ECLI:NL:TADRSHE:2018:99 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-965/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2018:99
Datum uitspraak: 16-07-2018
Datum publicatie: 06-08-2018
Zaaknummer(s): 17-965/DB/OB
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Dat verweerster zonder overleg met klaagster processtukken heeft ingediend is niet gebleken. Het behoort in dat verband tot de beleidsvrijheid van de advocaat om te bepalen welke stukken wel en welke stukken niet in het geding worden gebracht. Niet gebleken dat verweerster het dossier onvolledig of te laat heeft overgedragen, noch dat zij zonder toestemming van klaagster met derden heeft gecommuniceerd. Ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  16 juli 2018

in de zaak 17-965/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerster

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief d.d. 29 september 2016 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant een klacht ingediend tegen verweerster.

1.2      Bij brief aan de raad van 21 november 2017 met kenmerk nr. 48|16|128K heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3     De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 juni 2018 in aanwezigheid van verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4     De raad heeft kennis genomen van:

-       de hierboven genoemde brief van de deken en de daaraan gehechte stukken;

-       het nagekomen e-mailbericht d.d. 4 april 2018 met bijlage van klaagster;

-       het e-mailbericht van klaagsters gemachtigde d.d. 4 juni 2018, waarbij klaagsters gemachtigde om aanhouding heeft verzocht. Het aanhoudingsverzoek is eerst na afloop van de mondelinge behandeling ter kennis gekomen van de raad en is overigens niet deugdelijk onderbouwd, zodat het aanhoudingsverzoek niet is gehonoreerd.

2        Feiten

2.1     Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, van de volgende feiten uitgegaan:

2.2     Verweerster heeft klaagster in 2016 bijgestaan in een procedure rondom de ondertoezichtstelling van klaagsters kinderen. Verweerster heeft voorts op 29 augustus 2016 in opdracht van klaagster een verzoek voorlopige voorzieningen ingediend bij de rechtbank.  Verweerster heeft dit verzoekschrift voorafgaand aan indiening op 24 augustus 2016 in concept ter goedkeuring aan klaagster toegestuurd. Op 24 augustus 2016 heeft klaagster per e-mail haar opmerkingen over het concept kenbaar gemaakt aan verweerster. Bij e-mailbericht d.d. 29 augustus 2016 heeft verweerster het definitieve exemplaar van het verzoekschrift aan klaagster toegestuurd met de mededeling dat dit verzoekschrift die dag bij de rechtbank zou worden ingediend.

2.3     Verweerster heeft klaagster bijgestaan op basis van een toevoeging.

2.4     Eind augustus 2016 is met instemming van klaagster met de gezinsvoogdijwerker van Bureau Jeugdzorg afgesproken dat mevrouw D tijdelijk als contactpersoon zou optreden voor klaagster omdat klaagster rust wenste. In dat verband heeft verweerster met mevrouw D contact gehad over zaken rondom de ondertoezichtstelling.

2.5     Op 29 augustus 2016 heeft klaagster financiële gegevens aan verweerster toegestuurd. Bij e-mailberichten d.d. 9 en 13 september 2016 heeft verweerster aan klaagster bericht dat zij deze stukken niet in het geding kon brengen omdat de stukken niet duidelijk en niet te doorgronden waren.

2.6     Op 9 mei 2016 was tussen klaagster en haar ex-echtgenoot een omgangregeling vastgelegd, onder meer inhoudend dat klaagsters ex-echtgenoot omgang had met de kinderen in het huis van de grootouders van vaderszijde van vrijdagmiddag tot dinsdagochtend.  Op vrijdagmiddag 9 september 2016 heeft de advocaat van klaagsters ex-echtgenoot verweerster bericht dat de grootouders op maandagavond 11 september 2016 niet aanwezig konden zijn. De advocaat van klaagsters ex-echtgenoot heeft verweerster om die reden verzocht om de omgang van dat weekend tot maandagavond 19.00 te laten plaatsvinden. Nadat verweerster die vrijdagmiddag vergeefs telefonisch contact had gezocht met klaagster, heeft verweerster met het verzoek van de advocaat van klaagsters ex-echtgenoot ingestemd, hetgeen zij diezelfde dag aan klaagster en aan de advocaat van klaagsters ex-echtgenoot per e-mail heeft bevestigd.

2.7     Bij e-mailbericht d.d. 9 september 2009 heeft klaagster zich beklaagd over de bijstand van verweerster en heeft zij verweerster aansprakelijk gesteld. Bij e-mailbericht d.d. 9 september 2016 heeft verweerster klaagster bericht dat zij haar werkzaamheden diende neer te leggen wegens een vertrouwensbreuk.

2.8     Klaagster heeft zich tot een andere advocaat, mr. T, gewend. Bij e-mailbericht d.d. 26 september 2016 heeft klaagster verweerster bericht dat de heer V het dossier namens klaagster op het kantoor van verweerster zou ophalen. Bij faxbericht d.d. 4 oktober 2016 heeft mr. T verweerster verzocht om het dossier aan haar te doen toekomen, waarna verweerster op 4, 7 en 10 oktober 2016 aan mr. T stukken heeft toegestuurd. Verweerster heeft voorts documenten via WeTransfer aan klaagster toegezonden en heeft documenten op een USB-stick geplaatst, welke USB-stick namens klaagster op verweersters kantoor is opgehaald door de heer V.

3       KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat z ij:

1.       zonder overleg met klaagster procestukken heeft ingediend;

2.       de deken in de klachtprocedure middels onjuiste/onvolledige informatie heeft geprobeerd te misleiden;

3.       zonder overleg met klaagster afspraken heeft gemaakt met de wederpartij;

4.       klaagster niet heeft geïnformeerd over belangrijke feiten;

5.       in het kader van een alimentatieprocedure heeft geweigerd inkomstengegevens in te dienen;

6.       aan klaagster heeft geweigerd het fysieke dossier van de voorgaande advocaat, mr. VdP, af te staan;

7.       aan klaagster enkel digitale bestanden uit het dossier heeft verstrekt, die niet te openen zijn en moeilijk toegankelijk zijn en daarom niet bruikbaar waren voor de opvolgend advocaat;

8.       aan derden, zonder dat deze zich hebben hoeven te identificeren, originele stukken van klaagster heeft verstrekt;

9.       zonder toestemming van klaagster heeft gecommuniceerd met derden over de inhoud van de kwesties dan wel klaagster niet op de hoogte heeft gebracht van de inhoud van het overleg met derden;

10.     zich ten onrechte jegens klaagster heeft beroepen op het retentierecht met betrekking tot de afgifte van het dossier;

11.     onregelmatigheden heeft gepleegd met de toevoeging.

                          4        VERWEER

4.1      Klachtonderdeel 1

Na de mondelinge behandeling van het verzoek tot ondertoezichtstelling in augustus 2016 is afgesproken dat verweerster met spoed een verzoek voorlopige voorzieningen zou indienen. Klaagster ging met vakantie en afgesproken is dat verweerster dat in overleg met haar contactpersoon, mevrouw D, zou doen. Klaagster reageerde direct zelf op het concept-verzoek en verweerster heeft dat conform de door klaagster gemaakte opmerking aangepast. Klaagster had geen andere opmerkingen zodat verweerster ervan uit ging dat het verzoek overigens akkoord was. Toen bleek dat klaagster het alsnog niet eens was, heeft verweerster erop gewezen dat in de procedure daarop nog aanvullingen konden worden gedaan.

4.2      Klachtonderdeel 2

Verweerster betwist dat zij de deken onjuist heeft geïnformeerd. Verweerster heeft geprobeerd de deken zo feitelijk mogelijk te informeren over hetgeen is gebeurd.

4.3      Klachtonderdeel 3

De zorgregeling met de vader diende plaats te vinden in het bijzijn van de grootouders van vrijdagmiddag tot dinsdagochtend. Aangezien de grootouders die maandagavond verhinderd waren, kon het niet anders dan dat de kinderen die bewuste maandagavond terug naar de moeder zouden gaan. Verweerster heeft zonder resultaat getracht hierover op vrijdag contact te krijgen met klaagster. Vervolgens heeft verweerster de betreffende afspraak gemaakt en die aan klaagster bevestigd en aan de wederpartij laten weten dat het niet gelukt was hierover te overleggen met klaagster. De afspraak gold alleen voor dat betreffende weekend en dat is per e-mail aan klaagster bevestigd.

4.4      Klachtonderdeel 4

Verweerster weet niet waarop klaagster doelt. Het verzoek voorlopige voorzieningen heeft klaagster ontvangen en daar was zij mee akkoord.

4.5      Klachtonderdeel 5

Klaagster heeft aan verweerster financiële stukken gestuurd (met name van de wederpartij) zonder enige toelichting, die moeilijk te doorgronden waren en die verweerster niet had kunnen uitleggen bij de rechter. De stukken waren onleesbaar en onbegrijpelijk en daarom heeft verweerster terecht geweigerd deze stukken naar de rechtbank te sturen. Verweerster heeft dit duidelijk gemaakt aan klaagster.

4.6      Klachtonderdelen 6, 7, 8 en 10

De processtukken zijn direct per post en per e-mail naar mr. T gestuurd. Vanwege de klacht van klaagster dat de digitale stukken niet te openen waren, heeft verweerster deze voor haar op een USB-stick gezet. Verweerster is uitgenodigd deze te komen ophalen en klager heeft de heer V gevraagd dit te doen. De originele stukken zijn in opdracht van en na aankondiging door klaagster aan een vriend of kennis van haar meegegeven. Deze persoon is zelfs tweemaal naar kantoor gekomen. Mr. P, de kantoorgenoot van verweerster, heeft in overleg met de deken het dossier onder zich gehouden. Feit is dat de eigen bijdrage niet is betaald. Het dossier is uiteindelijk volledig afgegeven.

4.7      Klachtonderdeel 9

Klaagster had mevrouw D gevraagd of zij als contactpersoon wilde fungeren, zodat met verweerster is afgesproken dat zij met mevrouw D contact zou opnemen. Vanzelfsprekend zijn de processtukken aan mevrouw D gestuurd totdat klaagster kenbaar maakte dat ze dat niet meer wilde. Overigens zijn alleen het verzoek tot ondertoezichtstelling en de daarop betrekking hebbende briefwisseling aan mevrouw D gestuurd en niet het verzoek voorlopige voorzieningen.

4.8   Klachtonderdeel 10

Dit klachtonderdeel is niet toegelicht en verweerster begrijpt niet wat klaagster bedoelt.

                          5        BEOORDELING

5.1     De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in art. 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en         kostenrisico - waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat dienaangaande heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoren het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. De cliënt dient door de advocaat te worden gewezen op de proceskansen en het kostenrisico in zijn zaak. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaven beoordelen.

5.2     Klachtonderdelen 1 en 4

                                    De klachtonderdelen 1 en 4 lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerster het verzoek voorlopige voorzieningen in concept aan klaagster heeft toegestuurd en naar aanleiding van de opmerking van klaagster heeft aangepast. Eerst daarna heeft verweerster het verzoek bij de rechtbank ingediend. Dat verweerster zonder overleg met klaagster processtukken heeft ingediend is derhalve niet gebleken. Verweerster heeft voorts betwist dat zij klaagster niet heeft geïnformeerd over belangrijke feiten. De raad is van oordeel dat klaagster dit klachtonderdeel onvoldoende heeft onderbouwd. De klachtonderdelen 1 en 4 zijn naar het oordeel van de raad ongegrond.

                          5.3     Klachtonderdeel 2

                                    Verweerster heeft uitdrukkelijk betwist dat zij de deken middels onjuiste en onvolledige informatie heeft geprobeerd te misleiden. De raad overweegt dat het verweerster vrij stond verweer te voeren tegen de door klaagster bij de deken ingediende klacht. Dat verweerster daarbij heeft geprobeerd de deken te misleiden is naar het oordeel van de raad geenszins gebleken. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

                          5.4     Klachtonderdeel 3

                                     Verweerster heeft gemotiveerd toegelicht op welke wijze de afspraak rondom de omgang in het weekend van 9 september 2016 is tot stand gekomen. Als niet dan wel onvoldoende weersproken staat vast dat verweerster, nadat zij op die vrijdagmiddag vergeefs telefonisch contact met klaagster had gezocht, enkel voor het aankomende weekend een afwijkende afspraak met de advocaat van klaagsters ex-echtgenoot heeft gemaakt. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de belangen van klaagster en de kinderen zo goed mogelijk heeft behartigd. Dat klaagsters belangen, dan wel die van de kinderen, hierdoor zijn of konden worden geschaad, is niet gebleken.

                          5.5     Klachtonderdeel 5

                                    De raad overweegt dat een advocaat een eigen verantwoordelijkheid heeft om de zaak correct te behandelen en zich niet mag verschuilen achter de opdracht van zijn cliënt. Het behoort in dat verband tot de beleidsvrijheid van de advocaat om te bepalen welke stukken wel en welke stukken niet in het geding worden gebracht. Een advocaat kan derhalve door zijn cliënt niet verplicht worden om stukken in het geding te brengen, als de advocaat  meent dat dit niet in het belang van een goede behandeling van de zaak is. Verweerster was van mening dat de stukken die klaagster had aangeleverd onduidelijk en niet te doorgronden waren. Verweerster heeft aan klaagster duidelijk gemaakt dat zij de stukken om die reden niet in het geding zou brengen. Dit stond verweerster gezien het hierboven overwogene vrij. Dit klachtonderdeel is derhalve eveneens ongegrond.

                          5.6     Klachtonderdelen 6, 7, 8 en 10

                                    De klachtonderdelen 6, 7, 8 en 10 zien op de overdracht van het dossier en lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat mr. T verweerster bij faxbericht d.d. 4 oktober 2016 heeft verzocht om het dossier aan haar te doen toekomen, waarna verweerster op 4, 7 en 10 oktober 2016 aan mr. T stukken heeft toegestuurd. Verweerster heeft voorts documenten via WeTransfer aan klaagster toegezonden en heeft documenten op een USB-stick geplaatst. Verweerster heeft gesteld dat zij alle stukken heeft overgedragen. De raad is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerster het dossier onvolledig of te laat heeft overgedragen. Van het feit dat deze USB-stick namens klaagster is opgehaald door de heer V kan verweerster naar het oordeel van de raad evenmin een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Klaagster heeft immers zelf bij e-mailbericht d.d. 26 september 2016 aan verweerster medegedeeld  dat de heer V de stukken namens haar bij verweerster zou komen ophalen, zodat niet valt in te zien dat het verweerster niet vrijstond om de USB-stick aan de heer V mee te geven.  De klachtonderdelen 6, 7, 8 en 10 zijn ongegrond.

                          5.7     Klachtonderdeel 9

                                    Verweerster heeft erkend dat zij over zaken die betrekking hadden op de ondertoezichtstelling contact heeft gehad met mevrouw D. Blijkens de aan de raad overgelegde stukken was ook met de gezinsvoogdijwerker afgesproken dat mevrouw D als contactpersoon voor klaagster zou fungeren, omdat klaagster rust wilde. Dit had de instemming van klaagster. Dat verweerster zonder toestemming van klaagster met derden heeft gecommuniceerd is niet gebleken. Klachtonderdeel 9 is derhalve ongegrond.

                          5.8     Klachtonderdeel 11

                                    Verweerster heeft de juistheid van dit klachtonderdeel betwist. Nu klaagster dit klachtonderdeel op geen enkele wijze heeft geconcretiseerd en onderbouwd, dient dit klachtonderdeel bij gebreke van een feitelijke grondslag als ongegrond te worden afgewezen.

                          5.9     De raad komt tot de slotsom dat de klacht in alle onderdelen ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. U.T. Hoekstra en A.L.W.G. Houtakkers, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2018.

Griffier                                                                                                  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 16 jul i 2018

verzonden aan:

-  klaagster

-  verweerster

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-  de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klaagster

-  verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.               Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.               Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.               Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl