ECLI:NL:TAHVD:2018:26 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170254

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2018:26
Datum uitspraak: 05-02-2018
Datum publicatie: 19-02-2018
Zaaknummer(s): 170254
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager is niet-ontvankelijk in zijn beroep (appelverbod van artikel 46h lid 7 Advocatenwet).

Beslissing

van 5 februari 2018

in de zaak 170254

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 23 november 2016, onder nummer 16-879, aan partijen toegezonden op 23 november 2016, waarbij de plaatsvervangend voorzitter de klacht van klager tegen verweerster kennelijk ongegrond heeft verklaard, alsmede naar de beslissing van de raad van 14 augustus 2017, eveneens onder nummer 16-879, aan partijen toegezonden op 14 augustus 2017, waarbij het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter ongegrond is verklaard.

De beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2016:294 en de beslissing van de raad als ECLI:NL:TADRARL:2017:173.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 12 september 2017 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerster;

-    de e-mail van verweerster aan het hof van 29 november 2017.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 4 december 2017, waar de heer H namens klager is verschenen. Verweerster was met bericht van kennisgeving afwezig.

3    BEOORDELING

3.1    Het hof stelt het volgende voorop. Uit artikel 46j, leden 1 en 4, in verbinding met artikel 46h lid 7 Advocatenwet volgt dat tegen de beslissing van de raad, op het verzet van klager waarbij het verzet ongegrond is verklaard, geen rechtsmiddel openstaat. Dit rechtsmiddelenverbod kan slechts worden doorbroken als de raad deze bepalingen ten onrechte heeft toegepast, buiten het toepassingsgebied ervan is getreden, dan wel bij de behandeling van het verzet een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd dat niet meer kan worden gesproken van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak.

3.2    In het appelschrift doet klager een beroep op schending van fundamentele rechtsbeginselen. Klager voert aan dat hij in zijn verzetschrift (nieuwe) voor de afdoening van de zaak relevante feiten heeft gesteld, die de voorzitter bij het geven van de voorzittersbeslissing niet bekend waren en waarmee geen rekening is gehouden. De raad heeft echter bij de beoordeling van het verzetschrift volstaan met de overweging dat de voorzitter naar zijn oordeel 'bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval' en daarmee meerdere (nieuwe) feiten en essentiĆ«le standpunten van klager buiten beoordeling gelaten.

3.3    De raad heeft in 4.2 van de bestreden beslissing overwogen dat het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter geen nieuwe gezichtspunten heeft opgeleverd. Hieruit leidt het hof af dat de raad bij de beoordeling van het verzet de door klager gestelde (nieuwe) feiten en standpunten heeft betrokken. De stelling van klager dat de raad feiten en/of standpunten van klager buiten beschouwing heeft gelaten raakt de inhoudelijke beslissing van de zaak en niet fundamentele rechtsbeginselen. Klachten betreffende de motivering van de beslissing leveren geen grond op voor doorbreking van een appelverbod (HR 23 juni 1995, NJ 1995/661).

3.4    Nu hetgeen klager in zijn appelschrift heeft aangevoerd geen grond voor doorbreking van het appelverbod oplevert, dient hij in zijn beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 14 augustus 2017, onder nummer 16-879.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. J.C. van Oven, C.A.M.J. Raymakers, J.R. Krol en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2018.

griffier    voorzitter           

De beslissing is verzonden op 5 februari 2018.