ECLI:NL:TGDKG:2017:126 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 547.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:126
Datum uitspraak: 15-08-2017
Datum publicatie: 04-09-2017
Zaaknummer(s): 547.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Bankbeslag. Onvoldoende is komen vast te staan dat de gerechtsdeurwaarder of zijn opdrachtgever wist of had kunnen weten dat klaagster op het moment van beslagleggen geen overige bestanddelen had waarmee zij in haar eerste levensbehoefte kon voorzien. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 15 augustus 2017 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/60818 / DW RK 16/547 ingesteld door:

[  ] ,

wonende te [  ],

klaagster,

tegen:

[  ], [  ], [  ],

gerechtsdeurwaarders te [  ],

beklaagden,

gemachtigde: [  ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlage, ingekomen op 30 mei 2016, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 6 juni 2016, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 juni 2017 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders is verschenen. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 15 augustus 2017.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      De gerechtsdeurwaarders zijn belast met de tenuitvoerlegging van een ten nadele van klaagster gewezen vonnis.

b)      Met klaagster is op 3 februari 2016 een voorlopige betalingsregeling tot stand gekomen van € 5,00 per maand ingaande 29 februari 2016.

c)      Omdat klaagster deze regeling niet is nagekomen is deze door de gerechtsdeurwaarders op 14 maart 2016 vervallen verklaard en hebben de gerechtsdeurwaarders ten laste van klaagster bankbeslag gelegd.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarders dat zij beslag hebben gelegd op haar bankrekening die bestemd is voor haar UWV uitkering. Op haar uitkering is reeds door een andere gerechtsdeurwaarder beslag gelegd. Het gevolg van het beslag is dat klaagster haar vaste lasten niet meer kan betalen en haar schuldenlast stijgt. De gerechtsdeurwaarders wisten dat er reeds beslag op haar uitkering was gelegd en dat klaagster meerdere schuldeisers had. De gerechtsdeurwaarders misbruiken het bankbeslag. Klaagster verwijst naar de in haar klacht weergegeven rechtspraak. Klaagster acht het handelen van de gerechtsdeurwaarders in de gegeven omstandigheden tuchtrechtelijk laakbaar.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 De klacht is ingediend tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor hetgeen op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet niet kan. Slechts een gerechtsdeurwaarder kan als beklaagde worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 Nu uit de stukken niet blijkt welke gerechtsdeurwaarder het beslag heeft gelegd worden de in aanhef genoemde en aan het kantoor van [  ] te [  ] verbonden gerechtsdeurwaarders als beklaagden aangemerkt.

4.3 Onder de huidige wetgeving heeft de wetgever aan derdenbeslag onder een bank geen beslagvrije voet verbonden . Het “systeem van de beslagvrije voet” is dat een beslagvrije voet alleen geldt bij beslag op vorderingen tot periodieke betalingen van de in de wet genoemde inkomensbronnen (zie art. 475b en 475c Rv). Bankbeslag valt daar niet onder. Bij bankbeslag kan immers slechts beslag worden gelegd op het actuele saldo. Dit betekent echter niet dat een schuldeiser zich in het geheel geen rekenschap hoeft te geven van de gevolgen van het leggen van een dergelijk beslag. Uit (civiele) rechtspraak blijkt dat er omstandigheden kunnen zijn waardoor degene die het beslag legt ervan op de hoogte is dat ten laste van wie het beslag is gelegd als gevolg daarvan niet meer in staat zal kunnen zijn om in zijn primaire levensonderhoud te voorzien. Dat kan het geval zijn als de regeling van artikel 475c Rv bewust zou worden ontdoken. In een dergelijk geval kan sprake zijn van misbruik van recht of onrechtmatig gelegd beslag. Daarvan is in dit geval geen sprake, althans klaagster heeft hiervan geen bewijs overgelegd. Onvoldoende is immers komen vast te staan dat de gerechtsdeurwaarder of zijn opdrachtgever wist of had moeten weten dat klaagster op het moment van beslagleggen geen overige vermogensbestanddelen had waarmee zij in haar eerste levensbehoefte kon voorzien. Ook als dat achteraf gezien wel is gebleken, kan enkel op grond daarvan nog niet worden geconcludeerd dat sprake is geweest van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.

4.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. L. van Berkum en

A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 augustus 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.