ECLI:NL:TGDKG:2017:105 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 1098.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:105
Datum uitspraak: 12-05-2017
Datum publicatie: 18-07-2017
Zaaknummer(s): 1098.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 12 mei 2017 zoals bedoeld in artikel 38 lid 1 en artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/598471 / DW RK 15/1098 ingesteld door:

[   ],

wonende te Naaldwijk,

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 3 december 2015, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 11 januari 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Op 26 januari 2016 is een aanvulling op de klacht ontvangen. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 maart 2017. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Namens de gerechtsdeurwaarder is namens de gemachtigde mr. [   ] verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak  is bepaald op 12 mei 2017.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnis van 28 november 2014 is klager veroordeeld tot betaling van een geldsom.

-           Op 11 december 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-           Bij exploot van 13 maart 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd onder het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekering (UWV). Dit beslag is op 19 maart 2015 aan klager overbetekend.

-           Op 6 april 2015 heeft klager bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen beslaglegging en heeft hij verzocht hij om onderzoek te verrichten naar zijn draagkracht.

-           Op 8 april 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder verzocht om nadere gegevens benodigd voor de herberekening van de beslagvrije voet.

-           Bij e-mail van 14 april 2015 heeft klager aangegeven niet over alle gevraagde gegevens te beschikken, vanwege een inbraak met diefstal, maar dat hij zou proberen de gevraagde informatie per e-mail te verzenden.

-           Bij e-mail van 13 mei 2015 stelt klager dat hij enige weken geleden informatie heeft verzonden voor de herberekening van de beslagvrije voet, maar dat hier niet op is gereageerd.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft hierop bij e-mail van 24 mei 2015 gereageerd dat de stukken die nodig zijn voor de herberekening van de beslagvrije voet nog niet zijn ontvangen en hij heeft verzocht die stukken alsnog toe te zenden.

-           Bij e-mail van 24 mei 2015 heeft klager aangegeven dat de gerechtsdeurwaarder te laat heeft gereageerd op zijn e-mail van 13 mei 2015. Voorts heeft klager laten weten dat hij voldoende gegevens heeft overgelegd om een herberekening van de beslagvrije voet te kunnen maken.

-           Bij brief van 4 september 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klager bericht dat het dossier is gesloten en dat te veel ontvangen gelden zullen worden geretourneerd.

-           In reactie op een e-mail van klager van 15 september 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klager bij e-mail van 17 september 2015 medegedeeld dat hij een bedrag van € 378,42 aan hem over zou maken.

-           Bij e-mail van 21 september 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat de te veel ontvangen gelden werden doorgestort naar een andere beslaglegger en niet zouden worden teruggestort aan klager.

3. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: telefoongesprekken afbreekt en niet of te laat reageert op e-mails;

b: het beslag te lang heeft laten rusten, opdrachten te laat verwerkt en teveel ontvangen gelden niet tijdig terugstort;

c: toezeggingen om teveel ontvangen gelden terug te betalen, niet nakomt. Klager beschouwt dit als meineed.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Ter zitting heeft hij met betrekking tot zijn brief van 4 september 2015 (productie 11 bij het verweer) desgevraagd meegedeeld niet te kunnen verklaren waarom in die brief execuses zijn gemaakt voor bij klager ontstane verwarring. Wellicht betrof die verwarring het feit dat sprake was van een tweede beslaglegger, aldus de gerechtsdeurwaarder.  

5. Beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarders-wet zijn slechts gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor noch medewerkers van gerechtsdeurwaarderskantoren kunnen als beklaagden worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

5.2 Uit de klacht alsmede de overgelegde producties kan niet worden opgemaakt tegen welke gerechtsdeurwaarder de klacht is ingediend dan wel welke gerechtsdeurwaarder de beklaagde handeling heeft verricht. Daarom wordt de verweervoerende gerechtsdeurwaarder, werkzaam en verantwoordelijk bij het kantoor waar het dossier van klager in behandeling is (geweest), aangemerkt als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beschikking rekening gehouden.

5.3 Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

5.4 De beslagvrije voet kan eerst op de juiste manier worden berekend op het moment dat de gerechtsdeurwaarder beschikt over de door hem gevraagde bewijsstukken. Uit de overgelegde producties kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder diverse malen heeft verzocht om nadere stukken om de beslagvrije voet te kunnen (her)berekenen. Niet gebleken is dat klager die stukken heeft overgelegd.  

5.5 Met betrekking tot klachtonderdeel a is de Kamer van oordeel dat de stelling van klager dat telefoongesprekken worden afgebroken niet is onderbouwd en derhalve niet gesproken kan worden van klachtwaardig handelen.

5.6 Met betrekking tot klachtonderdeel b is de Kamer van oordeel dat uit de overgelegde producties blijkt dat tussen 6 april 2015 en 24 mei 2015 regelmatig schriftelijk contact is geweest tussen klager en de gerechtsdeurwaarder. Uit de overgelegde producties blijkt niet dat de gerechtsdeurwaarder laakbaar laat op de

e-mailberichten van klager heeft gereageerd.Tevens is uit deze stukken gebleken dat tussen 26 mei 2015 en 2 september 2015 geen derdengelden zijn ontvangen. Het UWV heeft eind augustus 2015 aangegeven weer te zullen gaan inhouden op de uitkering van klager. Het dossier is vervolgens op 4 september 2015 gesloten. Niet gezegd kan worden dat het dossier te laat is gesloten, nu er eind augustus 2015 (kennelijk) nog een betaling ter aflossing van de vordering is verricht.

5.7 Met betrekking tot klachtenonderdeel c is de Kamer van oordeel dat niet gebleken is dat de gerechtdeurwaarder in strijd met de waarheid enige verklaring heeft afgelegd.Het enkele feit dat een medewerker naar later bleek ten onrechte een mededeling heeft gedaan, die binnen een paar dagen is recht gezet, is hiervoor onvoldoende.

5.8 Tot slot is de Kamer van oordeel dat zonder nadere toelichting van klager, die ontbreekt omdat hij ter zitting niet verschenen is, thans niet meer kan worden vastgesteld op welke wijze er door de gerechtsdeurwaarder bij klager verwarring zou zijn gewekt tussen het moment waarop de gerechtsdeurwaarder nadere gegevens heeft gevraagd om de beslagvrije voet te kunnen bepalen en de brief van 4 september 2015. Klager heeft onvoldoende onderbouwd wat er toen precies is voorgevallen en tevens in welk opzicht de gerechtsdeurwaarder bij de afwikkeling van het beslag tekort is geschoten. De klacht is daarom ongegrond.

5.9 Op grond van het vorenstaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mrs. A.E. de Vos en J.J.L. Boudewijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 mei 2017 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.