ECLI:NL:TAHVD:2018:109 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180022

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2018:109
Datum uitspraak: 08-06-2018
Datum publicatie: 15-06-2018
Zaaknummer(s): 180022
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht over eigen advocaat. Letselschadezaak. Dat de kwaliteit van de door verweerster aan klaagster verleende dienstverlening niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet is de raad niet gebleken. Geen strijd met artikel 7.7 Voda. Dat verweerster niet heeft onderzocht of klaagster voor een toevoeging in aanmerking kwam, valt haar niet tuchtrechtelijk te verwijten. Niet kan worden vastgesteld dat verweerster haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Ook overige klachtonderdelen ongegrond. Bekrachtiging beslissing raad.

BESLISSING

van 8 juni 2018

in de zaak 180022

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 22 december 2017, gewezen onder nummer 17-577/A/A, aan partijen toegezonden op 22 december 2017, waarbij de klacht van klaagster tegen verweerster ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2017:289. 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 18 januari 2018 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    een antwoordmemorie van de gemachtigde van verweerster van 7 maart 2018 met bijlagen;

-    een schrijven van klaagster van 19 maart 2017, ontvangen ter griffie op 23 maart 2018, met bijlagen.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 9 april 2018, waar klaagster en verweerster, laatstgenoemde bijgestaan door mr. T., zijn verschenen. Klaagster heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) heeft gekozen voor een onjuiste strategie, onder meer doordat:

- zij heeft meegewerkt aan een medische expertise, althans een medische expertise heeft toegestaan die onnodig was in het licht van de beslissing van de kantonrechter en die voor onnodige vertraging heeft gezorgd;

- zij een expert heeft aangezocht die niet gespecialiseerd was in nek- en schouderklachten, terwijl juist over die klachten verschil van inzicht bestond;

- zij niets heeft gedaan om het rapport van de orthopedisch chirurg buiten de beoordeling te laten en met name klaagster niet heeft geadviseerd gebruik te maken van haar blokkeringsrecht;

- zij de schildklierproblemen van klaagster niet in de discussie met de verzekeraar aan de orde heeft gesteld;

b) onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht in financiële aangelegenheden, doordat zij:

- een beloningsafspraak heeft gemaakt die in strijd is met Gedragsregel 25 derde lid;

- niet heeft onderzocht of klaagster in aanmerking kwam voor een toevoeging;

- te veel onduidelijkheid heeft laten bestaan over haar beloning en ten onrechte heeft gesteld dat de kosten van het inlezen in het dossier voor rekening van klaagster zouden komen;

c) tijdens het knelpuntengesprek niet partijdig en integer is geweest;

d) haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden door:

- de verzekeraar te informeren over de problemen van klaagster met de bank;

- aan het eind van het knelpuntengesprek te roepen: “En die schouders zijn ook niet van het ongeluk”;

e) klaagster onder valse voorwendselen een knelpuntengesprek heeft geadviseerd, dat gesprek heeft laten veranderen in een gesprek over een schikking zonder dat klaagster daarop was voorbereid en geen moeite heeft gedaan de mediation alsnog door te laten gaan;

f) ervoor heeft gezorgd dat mr. W. de zaak van klaagster niet van haar wilde overnemen.

4    FEITEN

In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. Het hof neemt de door de raad vastgestelde feiten ook in hoger beroep als uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Voor zover klaagster in hoger beroep meer klachtonderdelen aan het hof heeft willen voorleggen dan de door de raad behandelde klachtonderdelen, kan klaagster daarin niet worden ontvangen. Ter zitting van de raad heeft de gemachtigde van klaagster met de klachtomschrijving van de voorzitter ingestemd, zodat het onderzoek in hoger beroep zich beperkt tot de onder 3 genoemde klachtonderdelen.

5.2    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.3    De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 22 december 2017, onder nummer 17-577/A/A.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. A.J.M.E. Arpeau, J. Krol, I.P.A. van Heijst, B. Stapert, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2018.

griffier       voorzitter    

De beslissing is verzonden op 8 juni 2018.