ECLI:NL:TAHVD:2018:23 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170186

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2018:23
Datum uitspraak: 05-02-2018
Datum publicatie: 19-02-2018
Zaaknummer(s): 170186
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Gegronde klacht over eigen advocaat. Wanneer een advocaat geconfronteerd wordt met onvoorziene omstandigheden waardoor hij niet zelf in staat is de bijstand te verlenen die hij aan zijn cliënt heef toegezegd (i.c. het bijwonen van een comparitie en het houden van een voorbespreking voorafgaand aan die comparitie), behoort hij alles in het werk te stellen om de mogelijke negatieve gevolgen voor zijn cliënt te ondervangen. Daarin is verweerster tekortgeschoten. Waarschuwing en kostenveroordeling. Bekrachtiging.  

Beslissing

van 5 februari 2018

in de zaak 170186

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerster

tegen:

klager

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 2 juni 2017, onder nummer 17-138/A/A, aan partijen toegezonden op 2 juni 2017, waarbij van de klacht van klager tegen verweerster klachtonderdelen a) tot en met d) gegrond zijn verklaard, klachtonderdeel e) ongegrond is verklaard en aan verweerster de maatregel van waarschuwing is opgelegd, met veroordeling van verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager en de proceskosten van € 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2017:133.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 29 juni 2017 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van klager.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 4 december 2017, waar beide partijen zijn verschenen.

2.4    Tijdens de zitting heeft klager, na verkregen toestemming van verweerster, een emailbericht gedateerd 29 maart 2016 aan het hof overhandigd.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    er geen voorbespreking heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de comparitie, hetgeen wel was afgesproken;

b)    zij haar afwezigheid tijdens de comparitie niet tijdig aan klager heeft doorgegeven en niet voor vervanging heeft gezorgd;

c)    klager schikkingsmogelijkheden zijn ontnomen doordat zij niet op de comparitie aanwezig was;

d)    er verschillende mededelingen zijn gedaan over de reden van haar afwezigheid;

e)    (…). 

4    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1    Klager heeft zich in juli 2015 tot verweerster gewend met het verzoek hem bij te staan in een kennelijk onredelijk ontslagprocedure. Bij brief van 21 juli 2015 heeft verweerster de opdracht aan klager bevestigd. De opdrachtbevestiging luidt, voor zover relevant:

“Hierbij bevestig ik het gesprek dat wij op 13 juli jl. op kantoor hebben gehad naar aanleiding van de ontslagvergunning die aan uw werkgever is afgegeven na het niet succesvol aanvechten van de ontslagaanvraag.                         (…)

Ik heb u al eerder aangegeven dat de kans op succes in deze procedure niet heel groot is (…)”

4.2    Verweerster heeft vervolgens namens klager een procedure aanhangig gemaakt, waarbij wedertewerkstelling en schadevergoeding is gevorderd. In deze procedure is een comparitie van partijen bepaald op dinsdag 29 maart 2016 om 9.30 uur. Verweerster en klager hebben afgesproken dat zij elkaar een kwartier voor aanvang van de zitting op de rechtbank zouden ontmoeten om de zaak voor te bespreken.

4.3    Op dinsdagochtend heeft verweerster rond 8.00 uur contact opgenomen met haar kantoor en laten weten dat zij vanwege acute persoonlijke omstandigheden niet op de comparitie kon komen. Op verzoek van verweerster heeft de secretaresse van het advocatenkantoor van verweerster, mevrouw C, op 29 maart 2016 om 9.00 uur een mailbericht naar klager verzonden met de volgende inhoud:

“Geachte cliënt,

In verband met ziekte van [verweerster], gaat de zitting van vandaag 9:30 uur NIET door.

[Verweerster] neemt zo spoedig mogelijk contact met u op.”

4.4    Genoemde secretaresse heeft daarnaast telefonisch contact gezocht met de rechtbank en met de dienstdoende bode gesproken. De bode heeft vervolgens contact opgenomen met de griffier van de (kanton)rechter die de comparitie zou houden.

4.5    Klager heeft eerst na afloop van de comparitie kennis genomen van de onder 4.3. genoemde email.

4.6    Uit de “Uitgewerkte aantekeningen van de griffier” blijkt onder meer:

“De gemachtigde van [klager] heeft kort voor de zitting laten weten wegens ziekte verhinderd te zijn. Omdat de overige betrokkenen aanwezig waren, is de zaak alsnog behandeld.                                           (…)

[Klager]: mijn advocaat heeft gezegd dat de zaak zou worden uitgesteld.

Kantonrechter: uw advocaat had voor vervanging moeten zorgen. De zaak wordt toch behandeld.”

4.7    Bij brief van 31 maart 2016 heeft de griffier bericht dat verweerster de gelegenheid krijgt op 2 mei 2016 een akte na comparitie te nemen, waaraan zij gevolg heeft gegeven.

4.8    Bij vonnis van 1 augustus 2016 heeft de rechtbank de vordering van klager afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld. Op 4 augustus 2016 heeft verweerster het vonnis aan klager gestuurd.

5    BEOORDELING

5.1    De raad heeft in de bestreden beslissing ter zake van de klachtonderdelen a tot met d overwogen dat de raad zich bewust is van de lastige situatie waarin verweerster zich bevindt vanwege de kritieke toestand van haar schoonvader, maar dat verweerster onvoldoende heeft gedaan om ervoor te zorgen dat de belangen van klager hierdoor niet zouden worden geschaad en dat klager van een en ander op de hoogte was. De raad overweegt - kort samengevat - dat verweerster zelf contact had kunnen opnemen met de rechtbank en bij het verzoek tot aanhouding van de comparitie de ernst van de situatie had kunnen verduidelijken en uitleg had kunnen geven waarom niet voor vervanging gezorgd kon worden. Door haar afwezigheid heeft, zoals afgesproken, geen voorbespreking kunnen plaatsvinden. Klager heeft zich benadeeld gevoeld en er de indruk aan overgehouden dat de zaak anders had kunnen lopen als hij tijdens de comparitie wel was bijgestaan door een advocaat, althans zich meer gesteund had gevoeld en wellicht schikkingsonderhandelingen hadden kunnen plaatsvinden waartoe klager zichzelf niet in staat achtte, aldus de raad.

5.2    Verweerster voert in haar beroepschrift aan dat geen sprake is van schending van artikel 46 Advocatenwet omdat:

-    zij op voorhand al had aangegeven dat het een moeizame zaak zou worden;

-    er uitgebreid geprocedeerd is;

-    verweerster door een onvoorziene omstandigheid niet op de zitting aanwezig kon zijn en na de zitting een klacht bij de rechtbank is ingediend en verweerster heeft verzocht een (nieuwe) zitting te agenderen;

-    de rechter de zaak heeft heropend en klager alsnog de gelegenheid heeft gekregen een akte te nemen, waarvan gebruik is gemaakt;

-    uit de inhoudelijke beslissing duidelijk blijkt dat het belang van klager niet is geschaad door het feit dat verweerster niet op de zitting aanwezig kon zijn;

-    uit de beslissing ook blijkt dat de comparitie was bedoeld om de feitelijke gang van zaken omtrent de opzegging te onderzoeken en dat voor de juridische onderbouwing verweerster alsnog in de gelegenheid is gesteld bij akte te reageren.

Op grond hiervan meent verweerster dat zij er alles aan heeft gedaan om ervoor te zorgen dat de belangen van klager niet zouden worden geschaad en dat klager ook voldoende geïnformeerd is omtrent de afwezigheid van verweerster tijdens de comparitie.

5.3    De grieven gericht tegen de klachtonderdelen a tot en met d lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Wanneer, zoals in deze zaak, een advocaat geconfronteerd wordt met onvoorziene persoonlijke omstandigheden waardoor hij niet zelf in staat is de bijstand te verlenen die hij aan zijn cliënt heeft toegezegd (i.c. het bijwonen van een comparitie en het houden van een voorbespreking voorafgaand aan die comparitie), behoort hij alles in het werk te stellen om de mogelijke negatieve gevolgen voor zijn cliënt te ondervangen.

Daarin is verweerster tekortgeschoten. Zo had verweerster, indien een kantoorgenoot haar niet zou kunnen vervangen, zoals de raad terecht heeft overwogen, zelf contact kunnen opnemen met de griffie om via de griffie de rechter die de zaak behandelt uitleg te geven van de situatie (i.c. de kritieke toestand van haar schoonvader, de onmogelijkheid om voor vervanging zorg te dragen en het belang dat klager heeft bij een aanhouding van de comparitie). In plaats daarvan heeft verweerster haar secretaresse de bode laten bellen en, zo blijkt uit de “Uitgewerkte aantekeningen van de griffier”, is de rechter maar in beperkte mate (geen uitleg waarom vervanging onmogelijk was) en gedeeltelijk onjuist geïnformeerd (niet verweerster was ziek maar haar schoonvader lag in kritieke toestand in het ziekenhuis) hetgeen verweerster in tuchtrechtelijke zin te verwijten is. Bovendien is verweerster er verantwoordelijk voor dat klager in de email van 29 maart 2016 is bericht dat de zitting niet doorgaat, wat op dat moment nog volstrekt onduidelijk was.                                                Daaraan doet niet af dat verweerster klager op voorhand heeft laten weten dat het een moeizame zaak zou worden en dat zij later met succes stappen heeft gezet om alsnog een akte te mogen inbrengen. Verweerster behoort te weten dat een rechter een comparitie ook kan benutten om een schikking te beproeven en deze mogelijkheid is door de afwezigheid van verweerster tijdens de comparitie bemoeilijkt.

Evenmin kunnen aan de overwegingen in het vonnis argumenten worden ontleend om haar handelwijze achteraf te rechtvaardigen.

5.4    De grieven van verweerster tegen de beslissing van de raad worden verworpen en de beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

5.5    Nu de klacht gegrond is verklaard en een maatregel is opgelegd zal het hof overeenkomstig artikel 48ac, eerste lid, onder a, Advocatenwet bepalen dat de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken door verweerster aan klager worden vergoed. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 25,- aan reiskosten.

5.6    Nu de klacht gegrond is verklaard en een maatregel is opgelegd zal het hof overeenkomstig artikel 48ac, eerste lid, onder b, Advocatenwet bepalen dat de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak door verweerster aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden vergoed. Deze kosten moeten binnen vier weken na heden worden betaald.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 2 juni 2017, onder nummer 17-138/A/A.

veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 25,- aan klager.

veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten in hoger beroep van € 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten te betalen binnen vier weken na deze uitspraak door overmaking op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling hoger beroep zaaknummer HvD 170186”.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. J.C. van Oven, C.A.M.J. Raymakers, J.R. Krol en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2018.

griffier    voorzitter           

De beslissing is verzonden op 5 februari 2018.