ECLI:NL:TGDKG:2015:31 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW155.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:31
Datum uitspraak: 24-03-2015
Datum publicatie: 26-06-2015
Zaaknummer(s): GDW155.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Betekening alimentatiebeschikking. Meer dan in andere gevallen is de gerechtsdeurwaarder bij dergelijke executies aangewezen op de opgave van zijn opdrachtgever van de hoogte van het verschuldigde. Dat nadien vast is komen te staan dat de opdrachtgever de gerechtsdeurwaarder niet volledig c.q. onjuist heeft geïnformeerd is een omstandigheid die de gerechtsdeurwaarder niet kan worden toegerekend. Nu de gerechtsdeurwaarder, zodra hij over nadere informatie beschikte, zijn ministerieplicht heeft geweigerd, aan klager heeft medegedeeld dat de betekening onjuist was en de onderhavige zaak heeft gesloten, heeft hij gehandeld zoals dat van een redelijk handelend gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht. Klacht ongegrond verklaard.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 24 maart 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 155.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,                                                                              

tegen:

[     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 11 maart 2014, heeft klager een klacht

ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij verweerschrift, ingekomen op 21 maart 2014, heeft de gerechtsdeurwaarder op de

klacht gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 februari 2015 alwaar de

gerechtsdeurwaarder en zijn gemachtigde zijn verschenen.

Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 24 maart 2015.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 5 april 2006 is tussen klager en diens echtgenote de echtscheiding uit-gesproken en het echtscheidingsconvenant uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Klager is blijkens het convenant gehouden de kosten van verzorging en opvoeding van zijn dochter te voldoen.

-           Op 24 februari 2014  heeft de gerechtsdeurwaarder de beschikking aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-           Bij e-mail van 19 maart 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager mede-gedeeld dat de betekening van 24 februari 2014 zou worden ingetrokken, omdat hij ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat de opgevoerde alimentatie verschuldigd was.

-           In de tussentijd hebben klager en de gerechtsdeurwaarder veelvuldig met elkaar gecorrespondeerd.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er in hoofdzaak over dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte een beschikking aan hem heeft betekend, omdat de alimentatie niet (langer) zou zijn verschuldigd.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat de alimentatie zou zijn verschuldigd.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tucht-rechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Het gaat in de onderhavige zaak om de executie van een alimentatiebeschikking. Meer dan in andere gevallen is de gerechtsdeurwaarder bij dergelijke executies aangewezen op de opgave van zijn opdrachtgever van de hoogte van het verschuldigde. In de beschikking zelf wordt immers alleen de verschuldigdheid van toekomstige verplichtingen vastgelegd. Of en in hoeverre die verplichtingen zijn nagekomen, is niet door een rechterlijke uitspraak bepaald, maar blijkt uit de opgave van de alimentatiegerechtigde aan de gerechtsdeurwaarder. Dat houdt voor de gerechtsdeurwaarder onder meer in dat hij in dit soort zaken behoedzaam dient te opereren.

4.3 Hoewel de gerechtsdeurwaarder door een opdrachtgever wordt ingeschakeld en hij in beginsel zijn ministerie dient te verlenen, dient hij als zelfstandig openbaar ambtenaar dergelijke opdrachten zorgvuldig te beoordelen, waarbij van hem een kritische houding mag worden verwacht. Hij heeft immers niet alleen met de belangen van zijn opdrachtgever, maar ook met die van de wederpartij te maken. Op het eerste aangeven van de wederpartij dat zaken niet kloppen volgt dan ook een onderzoek plicht voor de gerechtsdeurwaarder. Hij dient dan zijn opdrachtgever aan de hand van de stelling van de wederpartij te verzoeken om opheldering, hetgeen de gerechtsdeurwaarder heeft gedaan.

4.4 Dat nadien vast is komen te staan dat de opdrachtgever de gerechtsdeurwaarder niet volledig c.q. onjuist heeft geïnformeerd is een omstandigheid die de gerechts-deurwaarder niet kan worden toegerekend. Wel is het zo dat op een bepaald moment de ministerieplicht ten opzichte van de opdrachtgever ophoudt en misbruik van bevoegdheid ten opzichte van de wederpartij begint. Nu de gerechtsdeurwaarder, zodra hij over nadere informatie beschikte, zijn ministerieplicht heeft geweigerd, aan klager heeft medegedeeld dat de betekening onjuist was en de onderhavige zaak heeft gesloten, heeft hij gehandeld zoals dat van een redelijk handelend gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook geen sprake.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, en mr. M.S.F. Voskens en A.M. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 maart 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.