ECLI:NL:TGDKG:2017:124 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 570.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:124
Datum uitspraak: 15-08-2017
Datum publicatie: 04-09-2017
Zaaknummer(s): 570.2016
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: De gerechtsdeurwaarder heeft de ten onrechte ontvangen gelden niet zo snel als mogelijk naar de werkgever van klaagster teruggestort. Klacht gegrond met maatregel van berisping.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 15 augustus 2017 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/609277 / DW RK 16/570 ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klaagster,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij e-mailbericht met bijlagen, ingekomen op 3 juni 2016, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 28 juni 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 juni 2017 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 15 augustus 2017.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnis van 13 februari 2015 van de kantonrechter te [  ] is klaagster veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag. De gerechtsdeurwaarder heeft het vonnis op 31 maart 2015 aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Op 19 februari 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder informatie ingewonnen bij de werkgever van klaagster, waaruit bleek dat er reeds sprake was van een eerste beslaglegger.

-           Op 12 april 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag gelegd onder de werkgever van klaagster.

-           Op 25 april 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder een bedrag van € 421.48 ontvangen van de werkgever van klaagster. Op 1 mei 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder dit bedrag afgedragen aan zijn opdrachtgever.

-           Op 2 mei 2016 heeft klaagster verzocht om aanpassing van de beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster op diezelfde datum verzocht om nadere gegevens, welke gegevens klaagster op diezelfde datum heeft geleverd.

-           Bij e-mailbericht van 3 mei 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster medegedeeld dat haar werkgever foutief gelden aan hem heeft overgemaakt en dat hij het bedrag zo snel mogelijk aan haar werkgever zal terugbetalen.

-           Bij e-mailbericht van 3 mei 2016 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht het ten onrechte ontvangen bedrag in verband met de te betalen vaste lasten op haar rekening te storten. De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster op diezelfde datum medegedeeld dat dit niet mogelijk was.

-           Bij e-mailbericht van 3 mei 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder aan zijn opdrachtgever verzocht met spoed het bedrag van € 421,48 naar de werkgever van klaagster terug te storten. Deze mail heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mailbericht van 25 mei 2016 gerappelleerd.

-           Bij e-mailbericht van 4 mei 2016 heeft klaagster geïnformeerd of de gerechtsdeurwaarder het bedrag al heeft overgemaakt aan haar werkgever.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster bij e-mailbericht van 10 mei 2016 medegedeeld dat de opdracht tot terugbetaling is doorgegeven en dat dit ongeveer tien werkdagen kan duren.

-           Bij e-mailbericht van 10 mei 2016 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht of hij het ten onrechte ontvangen bedrag met spoed direct aan haar kon over maken.

-           Op 2 juni 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder het bedrag van € 421,48 van zijn opdrachtgever ontvangen, waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag op 3 juni 2016 aan de werkgever van klaagster heeft gestort. Hiervan is klaagster bij e-mailbericht van 3 juni 2016 op de hoogte gebracht.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze het op 25 april 2016 ten onrechte van haar werkgever ontvangen bedrag niet met spoed heeft terugbetaald, terwijl op 10 mei 2016 was toegezegd dat dit binnen tien werkdagen zou gebeuren. Klaagster is hierdoor in de problemen geraakt met de betaling van haar huur en heeft dit meerdere malen kenbaar gemaakt aan de gerechtsdeurwaarder. Zij heeft het gevoel dat zij aan het lijntje is gehouden.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft zich op het standpunt gesteld dat de werkgever van klaagster ten onrechte gelden aan hem heeft overgemaakt. Er was sprake van een eerste beslaglegger die de beslagvrije voet had bepaald waaraan de werkgever zich had moeten houden. Omdat op het moment van de afdracht door de werkgever van deze werkgever nog geen derdenverklaring was ontvangen, is de gerechtsdeurwaarder ervan uitgegaan dat het beslag bij de eerste beslaglegger reeds was opgeheven. Dat beslag was echter niet opgeheven zodat de vordering moest worden ingediend bij de eerste beslaglegger. Omdat de eerste beslaglegger een andere beslagvrije voet hanteerde dan de gerechtsdeurwaarder had berekend, diende het geïncasseerde bedrag te worden terugbetaald aan de werkgever. Vervolgens bleek dat de opdrachtgever het bedrag reeds had doorgestort aan haar opdrachtgever. Hierdoor heeft de terugbetaling enige tijd gevergd. Volgens de gerechtsdeurwaarder is dit alles niet aan hem te wijten en heeft hij voortvarend gehandeld om het geld zo spoedig mogelijk te kunnen terugbetalen aan de werkgever.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 De klacht is ingediend tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor hetgeen op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet niet kan. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 De enige aan dat kantoor verbonden gerechtsdeurwaarder wordt als beklaagde aangemerkt. In de aanhef van de beslissing is hiermee al rekening gehouden.

Ter beoordeling staat of de handelwijze van die gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.3 Bij de beoordeling van de klacht dat de gerechtsdeurwaarder de teveel ontvangen gelden niet tijdig heeft teruggestort geldt als uitgangspunt dat de gerechtsdeur-waarder er zorg voor dient te dragen dat teveel ontvangen bedragen zo snel mogelijk worden teruggestort. In dit geval was de gerechtsdeurwaarder ervan op de hoogte dat sprake was van een eerste beslaglegger. De gerechtsdeurwaarder is er echter ten onrechte van uitgegaan dat dit eerste beslag reeds was opgeheven, omdat hij op 25 april 2016 gelden van de werkgever van klaagster had ontvangen. De Kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder hier niet zonder meer van mocht uitgaan en dat hij de verklaring van de derde-beslagene had moeten afwachten, dan wel bij de werkgever van klaagster had moeten verifiëren of het eerder gelegde beslag daadwerkelijk was opgeheven, alvorens de gelden door te storten aan zijn opdrachtgever. Dit heeft hij niet gedaan. De gerechtsdeurwaarder heeft de ontvangen gelden reeds op 1 mei 2016 afgedragen aan zijn opdrachtgever. Het had naar het oordeel van de Kamer op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen om, nadat hij er op 3 mei 2016 van op de hoogte raakte dat de gelden ten onrechte waren ontvangen, deze gelden zo snel mogelijk naar de werkgever van klaagster terug te storten. De gerechtsdeurwaarder heeft de ten onrechte ontvangen gelden op 3 juni 2016 teruggestort naar de werkgever van klaagster, nadat hij dit bedrag eerst op 2 juni 2016 van de opdrachtgever had ontvangen. De gerechtsdeurwaarder stelt dat hij er alles aan heeft gedaan om de gelden zo snel mogelijk naar de werkgever van klaagster terug te storten, maar dat terugbetaling door de opdrachtgever op zich heeft laten wachten. De Kamer is van oordeel dat nu de gerechtsdeurwaarder de ontvangen gelden, zonder de verklaring van de derde-beslagene af te wachten, meteen heeft doorgestort aan zijn opdrachtgever en nu hij daarna vanaf 3 mei 2016 ervan op de hoogte was dat het eerste beslag niet was opgeheven, het zijn verantwoordelijkheid was om het ontvangen bedrag direct aan de werkgever van klaagster terug te storten. Onder deze omstandigheden is het tuchtrechtelijk laakbaar om terugstorting van de ontvangen gelden te laten afhangen van de reactie van de opdrachtgever.

4.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. L. van Berkum en

A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 augustus 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.