ECLI:NL:TGDKG:2015:24 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW205.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:24
Datum uitspraak: 25-03-2015
Datum publicatie: 19-06-2015
Zaaknummer(s): GDW205.2015
Onderwerp: Financieel toezicht
Beslissingen: Ontzetting uit het ambt
Inhoudsindicatie:   Negatieve bewaringspositie, handelen in strijd met de BLOS-regels, schenden van de regels voor de liquiditeits- en solvabiliteitsratio’s, te veel afhankelijk van één opdrachtgever, onheuse bejegening in correspondentie met klager. De Kamer acht de klachten, die niet zijn weersproken, gegrond en ontzet de gerechtsdeurwaarder uit zijn ambt. Beslissing op schorsing aangehouden. Hoger beroep ingesteld.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 25 maart 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 205.2015 van:

BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,

gevestigd te Utrecht,

klager,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 10 maart 2015, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 24 maart 2015 op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 maart 2015. Namens klager zijn verschenen [     ] en [     ]. Beklaagde is niet ter zitting verschenen. Hij heeft bij zijn brief van 24 maart 2015 laten weten dat hij zich refereert aan het oordeel van de Kamer en dat hij niet ter zitting zou verschijnen.  Klager heeft een pleitnota overgelegd. Daarin is onder meer verzocht om onmiddellijke schorsing van de gerechtsdeurwaarder. De uitspraak op de klacht is nader bepaald op heden.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

a)      Klager heeft op 26 november 2014 een onderzoek ingesteld naar de kantoorboekhouding van de gerechtsdeurwaarder en de door hem aangehouden derdenrekeningen, gebaseerd op de artikelen 30, lid 1, en 31, lid 2, van de Gerechtsdeurwaarderswet (hierna: Gdw).

b)      Aanleiding tot dit onderzoek waren de door de gerechtsdeurwaarder via DiginBFT gerapporteerde kwartaalcijfers. Klager heeft een onderzoek uitgevoerd naar de toepassing van de BLOS-rekenregels bij de bepaling van het niveau van de voorfinanciering en de bewaringspositie van het kantoor in 2014.

c)      De gerechtsdeurwaarder heeft per 30 september 2014 een bewaringspositie aan klager gerapporteerd van € 15.581,00. Het is klager echter gebleken dat de bewaringspositie op 1 oktober 2014 afgerond € 400.000,00 negatief bedroeg.

d)     Voorts is uit het onderzoek gebleken dat de gerechtsdeurwaarder voor 94% van de bij hem in behandeling zijnde zaken afhankelijk is van één opdrachtgever, namelijk DUO.

e)      Klager heeft eerder in augustus 2012 een onderzoek gedaan bij de gerechtsdeurwaarder omdat hij vooral voor DUO werkzaam was. Uit dat onderzoek is gebleken dat indien de bewaarpositie overeenkomstig de contractafspraken met DUO werd berekend, al per eind augustus 2012 sprake was van een bewaartekort van ruim € 300.000,00. De gerechtsdeurwaarder heeft met DUO afgesproken dat tekort in te lopen. Aan die afspraken heeft hij niet voldaan. Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder op 22 augustus 2013 een waarschuwing van klager gekregen met betrekking tot een door de gerechtsdeurwaarder gemeld bewaringstekort van € 18.040,00.  

f)       Naast de negatieve bewaringspositie per 1 oktober 2014 is het klager gebleken dat de liquiditeitspositie van het kantoor aan het eind van het derde kwartaal van 2014 € 45.249,00 negatief is en al negatief is sinds het tweede kwartaal van 2014. Het eigen vermogen van het kantoor bedraagt aan het eind van het derde kwartaal 2014 € 17.938,00 negatief en is negatief sinds het tweede kwartaal 2014.

3. De klacht

3.1 Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder - samengevat - dat deze:

  1. in strijd met artikel 19 van de Gerechtsdeurwaarderswet een negatieve bewaringspositie heeft laten ontstaan;
  2. in strijd met de BLOS-regels zijn bewaringspositie (niet juist) heeft berekend;
  3. in strijd met de normen zoals gesteld in het rapport Verantwoord ondernemen van de KBvG de regels voor de liquiditeits- en solvabiliteitsratio’s heeft geschonden;
  4. in strijd met artikel 4 van de Verordening KBvG Normen voor kwaliteit en artikel 4 van het Reglement KBvG Normen voor kwaliteit heeft gehandeld door zijn positie niet te evalueren ten opzichte van zijn opdrachtgever DUO. Hij heeft zich te zeer afhankelijk gemaakt van één opdrachtgever;
  5. zich in correspondentie met klager onheus heeft uitgelaten en daarmee in strijd met artikel 1 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders heeft gehandeld.

3.2 Volgens klager heeft de gerechtsdeurwaarder zich op grond van het vorenstaande niet gedragen zoals van een goed gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht. Klager verzoekt de Kamer een maatregel op te leggen die recht doet aan het ernstig verwijtbare gedrag. Naar de mening van klager is dat een ontzetting uit het ambt.

3.3. Ter zitting heeft klager het verzoek gedaan om de gerechtsdeurwaarder voorlopig te schorsen totdat de beslissing tot voordracht tot ontslag onherroepelijk is geworden.   

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder beschouwt de klacht als “een geschenk uit de hemel”. Hij is er al jaren van op de hoogte dat de financiële positie van zijn kantoor verbetering behoeft. Hij heeft daar op zijn manier zijn best voor gedaan, maar betreurt het dat dit niet is gelukt. De gerechtsdeurwaarder heeft voorts verwezen naar moeilijke persoonlijke omstandigheden waarmee te maken heeft gehad. Hij heeft zich tot slot gerefereerd aan het oordeel van de Kamer en betreurt het dat hij zich jegens een medewerker van klager onheus heeft uitgelaten.

5. De beoordeling

5.1  Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 U itgangspunt bij de beoordeling van de klacht is dat een gerechtsdeurwaarder overeenkomstig het artikel 19 Gdw -samengevat- wordt verplicht één of meer kwaliteitsrekeningen aan te houden die uitsluitend bestemd zijn voor gelden die hij in verband met zijn werkzaamheden als zodanig ten behoeve van derden onder zich heeft. Gelden die aan de gerechtsdeurwaarder in verband met zijn werkzaamheden als zodanig ten behoeve van derden worden toevertrouwd, moeten op die rekening worden gestort. Ten laste van die rekening mag hij slechts betalingen doen in opdracht van een rechthebbende. De gerechtsdeurwaarder is verplicht een tekort in het saldo van de derdengeldenrekening terstond aan te vullen, tenzij hij aannemelijk kan maken dat hem ter zake van het tekort geen verwijt kan worden gemaakt. Blijkens de memorie van toelichting strekt het bepaalde in voormeld artikel er toe derden, voor wie de gerechtsdeurwaarder in verband met zijn werkzaamheden tijdelijk gelden onder zich neemt, te beschermen tegen déconfitures, fraude daaronder begrepen.

5.3 De gerechtsdeurwaarder heeft hetgeen klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd niet weersproken. Vast staat dat bij de gerechtsdeurwaarder sprake is van een bewaringstekort op zijn derdengeldenrekening. De gerechtsdeurwaarder heeft dat tekort niet terstond aangevuld. Hij heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat hem ter zake van het ontstaan van het tekort geen verwijt treft. Voorts is onweersproken dat de gerechtsdeurwaarder een aanzienlijk lager bewaringstekort aan klager had gerapporteerd en eerder was gewaarschuwd. Naar het oordeel van de Kamer heeft de gerechtsdeurwaarder klager hiermee bewust verkeerd geïnformeerd. Ook heeft hij in strijd gehandeld met de regelgeving van de KBvG door zich teveel afhankelijk te maken van één opdrachtgever en is zijn liquiditeits- en solvabiliteitspositie onvoldoende.  

5.4 D e Kamer is van oordeel dat de klacht gegrond is. De aan de gerechtsdeurwaarder verweten gedragingen zijn door hem immers erkend, althans onvoldoende betwist en de tekortkomingen zijn dermate ernstig dat de klachtwaardigheid daarvan evident is. De gerechtsdeurwaarder heeft de klachtwaardigheid van zijn handelen ook niet weersproken. De Kamer heeft begrip voor de moeilijke persoonlijke omstandigheden die de gerechtsdeurwaarder in zijn brief heeft weergegeven, maar die vormen hoe betreurenswaardig ook geen excuus.

5.5 Voorts wordt meegewogen dat het Gerechtshof te Amsterdam bij beslissing van 19 oktober 2010 (LJN: BO4675) onder meer het volgende heeft overwogen. “De gerechtsdeurwaarder bekleedt in de maatschappij een plaats die mede is gegrond op het vertrouwen dat de justitiabelen in deze ambtenaar hebben. Een grond voor dat vertrouwen is gelegen in het feit dat wat de gerechtsdeurwaarder ten behoeve van zijn opdrachtgever – zowel in als buiten rechte – incasseert ook daadwerkelijk bij de gerechtsdeurwaarder voorhanden is. De wetgever heeft een en ander – onder meer – geregeld in artikel 19 van de Gerechtsdeurwaarderswet. Wanneer een gerechtsdeurwaarder niet voldoet aan de in die bepaling opgenomen ‘bewaringsplicht’, wordt er een inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat de maatschappij in de gerechtsdeurwaarder heeft en ook moet kunnen hebben. Dat leidt ertoe dat in de tuchtrechtspraak een inbreuk op die bewaringsplicht in beginsel gesanctioneerd moet worden met een ontzetting uit het ambt. Onder omstandigheden kan de tuchtrechter afwijken van dit uitgangspunt”, aldus het Gerechtshof.

Zodanige omstandigheden zijn naar het oordeel van de Kamer gesteld noch gebleken.

5.6 Gelet op de ernstige aard van de verzuimen, acht de Kamer na te noemen maatregel passend en geboden. De gerechtsdeurwaarder heeft door te handelen op de wijze zoals hiervoor omschreven en door zijn nalaten tijdig maatregelen te treffen in ernstige mate gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm. De Kamer acht oplegging van na te melden maatregel de enige passende. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn brief en hedenochtend in een gesprek met de secretaris van de Kamer overigens ook zelf de wens te kennen gegeven spoedig uit zijn functie te worden ontheven, ook gelet op zijn nadere pensionering en de moeilijke economische situatie waarmee gerechtsdeurwaarders thans worden geconfronteerd.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-          verklaart de klacht gegrond;

-          ontzet de gerechtsdeurwaarder uit zijn functie, welke maatregel van kracht wordt op een na het onherroepelijk worden van de beslissing per aangetekende brief aan de gerechtsdeurwaarder door de Kamer mee te delen datum;

-          houdt de behandeling van het verzoek tot schorsing aan en bepaalt dat dat verzoek wordt behandeld ter zitting van de Kamer van 31 maart 2015 om 14.00 uur. Partijen zullen daarvoor worden opgeroepen.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en  A.M. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van  25 maart 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Het beroep schorst de beslissing waartegen het is gericht niet.