ECLI:NL:TGDKG:2017:123 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 118.2017

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:123
Datum uitspraak: 15-08-2017
Datum publicatie: 04-09-2017
Zaaknummer(s): 118.2017
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 15 augustus 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 24 januari 2017 met zaaknummer C/13/602793 / DW RK 16/110 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/623421 / DW RK 17/118  ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 2 februari 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 26 februari 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 24 januari 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 26 januari 2017. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 7 februari 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klager heeft bij e-mailbericht van 16 juni 2017 medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 juni 2017 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 15 augustus 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

a)      De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een ten nadele van klager en zijn echtgenote gewezen vonnis.

b)      De gerechtsdeurwaarder heeft ten laste van klager en zijn echtgenote beslag gelegd onder de belastingdienst.

4. De oorspronkelijke klacht

De kern van de klacht betreft het niet terug betalen van volgens klager onterecht ontvangen gelden die door de belastingdienst aan de gerechtsdeurwaarder zijn overgemaakt.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Dat is niet het geval. Er is sprake van twee tegenstrijdige lezingen van een onder de belastingdienst gelegd beslag ten laste van klager en van zijn echtgenote. De visie van klager dat uit het feit dat het ten laste van hem gelegde beslag was opgeheven hij mocht afleiden dat ook het ten laste van zijn echtgenote gelegde beslag was opgeheven, kan niet zonder meer worden gevolgd. De gerechtsdeurwaarder stelt daar tegenover dat met klager is overeengekomen dat het beslag op de auto niet zou worden gelegd en dat in plaats daarvan van de belastingdienst ontvangen gelden konden worden gebruikt ter delging van de schuld van klager en zijn echtgenote. Op dit punt kan niets worden vastgesteld.

4.3 Dat door de gerechtsdeurwaarder op 13 februari 2015 aan de stadsbank is doorgegeven dat er nog een bedrag van € 53.274,99 openstond, terwijl de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder een ander bedrag heeft opgegeven, is zonder nadere toelichting die niet is gegeven onvoldoende om te komen tot het oordeel dat door de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld. Dat geldt ook voor het nakijken en aangeven bij de stadsbank van een bedrag van € 0,00.

4.4 Hetgeen door klager is aangevoerd omtrent de door de gerechtsdeurwaarder eerder gemaakte vergissingen had klager moeten aanvoeren in de eerdere door hem ingediende klachten.

4.5 Dat uit een bericht van de belastingdienst is gebleken dat alleen het beslag ten laste van klager was opgeheven en dat dit volgens klager een vergissing betreft kan zonder nadere toelichting die ontbreekt niet worden aangenomen.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 Klager heeft in verzet het volgende aangevoerd. De gerechtsdeurwaarder heeft onder valse voorwendselen geprobeerd beslag te leggen op zijn auto en inboedel. De betreffende auto was echter reeds op 14 maart 2015 verkocht tegen de taxatiewaarde van € 150,--.

6.2 Op 29 oktober 2016 is in overleg met klager en de opdrachtgever overeengekomen dat het beslag op de auto niet zou worden gelegd, met dien verstande dat de ontvangen gelden van de belastingdienst konden worden gebruikt ter gedeeltelijke delging van de vordering. Op 2 november 2015 heeft verweerder medegedeeld dat de gelden al doorgestort zijn aan de opdrachtgever. De belastingdienst heeft namelijk  op 17 december 2014 een bedrag van € 631,-- en op 28 januari 2015 een bedrag van € 137,-- overgemaakt, maar deze bedragen zijn niet in mindering gebracht op de schuld.

6.3 Op 27 februari 2012 is beslag onder de belastingdienst gelegd ten laste van klager. Op 12 juni 2013 had de gerechtsdeurwaarder echter medegedeeld dat het beslag was opgeheven. Klager ging er dan ook van uit dat er geen beslag meer onder de Belastingdienst ten laste van hem lag en dat de Belastingdienst zijn tegoed had verrekend met de openstaande schuld die hij had met de aangifte van 2013.

6.4 Ten aanzien van het niet opgeven van de inkomsten van klager uit een dienstverband bij [x]en een uitkering van de [y] voor de vaststelling van de beslagvrije voet, stelt klager dat hij in augustus 2013 is gestopt als drager bij [x]. De ontvangen inkomsten van [y] betreft een eenmalige afkoopsom van € 31,84.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. L. van Berkum en

A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 augustus 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.