ECLI:NL:TGDKG:2017:104 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 1399.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:104
Datum uitspraak: 12-05-2017
Datum publicatie: 18-07-2017
Zaaknummer(s): 1399.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   De gerechtsdeurwaarder heeft niet op de brieven van klager gereageerd, maar heeft ze naar de opdrachtgever doorgestuurd. Gelet op de inhoud van de brieven – in het bijzonder de brief van 30 oktober 2012 – had de gerechtsdeurwaarder actie moeten ondernemen toen hij niets van de opdrachtgever had vernomen. De Kamer acht dit onzorgvuldig. Klacht gedeeltelijk gegrond. Berisping.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 12 mei 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 13 december 2016 met nummer C/13/596072 DW RK 15/962 en het daartegen ingestelde verzet met nummer C/13/621199 / DW RK 16/1399 ingesteld door:

[   ],

wonende te Hoofddorp

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [   ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 14 december 2016 aan klager toegezonden. Op 28 december 2016 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Bij brief, ingekomen op 3 januari 2017, heeft klager de bij zijn verzetschrift behorende producties toegezonden. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 maart 2017 in aanwezigheid van klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder.  Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 12 mei 2017.

2. De feiten

a) Vanaf 17 oktober 2012 is bij de gerechtsdeurwaarder een zaak tegen klager in behandeling (geweest). Het betreft vorderingen van de verhuurder van klager. Op 17 oktober 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder een zogenaamde nakomingsbrief verzonden en op 5 november en op 14 november 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder klager tot betaling gesommeerd.

b) Bij brief van 30 oktober 2012 heeft klager bezwaren tegen de vordering kenbaar gemaakt en bij brief van 14 november 2012 heeft hij die bezwaren herhaald dan wel aangevuld. De gerechtsdeurwaarder heeft de brieven niet beantwoord maar heeft klager wel laten weten dat hij, alvorens een reactie te geven, de brieven heeft doorgestuurd aan de opdrachtgever, omdat klager blijkens zijn brieven met die opdrachtgever al contact had opgenomen.

c) Bij vonnis van 1 oktober 2015 heeft de kantonrechter te Haarlem de vordering van de verhuurder van klager gedeeltelijk toegewezen.  

3. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze:

1)      de brief van 30 oktober 2012 niet heeft beantwoord;

2)      de brief van 17 november 2012 niet heeft beantwoord;

3)      ondanks zijn toezegging de brieven wel te zullen antwoorden bij e-mail van 20 november 2012, die belofte niet gestand heeft gedaan;

4)      onnodige en onrechtmatige incassokosten in rekening heeft gebracht bij de aanmaning van november 2012;

5)      in december 2012 geen dossier heeft afgegeven;

6)      in januari 2013 geen dossier heeft afgegeven;

7)      een onduidelijke administratie heeft gevoerd en dossiers voor de maanden maart tot en met mei 2013 niet heeft teruggegeven;

8)      heeft gedreigd met rechtsmaatregelen;

9)      een brief van 4 mei 2013 niet heeft beantwoord;

10)  geen eindafrekening van het dossier heeft verstrekt in juni 2013.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder

4.1 De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken, maar heeft erkend dat de brieven van klager van 30 oktober en 12 november 2012 niet zijn beantwoord. Medewerkers van zijn (voormalige) kantoor zijn hierin tekort geschoten. Hij betreurt deze gang van zaken.

4.2 Mede gelet op de overweging van de kantonrechter in het vonnis zijn niet te hoge incassokosten in rekening gebracht.

4.3 Er was geen aanleiding voor de opdrachtgever om in december 2012 tot sluiting en afgifte van het dossier over te gaan. De maand huur over die maand was niet betaald en daarnaast bestond nog een andere betalingsachterstand.

4.4  Hetzelfde heeft te gelden met betrekking tot de klacht over januari 2013. Het is bij huurzaken niet ongebruikelijk om het dossier nog even aan te houden, in afwachting van tijdige betaling van de volgende maandtermijn, alsmede ter voorkoming van kosten. Dat dit achteraf terecht was bleek wel omdat klager ook de huur over februari 2013 niet had betaald.

4.5 Er is ten behoeve van de gerechtelijke procedure een financieel overzicht opgesteld met behulp van door de opdrachtgever verstrekte gegevens. Er is geen sprake van een onduidelijke administratie.

4.6 De brief van 4 mei 2013 is nooit ontvangen. Wel is die brief in de gerechtelijke procedure naar voren gekomen. Nu niet tijdig van die brief is kennisgenomen, is het niet verwijtbaar dat die niet is beantwoord.

4.7 Het is niet gebruikelijk dat een eindafrekening wordt opgemaakt na voldoening van een vordering. Als daarom wordt verzocht, wordt een specificatie opgemaakt. Een dergelijk verzoek is van klager niet ontvangen.

5. Beoordeling van de klacht

5.1 De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht ongegrond is en heeft daartoe het volgende overwogen.  De gerechtsdeurwaarder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Tegenover dat verweer, waarbij de gerechtsdeurwaarder de gang van zaken duidelijk heeft toegelicht, zijn de enkele stellingen van klager niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen. Daar komt bij dat de verwijten afgezien van de hieronder te bespreken klachtonderdelen te weinig concreet of te onsamenhangend zijn.

5.2 In de regel dienen brieven wel binnen een redelijke termijn te worden beantwoord. In dit geval is het niet beantwoorden echter niet tuchtrechtelijk laakbaar, omdat de brieven eerder een standpunt bevatten over de vordering en daarom zijn bestemd voor de verhuurder, dan dat zij zich leenden voor beantwoording door de gerechtsdeurwaarder. Bovendien heeft de gerechtsdeurwaarder door de brieven door te zenden naar de opdrachtgever, het standpunt van klager aan deze bekendgemaakt.  Ook heeft klager in de procedure bij de rechter ruimschoots verweer kunnen voeren.

6. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

7.1 Klager heeft allereerst aangevoerd dat hij zijn klacht heeft ingediend om verjaring te voorkomen. Het was echter zijn bedoeling dat de klacht samen met een nog in te dienen tweede klacht behandeld zou worden. Nu de voorzitter een beslissing heeft genomen, zal hij nog een nieuwe aparte klacht indienen op een later moment.

7.2 Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. Het is wel degelijk tuchtrechtelijk laakbaar dat - met name - niet op de brieven van 30 oktober en 17 november 2012 is gereageerd. Ook zijn er onnodig en onrechtmatig incassokosten in rekening gebracht. Er was namelijk geen enkele aanleiding om hem aan te manen in november 2012.

7.3 Op 17 oktober 2012 is hij door de gerechtsdeurwaarder aangemaand voor een betalingsachterstand van twee maanden huur. Het is niet juist zoals in die brief is gesteld dat hij al twee betalingsherinneringen had ontvangen. Bovendien had klager de huur over september op 16 oktober 2012 voldaan. Op 17 oktober 2012 resteerde slechts een bedrag van € 457,60 inclusief een betwist bedrag van € 9,12. De brief van 17 oktober 2012 is dus niet correct. De aanmaningen van 5 en 14 november 2012 waren onnodig dan wel onjuist. De eerste aanmaning betrof een nieuwe termijn en op 13 november 2012 was de huur over november betaald. De gerechtsdeurwaarder had dit laatste kunnen weten omdat hij toegang tot de administratie van zijn opdrachtgever heeft. Bij beide sommaties is het absurd dat de gerechtsdeurwaarder de geringe vordering waarvan op beide tijdstippen sprake was (€ 1,48 van een betwiste vordering van € 9,12) heeft verhoogd met telkens € 83,19 aan incassokosten inclusief BTW.

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar het verweer tegen de klacht. Ter zitting heeft hij hieraan toegevoegd dat hij is gebonden aan het incassobeleid van de opdrachtgever. Er is gehandeld overeenkomstig het vaste incassobeleid dat met de opdrachtgever is afgesproken. Eventuele betalingsafspraken tussen klager en de opdrachtgever waren niet bekend.    

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 De Kamer kent niet de mogelijkheid van het indienen van voorlopige klachten. Klager heeft in zijn klacht meegedeeld dat er nog een zaak bij de gerechtsdeurwaarder liep waarover hij ook een klacht wenste in te dienen binnen een termijn van twee of drie maanden en dat hij daarom verzocht om de zaak aan te houden. De voorzitter is dit kennelijk niet opgevallen, anders had hij in zijn beslissing wel vermeld dat de Kamer niet anders kon doen dan de klacht van klager in behandeling te nemen. Wel is gebleken dat in de beslissing van de voorzitter de naam van klager verkeerd is gespeld. In de aanvang van deze beslissing is die verschrijving hersteld.

9.2 Gelet op hetgeen hiervoor sub 1 is aangevoerd wordt alleen acht geslagen op in het verzetschrift aangevoerde feiten en omstandigheden die betrekking hebben op de periode 2012 tot en met 2013, omdat alleen die een rol spelen bij hetgeen klager aan zijn klacht ten grondslag heeft gelegd.

9.3 Volgens het door de gerechtsdeurwaarder overgelegde vonnis van 1 oktober 2015, gewezen in de procedure die de opdrachtgever (verhuurder) van de gerechtsdeurwaarder tegen klager heeft aangespannen en tegen welk vonnis klager niet in beroep is gekomen, heeft klager geen betalingsregeling met de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder getroffen. Evenmin is komen vast te staan dat klager op 17 oktober 2012 zijn betalingsachterstand op eigen initiatief had ingelopen. Volgens de kantonrechter mocht de verhuurder daarom de vordering ter incasso uit handen geven aan de gerechtsdeurwaarder en mochten incassokosten in rekening worden gebracht. Er heeft tussen klager en een medewerker van de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder ook contact plaatsgevonden over het feit dat klager financiële problemen had en dat hij daarvoor ook in verband met het betalen van zijn huurverplichtingen bijstand zou aanvragen op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen. De gerechtsdeurwaarder heeft in de procedure bij de kantonrechter aangevoerd dat klager met de opdrachtgever uitsluitend was overeengekomen dat klager de betaling van de afrekening servicekosten over 2010 tijdelijk onder zich mocht houden in verband met een eventuele verrekening van de huurachterstand en dat klager de opdrachtgever in september 2012 opnieuw op de hoogte zou stellen over zijn financiële situatie. Deze afspraak had geen betrekking op overige betalingsverplichtingen van klager. Ook de kantonrechter heeft niet geconstateerd dat er een betalingsregeling is tot stand gekomen. Klager kan het de gerechtsdeurwaarder dus niet verwijten dat deze hem op 17 oktober 2012 een nakomingsbrief heeft gezonden en dat er kosten zijn bijgekomen. Dat is nu eenmaal het gevolg van het uit handen geven van een vordering.

9.4     De Kamer acht het wel verwijtbaar dat de gerechtsdeurwaarder de brief van 30 oktober 2012 die door de gerechtsdeurwaarder is ontvangen niet direct heeft doorgestuurd voor commentaar aan de opdrachtgever en dat kort daarna klager is aangemaand. Anders dan de voorzitter is de Kamer van oordeel dat de brief van 30 oktober 2012 waarin wordt gerept van afspraken met de opdrachtgever, voor de gerechtsdeurwaarder aanleiding had moeten zijn om contact met de opdrachtgever op te nemen, ook over de vraag of wel zo snel moest worden doorgegaan met het verzenden van de twee sommaties (kennelijk waren er afspraken met de opdrachtgever over een vaste termijn van aanmanen en sommeren) of dat er in dit geval wellicht aanleiding was om even pas op de plaats te maken. De gerechtsdeurwaarder heeft toegegeven dat de brieven van klager van 30 oktober en 12 november niet zijn beantwoord, dat betrokken medewerkers daarin zijn tekort geschoten en dat nadat deze wel aan de opdrachtgever waren doorgezonden, van de opdrachtgever niets werd vernomen. Ook daarna is door de gerechtsdeurwaarder niets ondernomen. De Kamer acht dit onzorgvuldig. Daarmee is het verzet gegrond en zijn de eerste drie onderdelen van de oorspronkelijke klacht gegrond.

9.5 Dit betekent dat het verzet gegrond is en de eerste drie onderdelen van de klacht eveneens.

9.6 Mede op grond van hetgeen klager in verzet heeft aangevoerd is niet gebleken dat de beslissing van de voorzitter op de andere  klachtonderdelen van de klacht onjuist is geweest. De overige gronden van het verzet slagen daarom niet.

9.7 Gelet op de ernst van de gedraging ziet de Kamer voor het gegronde deel van de klacht aanleiding na te noemen maatregel op te leggen.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet gegrond;

-        vernietigt de beslissing van de voorzitter voor wat betreft zijn beslissing over de eerste drie onderdelen van de klacht;

-        verklaart die onderdelen van de klacht alsnog gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mrs. A.E. de Vos en J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 mei 2017 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.