ECLI:NL:TGDKG:2017:103 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 40.2017

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:103
Datum uitspraak: 12-05-2017
Datum publicatie: 18-07-2017
Zaaknummer(s): 40.2017
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Niet is gebleken dat klager voorafgaand aan de vaststelling van de beslagvrije voet in de gelegenheid is gesteld informatie te verschaffen over het inkomen van zijn partner. Bovendien heeft de gerechtsdeurwaarder niet kunnen onderbouwen waarop zijn aanname dat de partner van klager over inkomen zou beschikken gebaseerd is. De Kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte is overgegaan tot het halveren van de beslagvrije voet. Klacht gedeeltelijk gegrond. Berisping.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 12 mei 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 10 januari 2017 met nummer C/13/615208 DW RK 16/1012 en het daartegen ingestelde verzet met nummer C/13/622139 / DW RK 17/40 ingesteld door:

[   ],

wonende te Lelystad,

klager,

tegen:

[   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [   ]

1. Ontstaan en loop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 11 januari 2017 aan klager toegezonden. Op 15 januari 2017 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 maart 2017 in aanwezigheid van mr. [   ], namens de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 12 mei 2017.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder heeft een vordering van DUO op klager in behande­ling.

-           Op 12 december 2011 is een dwangbevel ten laste van klager uitgevaardigd.

-           Op 20 januari 2012 heeft een collega-gerechtsdeurwaarder het dwangbevel aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen. Bij dit betekeningsexploot zat een inkomsten- en uitgavenformulier gevoegd.

-           Op 30 augustus 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag gelegd onder het UWV. De beslagvrije voet is daarbij vastgesteld op

€ 628,17.

-           Op 12 september 2016 heeft klager telefonisch contact opgenomen met de gerechtsdeurwaarder en aangegeven dat de beslagvrije voet op een te laag bedrag is vastgesteld.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft klager op 14 september 2016 per post en per e-mail een brief doen toekomen met een opsomming van de benodigde stukken teneinde de juiste beslagvrije voet te kunnen vaststellen.

-           Op 16 september 2016 is het beslag aan klager overbetekend. In dit exploot is klager de volgende aanzegging gedaan: “dat indien schuldenaar van mening is dat de beslagvrije voet niet op de juiste manier is vastgesteld hij er zorg voor dient te dragen dat de juiste gegevens bij de beslagleggende gerechtsdeur­waar­der bekend worden”

-           Op 19 september 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder de op dat moment bij hem nog ontbrekende stukken bij klager opgevraagd.

-           Deze stukken zijn door de gerechtsdeurwaarder op 27 sep­tember 2016 ontvangen.

-           Op 29 september 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet aan­ge­past naar € 1.720,08.

-           Op 30 september 2016 is het te veel ingehouden bedrag van € 1.091,91 aan klager gerestitueerd.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er - naar de voorzitter begrijpt - in hoofdzaak over dat de ge­rechtsdeurwaarder:

a :         hem niet heeft gevraagd om gegevens om de beslagvrije voet te kunnen bereke­nen en daardoor een onjuiste beslagvrije voet hanteert;

b :         door klager toegezonden stukken heeft genegeerd;

c :         niet mee wil werken aan contact met DUO.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken.

5. Beoordeling van de klacht

5.1 De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht ongegrond is en heeft daartoe het volgende overwogen. Met betrekking tot klachtonderdeel a heeft de voorzitter overwogen dat klager stelt dat de gerechtsdeurwaarder niet heeft gevraagd naar gegevens om de beslagvrije voet te kunnen berekenen. De gerechtsdeurwaarder heeft klager al bij betekeningsexploot van 20 januari 2012 een opgaveformulier inkomsten en uitgaven verstrekt, waarbij klager in de gelegenheid is gesteld om de gerechtsdeurwaarder informatie te verschaffen over zijn inkomsten en uitgaven teneinde de correcte beslagvrije voet te kunnen bepalen. Dit formulier heeft de gerechtsdeurwaarder nimmer retour ontvan­gen. De gerechtsdeurwaarder heeft klager vervolgens na beslaglegging op 30 augustus 2016 en na telefonisch contact met klager op 12 september 2016 bij schrijven van 14 september 2016 medegedeeld welke gegevens benodigd waren voor de bepaling van de beslagvrije voet. Bij de overbetekening van het beslag op 16 september 2016 is klager nog uitdrukkelijk aangezegd dat, indien hij van mening is dat de beslagvrije voet niet op de juiste manier zou zijn vastgesteld, hij er zelf voor zorg dient te dragen dat de juiste (gevraagde) gegevens bij de beslagleggende ge­rechts­deurwaarder terecht komen. Klager is nalatig geweest met de aanlevering van de gevraagde inko­mens­gegevens. Klager heeft nagelaten het inkomsten- en uitgaven­formulier volledig ingevuld aan de gerechtsdeur­waar­der te retourne­ren. In dat geval gaat de gerechts­deur­waar­der uit van de informatie die hij op dat moment tot zijn beschikking heeft. Indien klager het niet eens is met de hoogte van de vastgestelde beslagvrije voet, dient hij de gerechtsdeurwaarder te voorzien van alle gevraagde relevante informatie en daarbij te vragen de beslagvrije voet aan te passen. Indien dit niet het gewenste resultaat oplevert kan klager zich wenden tot de gewone rechter. Het tuchtrecht is daarvoor niet de geëigen­de weg. Na aanlevering van alle gevraagde gegevens heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet binnen een redelijke termijn aangepast en het teveel ontvangen bedrag ook binnen een redelijke termijn aan klager gerestitueerd. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

5.2 Met betrekking tot klachtonderdeel b heeft de voorzitter overwogen dat de gerechts­deurwaarder uitdrukkelijk heeft weersproken dat door klager toegezonden stukken worden genegeerd. De beslaglegging dateert van 30 augustus 2016. De gerechtsdeur­waarder heeft niet eerder dan op 27 september 2016 alle benodigde gegevens ontvangen teneinde de beslagvrije voet correct te kunnen vaststellen. Welke stukken er in de tussentijd zouden zijn toegezonden, en door de gerechtsdeurwaarder gene­geerd, heeft klager niet toegelicht. De enkele niet onderbouwde algemene stellingen van klager zijn onvoldoen­de om tuchtrechtelijk laakbaar handelen vast te kunnen stellen.

5.3 Met betrekking tot klachtonderdeel c heeft de voorzitter overwogen dat klager de gerechtsdeurwaarder verwijt dat hij geen contact met DUO heeft opgenomen, terwijl hij daartoe gehouden zou zijn door toezeggingen van DUO. De gerechtsdeurwaarder heeft dit uitdrukkelijk ontkend en weersproken. Indien klager meent dat een afspraak is gemaakt uit hoofde waarvan de gerechtsdeurwaarder contact met DUO zou moeten opnemen, is het aan klager is om deze afspraak inzichtelijk te maken. Dit heeft klager nagelaten. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

5.4 De voorzitter heeft opgemerkt dat uit de producties valt op te maken dat de gerechtsdeurwaarder voldoende voortvarend heeft gehandeld met betrekking tot de herberekening van de beslagvrije voet en de restitutie van de teveel ontvangen gelden.

6. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. De gerechtsdeurwaarder was bekend met zijn situatie. In 2012 is al eens geprobeerd om beslag te leggen. Dat was toen niet mogelijk omdat zijn inkomen al beneden de voor hem geldende beslagvrije voet lag. Voorts heeft klager de gerechtsdeurwaarder wel degelijk geïnformeerd over zijn inkomsten en uitgaven door het toegestuurde formulier te retourneren. Uiteindelijk is de beslagvrije voet wel aangepast, maar niet op de juiste wijze.

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar het verweer tegen de klacht. Desgevraagd heeft de gerechtsdeurwaarder ter zitting toegelicht dat de hoogte van beslagvrije voet op 30 augustus 2016 is bepaald op € 628,17 omdat er van is uitgegaan dat klager ten tijde van de beslaglegging een partner had die over inkomsten beschikte.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Ter zitting is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet heeft gehalveerd uitgaande van de veronderstelling dat de partner van klager over inkomsten zou beschikken. De gerechtsdeurwaarder heeft echter niet kunnen onderbouwen waarop deze aanname gebaseerd was. De gerechtsdeurwaarder kon ter zitting nog wel achterhalen dat er destijds is gebeld met de partner van klager, maar dat gesprek ging niet over het al dan niet genieten van inkomsten. Ook is ter zitting gebleken dat weliswaar bij de betekening van het vonnis aan klager op 20 januari 2012 is verzocht om inkomsten en uitgaven mee te delen, maar daarna niet meer. De Kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte is overgegaan tot halveren van de beslagvrije voet.

Volgens artikel 475g lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mag alleen tot halvering van de beslagvrije voet overgegaan worden indien de schuldenaar desgevraagd geen informatie over het inkomen van diens partner verschaft. Niet gebleken is dat klager voorafgaand aan de vaststelling van de beslagvrije voet op 30 augustus 2016 daartoe door de gerechtsdeurwaarder in de gelegenheid is gesteld.

9.2 De Kamer acht dat onzorgvuldig en tuchtrechtelijk verwijtbaar, zeker nu de gevolgen van een achteraf onterechte halvering van de beslagvrije voet voor de beslagene groot kunnen zijn. Het is immers voorzienbaar dat het inkomen van de schuldenaar daardoor onder het bestaansminimum belandt, iets dat met de beslagvrije voet juist moet worden voorkomen.

9.3 Dit betekent dat het verzet gegrond is en het eerste onderdeel van de klacht eveneens.

9.4 Mede op grond van hetgeen klager in verzet heeft aangevoerd is niet gebleken dat de beslissing van de voorzitter op de andere twee onderdelen van de klacht onjuist is geweest.

9.5 Gelet op de ernst van de gedraging ziet de Kamer voor het gegronde deel van de klacht aanleiding na te noemen maatregel op te leggen.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-          verklaart het verzet gegrond;

-          vernietigt de beslissing van de voorzitter voor wat betreft zijn beslissing over het eerste onderdeel van de klacht;

-          verklaart het eerste onderdeel van de klacht alsnog gegrond;

-          legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel op van berisping.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mrs. A.E. de Vos en J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 mei 2017 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.