ECLI:NL:TGDKG:2017:107 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 28.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:107
Datum uitspraak: 21-02-2017
Datum publicatie: 18-07-2017
Zaaknummer(s): 28.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet-ontvankelijk.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 21 februari 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 19 juli 2016 met zaaknummer C/13/608734/ DW RK 16/529 en het daartegen ingestelde verzet met nummer C/13/612696 / DW RK 16/814 ingesteld door:

[   ] ,

gevestigd te Zoetermeer,

klaagster,

tegen:

1. [   ],

2. [   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagden.

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 20 juli 2016 aan klaagster toegezonden. Bij verzetschrift ingekomen op 26 juli 2016, heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 januari 2017 in aanwezigheid van de gemachtigde van klaagster. De gerechtsdeurwaarders hebben op 6 januari 2017 laten weten dat zij niet ter zitting zouden verschijnen en hebben schriftelijk nader op het verzet gereageerd. De uitspraak is bepaald op 21 februari  2017.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Het kantoor van de gerechtsdeurwaarders is door Intrum Justitia ingeschakeld om tot het aanmanen en eventueel dagvaarden van klaagster over te gaan.

-           De gerechtsdeurwaarders hebben klaagster ter incasso van de vordering van Intrum Justitia twee brieven, beide gedateerd op 12 mei 2016, met de naam van klaagster in de aanhef, doen toekomen.

-           Bij schrijven van 25 mei 2016 heeft klaagster haar bezwaren tegen de vordering aan de gerechtsdeurwaarders kenbaar gemaakt.

-           De gerechtsdeurwaarders hebben op de brief van klaagster van 25 mei 2016 gereageerd bij brief van 13 juni 2016. Hierin wordt aan klaagster medegedeeld dat de bezwaren ter verificatie zijn doorgestuurd naar Intrum Justitia.

-           Hierop heeft Intrum Justitia de gerechtsdeurwaarders verzocht om het dossier te sluiten vanwege het feit dat zij over onvoldoende schriftelijke bewijsstukken beschikt om haar vordering in rechte te bewijzen.

3. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er in hoofdzaak over dat de gerechtsdeurwaarders zich onzorgvuldig en onprofessioneel gedragen doordat zij:

a: een niet bestaande vordering trachten te incasseren, klaagster heeft namelijk nimmer zaken gedaan met Tele2 (de onderliggende schuldeiser);

b: de bedrijfsnaam in de aanmaningsbrieven niet correct vermelden en derhalve de administratie van hun kantoor niet op orde is.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1. De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht ongegrond is en overweegt daartoe het volgende.

5.2. Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarders slechts kunnen afgaan op datgene wat hun opdrachtgever opgeeft. De aangereikte gegevens behoeven zij behoudens evidente onjuistheden niet feitelijk te controleren, maar slechts te vergelijken met een eventuele rechtelijke uitspraak of met hetgeen de opdrachtgever stelt niet te hebben ontvangen. Op het eerste aangeven van de wederpartij dat zaken niet kloppen volgt een onderzoeksplicht voor de gerechtsdeurwaarders. Zij dienen dan hun opdrachtgever aan de hand van de stelling van de wederpartij te verzoeken om opheldering. Zulks hebben de gerechtsdeurwaarders gedaan. Zij hebben hier gehandeld als een goed gerechtsdeurwaarder betaamt en van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

5.3. Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarders deze kennelijke typefout hebben erkend en hiervoor hun excuses aan klaagster hebben aangeboden. Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat, maakt zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk het gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klaagster is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. De voorzitter heeft bijvoorbeeld de vermelding in de sommatie van de onjuiste bedrijfsnaam gekwalificeerd als een typefout. Echter, het betreft een duidelijke administratieve fout omdat er ook verschillen zijn wat betreft de aanhef en adressering. Dit duidt erop dat binnen de organisatie van de gerechtsdeurwaarders sprake is van onvoldoende aandacht en controle bij dit soort administratieve processen.    

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarders hebben het verzet weersproken. In de sommatiebrieven is inderdaad bij de adressering eenmaal wel en eenmaal niet “de heer/mevrouw” vermeld. Klaagster is hierdoor echter in het geheel niet benadeeld.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Het onderzoek in verzet heeft  niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter.

9.2 De klacht over de aanhef en adressering van de sommaties treft geen doel. De verschillen in de adressering van de twee door klaagster overgelegde sommaties levert geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen op. Niet gebleken is dat de overweging van de voorzitter dat het -ten aanzien van de bedrijfsnaam- om een typefout ging, onjuist is geweest.

9.3 Ten aanzien van het verwijt van klaagster dat de gerechtsdeurwaarders zich onzorgvuldig en onprofessioneel hebben opgesteld geldt nog het volgende. Ter zitting heeft klager aangevoerd dat hem in een telefoongesprek is gezegd dat hij zijn administratie maar moest nakijken als hij van mening was dat de sommatie niet juist was. Volgens klager ligt dat op de weg van de gerechtsdeurwaarders. Het is de Kamer echter gebleken dat de gerechtsdeurwaarders klager slechts hebben verzocht om zijn bezwaar op papier te zetten. Klager heeft ter zitting toegegeven dat hij dat niet wilde omdat hij alleen met iemand telefonisch wilde spreken. Het verzoek om een schriftelijke reactie duidt echter nog niet op een onzorgvuldige of onprofessionele houding. De gerechtsdeurwaarders hebben verder gedaan wat van hen verwacht mocht worden en hebben hun opdrachtgever om nader commentaar gevraagd, zoals ook door de voorzitter is overwogen.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. S.P. Pompe, plaatsvervangend-voorzitter, mr. A.E. de Vos en mr. J.M. Wisseborn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 februari 2017 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.

.