtmatig gelegde beslag eerst op 12 oktober 2015 beëindigd, terwijl namens de gerechtsdeurwaarder wordt gesteld dat het verzoek tot beëindiging van het bankbeslag door hem op 29 september 2015 aan de bank zou zijn gestuurd. Tot nu toe is hiervan niet gebleken. Mocht van de zijde van de gerechtsdeurwaarder niet aannemelijk gemaakt kunnen worden dat op 29 september 2015 aan de bank het verzoek is gedaan om het bankbeslag te beëindigen, is dit eveneens te kwalificeren als onzorgvuldig handelen, wat bovendien ook nog eens niet voortvarend is. Gelet op het vorenstaande is er sprake van schending van artikel 3 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders.

2.4 Voorts zijn klagers van mening dat er sprake is van schending van artikel 4 van deze verordening, inhoudende dat de gerechtsdeurwaarder ervoor zorgt dat de inrichting en de organisatie van zijn kantoor voldoen aan de eisen van een goede praktijkuitoefening. Voor zover de stelling van de gerechtsdeurwaarder juist is, dat hij niet meer kan achterhalen wanneer hij de betekeningstukken bij klagers heeft achtergelaten, voldoet de inrichting en de organisatie van zijn kantoor niet aan de eisen van een goede praktijkuitoefening.

2.5 Als laatste zijn klagers van mening dat de onjuiste vermelding van het verschuldigde bedrag ad € 936,72 in de brief van 21 juli 2015 en de vermelding van € 111,56 aan nakosten in de brief van 30 juli 2015 leidt tot schending van artikel 10 van voornoemde verordening. De gerechtsdeurwaarder heeft niet nauwgezet en zorgvuldig betreffende deze financiële aangelegenheden gehandeld en hij heeft onnodige kosten gemaakt.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarders heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn de gerechtsdeurwaarders, waarnemend- en toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder en toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in voormelde zin.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel 2.1 overweegt de kamer als volgt. Een door een gerechtsdeurwaarder uitgebracht exploot is een authentieke akte die op grond van artikel 157 lid 1 Rv tegen een ieder dwingend bewijs oplevert van hetgeen de gerechtsdeurwaarder daarin binnen de kring van zijn bevoegdheid omtrent zijn waarnemingen en verrichtingen heeft verklaard, zulks behoudens (artikel 151 lid 2 Rv) tegenbewijs. De mededeling in het exploot, dat de gerechtsdeurwaarder op het in het exploot vermelde adres een afschrift van het origineel heeft gelaten in een gesloten envelop met daarop de vermeldingen als wettelijk voorgeschreven, omdat hij aldaar niemand aantrof aan wie rechtsgeldig afschrift kon worden gelaten, wordt door de gerechtsdeurwaarder gedaan binnen de kring van zijn bevoegdheid en heeft daarom dwingende bewijskracht. De stelling van de gerechtsdeurwaarder, dat de exploten zijn achtergelaten aan het adres van klagers op de wijze als in de exploten staat vermeld, is in het kader van het tuchtrecht daarom voorshands als vaststaand aan te nemen.

4.3 In het onderhavige geval kan dit echter niet als vaststaand worden aangenomen. De wet geeft in art. 47 Rv. de mogelijkheid om afschrift aan de woonplaats achter te laten in een gesloten envelop, indien de deurwaarder aan geen van de in artikel 46, eerste lid Rv. bedoelde personen afschrift kan laten. Hieruit volgt dat de gerechtsdeurwaarder actie onderneemt om zich ervan te vergewissen of er iemand aanwezig is aan wie hij rechtsgeldig het afschrift kan laten. In het geval van vennootschappen onder firma schrijft de wet in art 51 lid 1 Rv onder meer voor dat de betekening kan geschieden aan het kantoor. Dat veronderstelt dat je bij het kantoor, in dit geval een garage, aanbelt. Ter zitting is aan de hand van beelden van “Google Street View” de situatie ter plaatse bekeken. Te zien was dat de garage was gevestigd in een boerenschuur op ongeveer 20 meter afstand van de openbare weg. In het midden van de schuur waren tweegaragedeuren te zien met in de rechtergaragedeur een aparte deur met een brievenbus. Aan de linkerkant van het terrein behorende bij de garage, was een hekwerk te zien dat de afscheiding vormde van de tuin behorende bij het woonhuis links van de garage. Op ongeveer twee meter van de openbare weg was tegen dat hekwerk een groene brievenbus te zien die aan een ijzeren paal was bevestigd.

4.4 De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting verklaard dat hij het terrein waar de garage zich bevond niet is opgelopen omdat hij vanaf de openbare weg heeft geconstateerd dat de garage gesloten was. Daarom heeft hij de exploten gedeponeerd in de groene brievenbus vooraan de openbare weg.

4.5 De kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder door aldus te handelen niet heeft gehandeld als een goed gerechtsdeurwaarder betaamt. Met het oog op authenticiteit van de akte en het daaraan te ontlenen bewijs mag worden verwacht dat bij de betekening getracht wordt het afschrift op de juiste wijze achter te laten. Dat had de gerechtsdeurwaarder moeten doen door de gebruikelijke werkwijze te volgen, in dit geval, zoals de gerechtsdeurwaarder eerder had gedaan, het terrein waar de garage is gevestigd op te lopen en bij de deur van de garage aan te bellen of aan te kloppen. Pas als er dan na aanbellen of aankloppen niemand was aangetroffen kan vast staan dat de gerechtsdeurwaarder het afschrift aan geen van de in artikel 46, eerste lid, bedoelde personen kan laten, zodat hij overeenkomstig art. 47 Rv. de afschriften van de exploten in een gesloten envelop in de brievenbus mocht achterlaten. Daarbij doelt de Kamer op de brievenbus van de deur die in de garagedeur was aangebracht. Nu zijn de exploten achtergelaten in de brievenbus van de buurvrouw van klagers aan het tuinhek.

4.6 De kamer laat daarbij in het midden of er al dan niet iemand aanwezig was aan wie rechtsgeldig afschrift kon worden gelaten. Zij verwijt de gerechtsdeurwaarder onvoldoende te hebben gedaan om dit vast te stellen. Het vermelden van een tijdstip waarop het exploot is gelaten is niet wettelijk vereist. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij ergens tussen 18.30 uur en 19.30 uur in de avond is langs geweest. Dat laat ook de mogelijkheid open dat de garage gesloten was. De door klagers overgelegde bewijsstukken maken dit niet anders omdat het aan- en afmelden van gekeurde voertuigen bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer ook kan geschieden als het bedrijf gesloten is.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel 2.2 overweegt de kamer dat het achterlaten van de betekeningstukken op het onjuiste adres niet door de gerechtsdeurwaarder is weersproken zodat ook de klacht op dit punt gegrond is. Aangenomen moet worden dat ook die exploten weer zonder het terrein op te lopen in de brievenbus van de buurtvrouw van klagers zijn achtergelaten.

4.8 Ten aanzien van klachtonderdeel 2.3 blijkt uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde stukken dat hij het verzoek om het beslag ten aanzien van klagers te beëindigen op 29 september 2015 heeft verzonden en tevens dat de ING dit verzoek op diezelfde datum heeft gelezen. Dat de ING niet direct aan het verzoek tot opheffing heeft voldaan kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. Hij mag er vanuit gaan dat de ING dit doet. Dit klachtonderdeel wordt ongegrond verklaard.

4.9 Ten aanzien van klachtonderdeel 2.4 overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder wettelijk niet gehouden is om het tijdstip van betekening te noteren op het exploot dan wel anderszins bij te houden. Uit het enkele feit dat het exacte tijdstip waarop het vonnis is betekend niet kan worden genoemd, volgt niet dat daarmee de organisatie van zijn kantoor niet aan de eisen van een goede praktijkuitoefening voldoet. De gerechtsdeurwaarder heeft overigens verklaard dat hij de onderneming van klagers naar alle waarschijnlijkheid tussen 18:30 en 19:30 uur heeft bezocht. Dit klachtonderdeel dient ongegrond te worden verklaard.

4.10 De gerechtsdeurwaarder erkent dat er in de automatisering een fout is opgetreden bij het aanmaken en samenvoegen van brieven. Dit heeft geleid tot een onjuiste vermelding van de verschuldigde bedragen in de brieven van 21 juli 2015 en 30 juli 2015. De kamer overweegt dat het hier niet om een enkele verschoonbare vergissing of rekenfout gaat. Fouten veroorzaakt door het automatiseringssysteem komen voor rekening van de gerechtsdeurwaarder. Dat deze fouten, naar de gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd, zijn veroorzaakt doordat tijdens de procedure gedane betalingen niet juist zijn verwerkt, verklaren niet dat er een verkeerd bedrag aan nakosten wordt genoemd.

5. Uit het voorgaande volgt dat de klachtonderdelen met betrekking tot de exploten van betekening van het vonnis, de betekening van de exploten van het gelegde beslag en de fouten in de specificatie van de vordering gegrond dienen te worden verklaard. De kamer acht termen aanwezig na te melden maatregel op te leggen die, omdat de klacht is ingediend in 2015, is gegrond op de Gerechtsdeurwaarderswet van voor 1 juli 2016. De kamer neemt daarbij in aanmerking dat gelet op de dwingende bewijskracht van een exploot bij de betekening daarvan grote zorgvuldigheid moet worden betracht.

6. Beslist wordt daarom als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart klachtonderdelen 2.1, 2.2 en 2.5 gegrond,

-       legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op met de aanzegging, dat indien andermaal een van de in artikel 34, eerste lid, bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen;

-       wijst de klacht voor het overige als ongegrond af.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en

mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juni 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.