ECLI:NL:TDIVTC:2016:68 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2016/7

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2016:68
Datum uitspraak: 22-12-2016
Datum publicatie: 14-03-2017
Zaaknummer(s): 2016/7
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Beklaagde wordt verweten, samengevat, dat hij met betrekking tot een keizersnede bij een hond veterinair nalatig heeft gehandeld. Ongegrond.

Uitspraak in de zaak van   

mevr. D,                                                    klaagster,    

tegen

drs. C,                                                       beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2016.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten, samengevat, dat hij met betrekking tot een keizersnede bij de hond  van klaagster veterinair nalatig heeft gehandeld.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de hond met de naam O, een American Bully Pocket, geboren op 1 maart 2014.

3.2. In de nacht van vrijdag 1 januari 2016 op zaterdag 2 januari 2016 heeft klaagster met haar hond de praktijk van beklaagde bezocht en heeft een consult plaatsgevonden met een  dienstdoende collega van beklaagde (hierna verder te noemen: de collega). Klaagster had tevoren al enkele malen telefonisch contact met de collega gehad omdat haar hond over tijd was, waarna werd afgesproken met de hond naar de praktijk te komen voor onderzoek en een eventuele keizersnede.

3.3. Op de praktijk aangekomen, is de hond door de collega pre-anaesthetisch onderzocht. Naar uit de patiëntenkaart kan worden afgeleid, was de hond al eerder op de avond spontaan van een dode pup bevallen. Het onderzoek wees uit dat er zich op dat moment geen pup in het geboortekanaal bevond en bij het algemeen klinisch onderzoek werden geen bijzonderheden geconstateerd. Na dit onderzoek heeft de collega de hond gesedeerd (Domitor 1cc) en onder narcose gebracht (Ketamine 1cc en plaatselijk Lidocaine). Hoewel bij de hond direct hierna wat excitatie, braakneigingen en even een ademdepressie optraden, kwam zij daarna goed in slaap. Klaagster heeft gesteld dat de ademhaling van de hond stokte als gevolg van braaksel in de keel, waarop de collega “paniekerig” zou hebben gereageerd en klaagster zelf het braaksel uit de keel van de hond heeft verwijderd, waarna de ademhaling weer op gang kwam. Nadat de hond onder narcose was gebracht heeft de collega telefonisch de hulp van beklaagde ingeroepen, die naar de praktijk is gekomen en die vervolgens met assistentie van de collega de keizersnede heeft uitgevoerd.

3.4. Halverwege de operatie is een extra halve dosis Domitor en Ketamine bij de moederhond toegediend. Er zijn bij de keizersnede zeven levende pups ter wereld gebracht, zij het dat het bij een van de pups, die in groei was achtergebleven, wat langer duurde voordat de ademhaling op gang kwam. Beklaagde heeft hierna bij de moederhond de operatiewond gehecht.

3.5. Direct na hun geboorte zijn de pups overgedragen aan klaagster, die bij de operatie aanwezig was en de pups met behulp van door haar zelf meegebrachte handdoeken heeft drooggewreven. Ook de in groei achtergebleven pup ging hierna normaal ademen. Na toediening van injecties met Amoxyvet en Oxytocine en het voorschrijven van Clavubactin en Metacam zijn de moederhond en de pups met klaagster mee naar huis gegeven.

3.6. Omdat klaagster op circa 55 km afstand van de praktijk woonachtig is, waardoor een controlebezoek aan de praktijk voor haar bezwaarlijk was, is er op 2 januari 2016 telefonisch contact tussen de collega en klaagster geweest. Tijdens dit telefonisch contact heeft klaagster aangegeven dat er bij een van de pups melk uit de neusgaten liep, wat zou kunnen wijzen op een open verhemelte. De collega heeft aan klaagster geadviseerd de pup te laten controleren door een bij haar in de buurt gevestigde dierenarts.

3.7. Naar uit de patiëntenkaart kan worden afgeleid heeft klaagster in de dagen hierna een dierenarts in haar buurt geconsulteerd omdat de moederhond niet wilde eten, in welk verband  Electrolyte is voorgeschreven. Deze dierenarts heeft tevens vastgesteld dat een van de pups een open verhemelte had. Deze pup moest worden geëuthanaseerd. Op 7 januari 2016 is een van de andere pups overleden. Sectie wees uit dat deze pup het herpes virus had. Voor de overgebleven pups is toen een antibioticum voorgeschreven. Op 8 januari 2016 bleek vervolgens dat de operatiewond van de moederhond deels was opengegaan, waarna deze wond opnieuw is gehecht.

3.8. Klaagster verwijt beklaagde dat met betrekking tot de keizersnede onvoldoende narcose is toegepast, dat de pups direct na de geboorte zonder onderzoek aan klaagster zijn overhandigd en mee naar huis zijn gegeven, dat de operatie onnodig lang heeft geduurd, dat de operatiewond niet juist is gehecht en dat ten onrechte Metacam is voorgeschreven.

4. HET VERWEER   

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond en de betreffende pups, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren.

5.2. Het college stelt voorop dat in het veterinair tuchtrecht als uitgangspunt geldt dat een dierenarts alleen op zijn of haar eigen diergeneeskundige handelen kan worden aangesproken en niet op het veterinair handelen van collegae. Met in achtneming van dit uitgangspunt zal het college overgaan tot bespreking van de klacht.

5.3. Omdat de stukken daarover onvoldoende duidelijkheid boden, heeft het college  beklaagde ter zitting gevraagd naar zijn precieze aandeel in de hiervoor beschreven behandeling van de hond en de pups. Gebleken is dat beklaagde persoonlijk bij de behandeling betrokken werd nadat de hond reeds door de collega klinisch en pre anaesthetisch was onderzocht en onder narcose was gebracht en dat beklaagde vervolgens met assistentie van de collega de keizersnede heeft uitgevoerd en de operatiewond heeft gehecht. Ter zitting is voorts naar voren gebracht dat beklaagde de nazorg aan de collega heeft overgelaten.

5.4. Gelet op het voorgaande gaat het college ervan uit dat beklaagde in het gehele behandeltraject uitsluitend als chirurg heeft gefungeerd en de keizersnede heeft uitgevoerd. Nu de klacht zich tegen beklaagde richt, zal het college mitsdien de overige klachtonderdelen, die betrekking hebben op gebeurtenissen vóór en ná de operatie, buiten bespreking laten, nu beklaagde met betrekking tot de in die onderdelen geuite verwijten niet betrokken is geweest en daar niet verantwoordelijk voor kan worden gehouden.

5.5. Met betrekking tot de keizersnede is gebleken dat de hond halverwege de operatie wat reactie vertoonde tijdens de tractie op de uterus en is om die reden door de collega op advies van beklaagde Domitor en Ketamine bijgegeven, waarna de operatie kon worden voortgezet. Het college overweegt dat het vaker voorkomt dat een dier, ondanks dat het met een correcte dosis onder narcose is gebracht, tijdens een operatie een (pijn)reactie vertoont of ontwaakt. Hieruit volgt niet zonder meer dat er dan ook sprake is van veterinair nalatig handelen van de dierenarts. Beklaagde heeft verder verklaard dat hij tot toediening van een halve dosis van de beide middelen heeft geadviseerd omdat hij de levenskansen van de pups niet in gevaar wilde brengen. Het college kan beklaagde hierin volgen en ziet geen aanleiding om van een veterinair tekortschieten uit te gaan.  

5.6. Nadat de hond via deze extra narcose goed in slaap was gekomen, heeft beklaagde de operatie voortgezet en zijn zeven pups ter wereld gebracht. Beklaagde heeft ter zitting verklaard dat hij de pups direct na de geboorte heeft overhandigd aan de collega, die de pups na controle van de ademhaling en het afklemmen van de navelstreng, voor verdere verzorging heeft overgedragen aan klaagster.

5.7. Voor zover beklaagde verwijten worden gemaakt met betrekking tot de operatiewond, die niet naar behoren zou zijn gehecht, geldt dat eerst op 8 januari 2016 en dus zes dagen na de operatie is geconstateerd dat die wond deels was opengegaan. Gelet op dit verstreken tijdsverloop kan niet uitgesloten worden dat de complicatie een andere oorzaak heeft gehad. Het college heeft geen concrete aanwijzingen die erop duiden dat beklaagde met betrekking tot het hechten van de operatiewond foutief zou hebben gehandeld en dat het opengaan van de wond daar een rechtstreeks gevolg van is geweest.

5.8. Beklaagde heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat hij na beëindiging van de operatie naar zijn woning is terug gekeerd en dat tussen de oproep om de operatie te komen verrichten en zijn thuiskomst na de operatie een tijdsbestek van minder dan een uur heeft gezeten. Gelet hierop is ook niet komen vast te staan dat de ingreep onredelijk lang heeft geduurd.

5.9. Het vorenstaande in aanmerking nemende, komt het college tot het oordeel dat er geen, althans onvoldoende aanwijzingen zijn om te concluderen dat beklaagde bij de operatie van de hond veterinair onjuist en tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, althans niet in die mate dat het opleggen van een tuchtmaatregel geboden zou zijn. Gelet hierop zal als volgt worden beslist.

6. DE BESLISSING   

Het college:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden  drs. J. Hilvering, drs. M. Lockhorst, drs. B.J.A. Langhorst-Mak en drs. A. van der Bas   in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2016 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.