ECLI:NL:TGDKG:2017:137 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/612441 / DW RK 16/794

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:137
Datum uitspraak: 20-06-2017
Datum publicatie: 13-09-2017
Zaaknummer(s): C/13/612441 / DW RK 16/794
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Aanpassing beslagvrije voet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 juni 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 12 juli 2016 met zaaknummer C/13/592109/  DW RK 15/692 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/612441 / DW RK 16/794 ingesteld door:

[     ], in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die toebehoren aan [     ],

gevestigd te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 30 juli 2015 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 7 september 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 12 juli 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 12 juli 2016. Bij brief van 18 juli 2016 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 2 mei 2017 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 20 juni 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder – kort gezegd – dat hij weigert de beslagvrije voet aan te passen en een onbeschaamd verzoek heeft gedaan om naast het te hoge beslag een aanvullend betalingsvoorstel te doen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat de beslagvrije voet eerst op de juiste manier kan worden berekend op het moment dat de gerechtsdeurwaarder de beschikking heeft over de door hem gevraagde bewijsstukken. Uit de stukken en de klacht blijkt dat de gerechtsdeurwaarder herhaaldelijk om bepaalde gegevens heeft verzocht. Nu de gevraagde stukken niet door klager zijn overgelegd, kan het niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten dat hij geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek de beslagvrije voet aan te passen.

5.2 Voorts heeft de voorzitter overwogen dat niet valt in te zien op grond waarvan een verzoek tot het doen van een betalingsvoorstel tuchtrechtelijk laakbaar zou zijn.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat het verweer van de gerechtsdeurwaarder is gebaseerd op verzoeken gedaan in 2014 en 2015. De argumenten van de bewindvoerder zijn destijds gerespecteerd. Dat blijkt uit het feit dat de gerechtsdeurwaarder zich tot de eerste beslaglegger heeft gewend in plaats van tot de schuldenaar zelf. In januari 2016 is het eerder gelegde beslag voortgezet. De eerdere communicatie is volgens klager niet langer relevant. Daarbij heeft de gerechtsdeurwaarder een procedure gevolgd waarin actief werd voorkomen, dat de bewindvoerder in de gelegenheid werd gesteld tijdig in te grijpen. Dit is in strijd met titel 19 BW. De schuldenaar is van mening, dat de schuldeiser niet mocht verwachten dat de financiële kengetallen sinds twee jaar ongewijzigd waren gebleven. De gerechtsdeurwaarder had zich voorafgaand aan het doen herleven van het beslag bij de bewindvoerder dienen te melden voor informatie over de actuele gegevens.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Dat de gerechtsdeurwaarder zich tot de eerste beslaglegger heeft gewend volgt niet uit de stukken. Uit bijlage 6 bij de inleidende klacht blijkt dat de gerechtsdeurwaarder klager bij email van 7 augustus 2014 heeft medegedeeld eerste beslaglegger te zijn en dat er vanwege een preferent beslag op dat moment geen inhoudingen uit het gelegde beslag werden ontvangen. Na aflossing van het preferente beslag zijn de inhoudingen voor het eerste gelegde beslag hervat. Klager was op de hoogte van het gelegde beslag. De verantwoordelijkheid tot het aanleveren van juiste gegevens voor het aanpassen van de beslagvrije voet berust dan ook bij klager dan wel diens cliënt.

7.2 Het voorgaande leidt ertoe dat de kamer van oordeel is dat de voorzitter in zijn beslissing de juiste maatstaf heeft aangelegd. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter kunnen niet tot vernietiging van zijn beslissing leiden. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient -met aanvulling van de gronden van de beslissing - ongegrond te worden verklaard.

8. Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juni 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.