ECLI:NL:TAHVD:2018:27 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170142

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2018:27
Datum uitspraak: 05-02-2018
Datum publicatie: 19-02-2018
Zaaknummer(s): 170142
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het hoger beroep van verweerder tegen de beslissing van de raad, dat de klacht gegrond is en aan verweerder de maatregel van berisping wordt opgelegd, wordt verworpen omdat het beroep zonder gronden is ingesteld.

Beslissing

van 5 februari 2018   

in de zaak 170142

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 10 april 2017, gewezen onder nummer 16-929, aan partijen toegezonden op 10 april 2017, waarbij de klacht van klager tegen verweerder gegrond is verklaard. Verweerder is de maatregel van berisping opgelegd, met veroordeling van verweerder tot betaling van het griffierecht van        € 50,- en de proceskosten van € 25,- aan klager en de proceskosten van € 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

De beslissing van de raad als ECLI:NL:TADRARL:2017:79.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De appelmemorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 10 mei 2017 per post ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 11 december 2017, waar verweerder is verschenen.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    voor zijn werkzaamheden in een strafzaak € 1.750,- in rekening te brengen terwijl klager voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking kwam,

b)    te vragen om de kosten van rechtsbijstand contant te voldoen,

c)    zich onvoldoende in te spannen ten behoeve van de verdediging van klager,

d)    de zaak aan te nemen terwijl hij niet de vereiste deskundigheid bezat,

e)    zich terug te trekken voordat de zaak was geëindigd.

4    BEOORDELING

4.1    Artikel 56 lid 3 Advocatenwet bepaalt dat het beroep van een beslissing van de Raad van Discipline wordt ingesteld bij met redenen omklede memorie, en wel binnen 30 dagen na verzending van de beslissing van de raad (artikel 56 lid 1 Advocatenwet).

Verweerder heeft op 9 mei 2017, bij de griffie van het hof binnengekomen op 10 mei 2017 – de laatste dag van de beroepstermijn –,  een korte brief naar het hof gestuurd die inhoudt dat beroep wordt ingesteld op nader aan te voeren gronden, en dat verweerder vooruitlopend daarop van mening is dat de raad is uitgegaan van onjuiste gegevens, een onjuiste uitleg heeft gegeven aan de feiten, en dat de maatregel te zwaar is in verhouding tot de feiten.

4.2    Hetgeen verweerder in zijn brief van 9 mei 2017 heeft aangevoerd is in het geheel niet onderbouwd en onvoldoende concreet om als beroepsgrond te kunnen worden aangemerkt en behandeld. Nu het beroep zonder gronden is ingesteld moet dat beroep worden verworpen.

4.3    Ondanks het feit dat verweerder, anders dan in de beslissing van de raad staat vermeld, wel een tuchtrechtelijk verleden heeft, ziet het hof geen aanleiding voor aanpassing van de door de raad opgelegde tuchtrechtelijke maatregel.

4.4    Nu de klacht gegrond is verklaard en een maatregel is opgelegd zal het hof overeenkomstig artikel 48ac, eerste lid, onder b, Advocatenwet bepalen dat de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak in hoger beroep, door verweerder aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden vergoed. Deze kosten moeten binnen vier weken na heden worden betaald.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verwerpt het beroep van verweerder;

veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten in hoger beroep van

€ 1.000,-  aan de Nederlandse Orde van Advocaten te betalen binnen vier weken na deze uitspraak door overmaking op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling hoger beroep zaaknummer HvD nummer 170142”.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. A.B.A.P.M. Ficq, G.J. Visser, R.H. Broekhuijsen en V. Wolting, in tegenwoordigheid van mr. B.P.L. de Vries, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2018.

griffier    voorzitter    

De beslissing is verzonden op  5 februari 2018.