ECLI:NL:TGDKG:2015:164 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW605.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:164
Datum uitspraak: 14-04-2015
Datum publicatie: 02-10-2015
Zaaknummer(s): GDW605.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Meerdere klachtonderdelen waarvan alleen de klacht die ziet op het verzuim bij de adresverificatie gegrond wordt verklaard. De gerechtsdeurwaarder draagt de verantwoording voor het uitbrengen van de dagvaarding en ook voor een adresverificatie binnen een termijn van veertien dagen voor het uitbrengen van de dagvaarding. Die termijn is overschreden. Maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 14 april 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 605.2014 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

1. [     ],

2. [     ],

(toegevoegd kandidaat-)gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 22 augustus 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Klager heeft bij brieven met producties van 27 augustus, 3 september, 12 september, 16 september, 7 november en 21 november 2014 nog nader gereageerd. Bij aangehechte brief met bijlagen, ingekomen op 12 december 2014, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 februari 2015. Klager is verschenen en gerechtsdeurwaarder sub 2, mede namens gerechtsdeurwaarder sub 1. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 14 april 2015.

2. De feiten

Klager heeft zich vanwege de verkoop van zijn woning te [     ] op 27 mei 2014 ingeschreven op zijn nieuwe adres in [     ] bij zijn ouders. Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft klager op 6 juni 2014 gedagvaard op zijn voormalige adres in [     ].  De gerechtsdeurwaarders hebben het adres van klager geverifieerd op 20 mei 2014. Op 23 mei 2014 heeft de advocaat van klager een betalingsvoorstel aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarders gedaan. De opdrachtgever heeft op 10 juni 2014 op dat voorstel gereageerd. Op 9 juli 2014 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 het na aanleiding van eerdergenoemde dagvaarding gewezen verstekvonnis aan klager betekend. Daarna is ten laste van klager executoriaal derdenbeslag gelegd op zijn loon. Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft op 13 augustus 2014 het beslag overbetekend aan klager. Zowel op 9 juli 2014 als op 13 augustus 2014 werden de exploten uitgereikt aan de ouders van klager. De opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarders heeft uiteindelijk met klager een regeling getroffen die inhoudt dat aan klager geen bijkomende kosten in rekening worden gebracht.

3. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders dat deze:

1.      hem hebben gedagvaard, terwijl hij via zijn advocaat een betalingsvoorstel aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarders had gedaan en de gerechtsdeurwaarders hiervan op de hoogte waren. Zij hebben hem verzekerd dat dat zij het dossier daartoe zouden aanhouden;

2.      geen tijdige adresverificatie hebben verricht als gevolg waarvan klager de dagvaarding niet heeft ontvangen. Bovendien was het ten tijde van de betekening van de dagvaarding kenbaar dat zijn woning te koop stond en niet meer bewoond werd. Dit verwijt treft in het bijzonder gerechtsdeurwaarder sub 2;

3.      het vonnis en het beslag zijn betekend aan zijn ouders zonder dat de exploten in een gesloten envelop zijn gelaten. Als gevolg hiervan hebben zijn ouders kennis genomen van privacygevoelige informatie. Dit verwijt treft in het bijzonder gerechtsdeurwaarder sub 1;

4.      de beslagvrije voet onjuist hebben berekend. Ondanks de bezwaren van klagers, is de beslagvrije voet niet direct aangepast;

5.      door hun handelwijze hem schade hebben berokkend, die voor vergoeding in aanmerking komt.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

4.1 De gerechtsdeurwaarders hebben aangevoerd dat zij ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding niet op de hoogte waren van het kwijtingsvoorstel. Door klager zijn zij daarvan pas op de hoogte gesteld op 11 juli 2014.

4.2 De GBA-adresverificatie heeft inderdaad plaatsgevonden buiten de 14-dagentermijn. Voor gerechtsdeurwaarder sub 2 was het echter niet kenbaar dat de voormalige woning van klager niet meer bewoond was. Overigens is de dagvaarding ook niet retour gekomen.

4.3 Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft het vonnis en het beslag gelaten aan de moeder en de vader van klagers. Beiden zijn huisgenoten en hebben de ontvangst niet geweigerd. Alleen in het geval de betekening op deze wijze niet mogelijk was, hadden de exploten in een gesloten envelop moeten worden achtergelaten. Er is dus in beide gevallen gehandeld in overeenstemming met artikel 46 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

4.4 Nadat klager telefonisch kenbaar had gemaakt dat de beslagvrije voet niet juist was, is een herberekening gemaakt. Gedurende de behandeling van het dossier heeft de opdrachtgever besloten om akkoord te gaan met een eerder door klager aangeboden bedrag ter finale kwijting. Het dossier is gesloten en afgewikkeld. Klager heeft geen financiële schade geleden.

5. De beoordeling van de klacht

5.1  Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderwet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk

gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van beklaagden een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 De Kamer acht het tweede klachtonderdeel, gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 2, gegrond omdat zij de verantwoording draagt voor het uitbrengen van de dagvaarding. Het is tuchtrechtelijk laakbaar dat gerechtsdeurwaarder sub 2 de dagvaarding heeft doen betekenen terwijl  tussen de verifiëring van het adres van klager en het uitbrengen van de dagvaarding  drie dagen meer waren verstreken dan de termijn van veertien dagen die de Kamer acceptabel vindt.

5.3 De overige onderdelen van de klacht acht de Kamer ongegrond. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarders eerder dan op 11 juli 2014 van het voorstel van de advocaat van klager aan hun opdrachtgever op de hoogte waren gesteld. Evenmin is gebleken dat er niet tijdig tot aanpassing van de beslagvrije voet is overgegaan. De gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft ter zitting onbetwist gesteld dat klager op 14 augustus 2014 zijn verzoek tot aanpassing heeft gedaan. Op 28 augustus 2014 is de beslagvrije voet herberekend en op 29 augustus 2014 is hem dit telefonisch meegedeeld. Een termijn van 14 dagen voor de herberekening van een beslagvrije voet is niet onredelijk lang. Klager heeft ter zitting nog gesteld dat de gerechtsdeurwaarders niet bereid waren het teveel geïncasseerde bedrag terug te betalen zolang hij de onderhavige klacht niet zou intrekken. Deze stelling heeft klager echter niet aannemelijk kunnen maken. In beide gevallen is aan een huisgenoot van klager betekend. In dat geval behoeven de stukken niet in een envelop te worden gelaten, laat staan in een gesloten envelop.

5.4 Gelet op het grote belang van een correcte en recente verificatie van het adres van een te dagvaarden debiteur en voorts vanwege de (ook financiële) gevolgen die een onjuiste betekening kan hebben acht de Kamer na te melden maatregel op zijn plaats. Onderhavige tuchtprocedure leent zich niet voor toewijzing van een schadevergoeding.

6. Gelet op het vorenstaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart onderdeel 2 van de klacht gegrond;

-                     legt aan gerechtsdeurwaarder sub 2 voor het gegronde deel van de klacht de maatregel van berisping op;

-                     verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. A. Sissing en

M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 april 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.