ECLI:NL:TGDKG:2017:128 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 648.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:128
Datum uitspraak: 15-08-2017
Datum publicatie: 05-09-2017
Zaaknummer(s): 648.2016
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   De gerechtsdeurwaarder heeft er blijk van gegeven de door hem te executeren titel niet of in elk geval niet goed gelezen te hebben, alvorens op basis daarvan maatregelen te treffen. Dit is des te meer laakbaar, nu klager hem vervolgens op deze fout heeft gewezen. Het lijkt er op dat de gerechtsdeurwaarder dat bezwaar van klager niet serieus heeft genomen. Zou dit anders liggen dan had hij zijn fout immers moeten ontdekken. Klacht gegrond met maatregel van berisping met aanzegging.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 15 augustus 2017 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/610504 / DW RK 16/648 ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde

gemachtigde: mr. [  ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 22 juni 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij aangehecht verweerschrift, ingekomen op 29 juni 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Klager heeft medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 4 juli 2017, alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 15 augustus 2017.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnis van 9 februari 2016 van de kantonrechter te [  ] is klager veroordeeld tot het betalen van een bedrag van € 69,12 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 67,79 vanaf 1 september 2014 tot de dag van algehele voldoening. Klager is niet veroordeeld in de proceskosten.

-           Op 14 april 2016 is het vonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel een bedrag van € 385,07 (waarvan € 240,47 aan proces- en nakosten) te voldoen.

-           Bij schrijven van 9 juni 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder beslaglegging op de auto van klager aangezegd indien betaling van € 388,45 zou uitblijven.

-           Bij e-mail van 17 juni 2016 heeft klager de gerechtsdeurwaarder om een specificatie van de som van € 388,45 verzocht. Klager geeft hierbij aan dat hij in het vonnis van 9 februari 2016 slechts is veroordeeld tot het betalen van een bedrag van € 69,12.

-           Bij e-mail van 17 juni 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder daarop gereageerd en klager medegedeeld dat de vordering haar grondslag heeft in een gewezen vonnis en dat de openstaande vordering ad € 388,48 een vordering van [  ] inzake [  ] betreft.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er over dat hij van de gerechtsdeurwaarder een brief heeft ontvangen waarin staat dat beslag gelegd zal worden op zijn auto indien hij niet binnen vijf dagen een bedrag van € 388,45 zou betalen. De brief bevat geen nadere specificatie. Klager heeft zijn auto nodig om voor de behandeling van zijn ziekte naar [   ] te komen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Indien een klacht is ingediend tegen een gerechtsdeur­waarderskantoor dient te worden vastgesteld tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van dat kantoor de klacht zich richt. In eerdere jurisprudentie oordeelde het Gerechtshof Amsterdam dat het in zo’n geval niet aan dat kantoor is toegestaan zelf een - willekeurige - gerechtsdeur­waarder naar voren te schuiven die de tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid op zich neemt. Bij klachten tegen een samenwer­kings­verband dient de tuchtrechter zelf te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit de klacht alsmede de overgelegde producties kan niet worden opgemaakt tegen welke gerechtsdeurwaarder de klacht is gericht dan wel welke gerechtsdeurwaarder de beklaagde handeling heeft verricht. Om die reden wordt de enige aan het gerechtsdeurwaarderskantoor verbonden gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. Hiermee is in de aanhef reke­ning gehouden.

4.2 In het vonnis van 9 februari 2016 is de proceskostenveroordeling afgewezen. Klager is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 69,12 en een klein bedrag aan wettelijke rente. De gerechtsdeurwaarder heeft het vonnis op 14 april 2016 aan klager betekend en heeft hem gelijktijdig bevolen om naast de hoofdsom en de rente waartoe hij daadwerkelijk veroordeeld is, een bedrag van € 225,47 aan proceskosten en een bedrag van € 15,00 aan nakosten te betalen. Nadat de gerechtsdeurwaarder op 9 juni 2016 heeft aangekondigd beslag op de auto van klager te leggen indien klager niet binnen vijf dagen een bedrag van € 388,45 zal overmaken, heeft klager de gerechtsdeurwaarder bij e-mailbericht van 17 juni 2016 verzocht om een specificatie van de vordering. Klager heeft de gerechtsdeurwaarder er hierbij op gewezen dat hij slechts veroordeeld is tot het betalen van een bedrag van € 69,12 en heeft tevens een kopie van het verstekvonnis meegezonden. Daarop heeft de gerechtsdeurwaarder laten weten dat hij werkt op basis van het gewezen vonnis waarin klager is veroordeeld de vordering te voldoen en dat die vordering € 388,48 bedraagt. De gerechtsdeurwaarder verzoekt klager het genoemde bedrag over te maken en raadt klager aan om, indien hij het niet eens is met de vordering, juridisch advies in te winnen.

4.4 De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting erkend dat hij klager in het exploot van 14 april 2016 geen bevel tot betaling voor de bedragen van € 225,47 en € 15,00 had mogen geven en evenmin beslag had mogen aankondigen voor genoemde bedragen, nu hiervoor een grondslag ontbreekt. De gerechtsdeurwaarder heeft tevens ten onrechte volgehouden dat de vordering een bedrag van € 388,48 betreft, ondanks dat klager hem er bij e-mailbericht van 17 juni 2016 op heeft gewezen dat hij slechts veroordeeld is voor een bedrag van € 69,12.

4.5 De gerechtsdeurwaarder heeft er aldus blijk van gegeven de door hem te executeren titel niet of in elk geval niet goed gelezen te hebben, alvorens op basis daarvan maatregelen te treffen. Dit is des te meer laakbaar, nu klager hem vervolgens op deze fout heeft gewezen. Het lijkt er op dat de gerechtsdeurwaarder dat bezwaar van klager niet serieus heeft genomen. Zou dit anders liggen dan had hij zijn fout immers moeten ontdekken.

4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. De kamer acht termen aanwezig de gerechtsdeurwaarder na te melden maatregel op te leggen.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op met de aanzegging, dat indien andermaal een van de in artikel 34, eerste lid, bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en M. Colijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 augustus 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.