ECLI:NL:TGDKG:2015:64 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW437.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:64
Datum uitspraak: 29-05-2015
Datum publicatie: 26-06-2015
Zaaknummer(s): GDW437.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Bewindvoering. Beslag roerende zaken met behulp van slotenmaker. Gelet op de taak van de bewindvoerder in geval van een onder de bewindstelling dient de bewindvoerder direct op de hoogte dient te worden gesteld van al hetgeen de bewindvoering aangaat. De brief aan de schuldenaar had dus ook aan de bewindvoerder moeten worden verstuurd. De gerechtsdeurwaarder heeft ook erkend dat dit had gemoeten. Dit klachtonderdeel is gegrond. Dat de gerechtsdeurwaarder de sleutel van het slot na beslag eerst tegen betaling van de kosten aan schuldenaar heeft afgegeven wordt ook tuchtrechtelijk laakbaar geacht. Op zich kunnen de kosten (verschotten) verbonden aan de vervanging van het slot met in achtneming van het bepaalde in artikel 9 Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders worden meegenomen in de kosten van het proces verbaal van beslaglegging en aldus ook op schuldenaar worden verhaald. Maar het gaat niet aan om schuldenaar de toegang tot haar huis onmogelijk te maken zolang deze kosten niet worden voldaan. Maatregel van berisping opgelegd.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 29 mei 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 437.2014 van:

[     ],

in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 12 juni 2014 heeft klager, hierna de bewindvoerder, een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 22 juli 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 17 april 2015, alwaar de bewindvoerder, vergezeld door een collega en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 29 mei 2015.

1. De feiten

a)      De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een op 31 mei 2012 ten nadele van de onderbewindgestelde (hierna: de schuldenaar) gewezen vonnis.

b)      De bewindvoerder heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 19 november 2012 in kennis gesteld van de onderbewindstelling.

c)      Bij brief van 27 november 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder de bewindvoerder opgave gedaan van het verschuldigde bedrag.

d)     Bij brieven van 8 januari 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder de schuldenaar en de bewindvoerder geschreven dat hij voornemens was beslag te leggen.

e)      Bij brief van 9 januari 2013 heeft de bewindvoerder de gerechtsdeurwaarder verzocht de aangekondigde maatregelen op te schorten.

f)       Bij brief van 7 mei 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder de bewindvoerder geschreven dat hij na de brief van 9 januari 2013 niets meer van de bewindvoerder had mogen vernemen en de bewindvoerder in de gelegenheid gesteld te reageren bij gebreke waarvan verdere executiemaatregelen zouden worden getroffen.

g)      Bij brief van 1 augustus 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder de schuldenaar aangeschreven tot betaling.

h)      Op 7 januari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van de schuldenaar loonbeslag gelegd. Na opgave door de bewindvoerder van de inkomsten en uitgaven van de schuldenaar, heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet met terugwerkende kracht aangepast.

i)        Bij brief van 1 mei 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder de schuldenaar medegedeeld dat er op 21 mei 2014 beslag roerende zaken gelegd zou gaan worden. Het beslag is op 21 mei 2014 gelegd.

2. De klacht

2.1 De bewindvoerder verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij de schuldenaar op 1 mei 2014 rechtstreeks heeft aangeschreven met de mededeling dat er op 21 mei 2014 beslag zou worden gelegd op roerende zaken, zonder hem daarvan in kennis te stellen. Dit is in strijd met de bepalingen van titel 19 van Boek 1 BW.

2.2 Op 21 mei 2014 is het beslag daadwerkelijk gelegd en is het slot in de voordeur van de schuldenaar vervangen. Hierdoor is de schuldenaar de toegang tot haar woning ontnomen. Dit is een veel te belastende maatregel, waarbij het veroorzaakte leed in geen verhouding staat tot het beoogde doel. De bewindvoerder is van mening dat de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig heeft gehandeld. Ter zitting heeft hij daaraan toegevoegd dat de schuldenaar de sleutel van het slot eerst kon verkrijgen na betaling van de kosten daarvan aan de gerechtsdeurwaarder. Dat bedrag is door de bewindvoerder voorgeschoten.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders daaronder begrepen) aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder onderscheidenlijk kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de voormelde zin.

4.2 Bij de beoordeling van klachtonderdeel 2.1 geldt als uitgangspunt dat gelet op de taak van de bewindvoerder in geval van een onder de bewindstelling de bewindvoerder direct op de hoogte dient te worden gesteld van al hetgeen de bewindvoering aangaat (ECLI:NL:GHAMS:2014:2388). De brief aan de schuldenaar van 1 mei 2014 had dus ook aan de bewindvoerder moeten worden verstuurd. De gerechtsdeurwaarder heeft ook erkend dat dit had gemoeten. De klacht is in zoverre gegrond.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel 2.2 overweegt de Kamer als volgt. De stelling van de bewindvoerder dat het beslag roerende zaken een veel te belastende maatregel is, kan niet zonder meer leiden tot het oordeel dat er door de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld. Dat de executiemaatregel belastend voor de schuldenaar kan zijn behoeft de gerechtsdeurwaarder er niet van te weerhouden die maatregel te nemen. De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een ten nadele van de schuldenaar gewezen vonnis. Vanaf 27 november 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder herhaaldelijk getracht van klager, in zijn hoedanigheid als bewindvoerder van de schuldenaar, betaling te verkrijgen. Aangezien de schuldenaar niet over is gegaan tot betaling, het beslag onder de werkgever geen doel trof en van de zijde van de bewindvoerder geen enkele oplossing kwam, is de gerechtsdeurwaarder overgaan tot het leggen van beslag roerende zaken. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

4.4  De Kamer acht het wel tuchtrechtelijk laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder de sleutel van het slot na beslag eerst tegen betaling van de kosten aan schuldenaar heeft afgegeven. De beslaglegging diende in alle opzichten op een voor schuldenaar zo min mogelijk belastende wijze te geschieden. De Kamer neemt aan dat het de door de gerechtsdeurwaarder ingeschakelde slotenmaker niet is gelukt de deur te openen zonder het oude slot te vervangen. Op zich kunnen dan de kosten (verschotten) verbonden aan de vervanging van het slot met in achtneming van het bepaalde in artikel 9 Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders worden meegenomen in de kosten van het proces verbaal van beslaglegging en aldus ook op schuldenaar worden verhaald. Maar het gaat niet aan om schuldenaar de toegang tot haar huis onmogelijk te maken zolang deze kosten niet werden voldaan. Daar komt bij dat in de brief van 1 mei 2014, waarin wordt aangegeven dat de sleutels van het nieuw geplaatste slot op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder verkrijgbaar waren, niet staat aangegeven dat de sleutels alleen verkrijgbaar waren tegen betaling van de kosten. Dit heeft de kwestie voor schuldenaar nog eens onnodig extra problematisch gemaakt.

5. Uit het voorgaande volgt dat de klacht deels gegrond en deels ongegrond dient te worden verklaard. De Kamer ziet aanleiding voor het gegrond te verklaren deel van de klacht na te melden maatregel op te leggen.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klachtonderdeel 2.1 en een deel van klachtonderdeel 2.2 gegrond;

legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;

-        verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, en mrs. A. Sissing en J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 mei 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kunnen partijen binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.