ECLI:NL:TGDKG:2017:136 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/617461 / DW RK 16/1138

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:136
Datum uitspraak: 20-06-2017
Datum publicatie: 13-09-2017
Zaaknummer(s): C/13/617461 / DW RK 16/1138
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De voorzitter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 juni 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 18 oktober 2016 met zaaknummer C/13/610314 /  DW RK 16/625 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/617461 / DW RK 16/1138 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen van 16 juni 2016 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 2 september 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 18 oktober 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 18 oktober 2016. Bij brief van 22 oktober 2016 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij e-mail van 15 december 2016 heeft klager nog een productie overgelegd. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 2 mei 2017 alwaar alleen de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 20 juni 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij een verkeerde beslagvrije voet heeft vastgesteld en hij het proces-verbaal van het gelegde loonbeslag niet binnen de wettelijke termijn van acht dagen aan klager heeft betekend.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft klager niet ontvankelijk verklaard in zijn klacht omdat de klacht niet was ingediend binnen de termijn van drie jaar die in een tuchtprocedure tegen een gerechtsdeurwaarder als redelijk wordt aanvaard. Deze termijn begint te lopen op de dag waarop de klager van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder kennis heeft genomen of heeft kunnen nemen.

5.2 De voorzitter heeft daartoe overwogen dat de klacht van klager zich richt tegen de hoogte van de beslagvrije voet en een handeling die heeft plaatsgevonden in 2012. Klager stelt dat hij niet eerder dan tijdens de zitting van de voorzieningenrechter te Middelburg op 26 mei 2016 op de hoogte was van de hoogte van de beslagvrije voet. De voorzitter volgt deze stelling van klager niet. Niet in geschil is dat het proces-verbaal van het ten laste van klager gelegde loonbeslag op 28 juni 2012 aan hem is betekend. Op het exploot van 28 juni 2012 staat weliswaar niet de hoogte van de beslagvrije voet, maar met het exploot is een afschrift van het proces-verbaal van het loonbeslag van 7 mei 2012 aan klager betekend. Op het proces-verbaal van 7 mei 2012 staat de te hanteren beslagvrije voet wel vermeld. Klager wordt dan ook geacht vanaf 28 juni 2012 op de hoogte te zijn van de hoogte van de beslagvrije voet.  Nu de klacht al in dit stadium van de behandeling strandt, behoeft wat verder door klager is aangevoerd geen bespreking meer. De voorzitter heeft de klacht niet-ontvankelijk verklaard.

6. De gronden van het verzet

6.1 Klager is het niet met de beslissing van de voorzitter eens. In een eerdere klachtprocedure (2015 877.2014) is de kamer voor gerechtsdeurwaarders kennelijk onjuist althans onvolledig voorgelicht, gelet op het feit dat het beslagexploot van 7 mei 2012 niet is overgelegd bij het exploot van betekening van 28 juni 2012. Dat wordt eerst in het verweer bij de onderhavige klacht overgelegd. Als de gerechtsdeurwaarder dit processtuk in de eerdere procedure had overgelegd, dan had klager bij de eerdere klacht op de gehanteerde beslagvrije voet kunnen reageren. Wellicht kan die eerdere beslissing worden heroverwogen, mede in het licht van de nieuwe, thans ter beoordeling voorliggende tuchtklacht.

6.2 De gerechtsdeurwaarder voert aan dat klager het exploot, waarbij het proces-verbaal van het gelegde beslag, zou hebben ontvangen op 28 juni 2012. Op 3 juli 2012 heeft echter een andere gerechtsdeurwaarder de Gemeente [     ] medegedeeld dat klager niet meer op dat adres woonachtig was. Klager heeft op 28 juni 2012 dan ook alleen het exploot ontvangen, niet het proces-verbaal van het gelegde beslag. Pas in de in juni 2016 te Middelburg gevoerde rechtszaak kwam naar voren dat de beslagvrije voet was vastgesteld op € 724,67. In de door de gerechtsdeurwaarder aangehaalde beschikking van 28 juli 2015 met nummer 877.2014 is alleen het exploot van 28 juni 2012 in het verweerschrift ingebracht, niet het proces-verbaal van het gelegde beslag.

6.3 De door het gerechtshof vastgestelde redelijke termijn van 3 jaar is geen exacte wetenschap. Het is een leidraad waar vanaf kan worden geweken. Dat de gerechtsdeurwaarders bij tijdsverloop bemoeilijkt worden in het voeren van verweer tegen klachten, gaat volgens klager in dit geval niet op. Klager heeft al eerder een klacht ingediend in 2014 en toen was de herinnering aan de zaak niet vervaagd. Ook niet in de tegen de gerechtsdeurwaarder en Univé gevoerde rechtszaken. Zelfs de voorzitter heeft in 2015 niet geconstateerd dat het proces-verbaal van beslag veel te laat is betekend. Dat het al (bijna) 4 jaar geleden is en er daarom geen klacht meer kan worden ingediend, is volgens klager in dit geval onjuist. Als mensen die rechten hebben gestudeerd daar overheen lezen, kan het niet zo zijn dat een leek dat wordt tegengeworpen. Het is aannemelijk dat klager niet op de hoogte was van de beslagvrije voet. In de stukken is ook terug te vinden dat de gerechtsdeurwaarder op 14 november 2011 op de hoogte was gesteld van het inkomen van klager. De beslagvrije voet had daarom nooit op € 724.67 mogen worden vastgesteld ondanks dat er een eerste beslaglegger was. 

6.4 Als de door de eerste beslaglegger vastgestelde beslagvrije voet de leidraad is, dan had de gerechtsdeurwaarder zijn beslagvrije voet op dezelfde hoogte moeten stellen als de eerste beslaglegger. Het punt dat het proces-verbaal is betekend door een andere gerechtsdeurwaarder is in de ogen van klager een manier om de schuld af te schuiven. De andere gerechtsdeurwaarder handelde in opdracht van de gerechtsdeurwaarder. Als dit verweer wordt gehonoreerd dan kan een gerechtsdeurwaarder altijd onder zijn tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid uit komen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

8. Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juni 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.