ECLI:NL:TADRSHE:2018:82 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-968/DB/ZWB/D

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2018:82
Datum uitspraak: 11-06-2018
Datum publicatie: 12-06-2018
Zaaknummer(s): 17-968/DB/ZWB/D
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Gedragingen in strafzaken
Beslissingen: Schrapping
Inhoudsindicatie: Tuchtrechtelijk verwijtbaar en in strijd met kernwaarden van de advocatuur gehandeld. Betrokkenheid bij handel in wapens en verdovende middelen. Strafrechtelijke kwalificatie niet vereist voor tuchtrechtelijk oordeel. Kantoor administratie en praktijkvoering niet in orde. Deken bezwaar gegrond. Gelet op aard en ernst verwijten en gelet op tuchtrechtelijk verleden schrapping. Proceskostenveroordeling.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

11 juni 2018

in de zaak 17-968/DB/ZWB/d

naar aanleiding van het bezwaar van:

deken

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 20 november 2017 met kenmerk nr. K17-097 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant, hierna: “de deken”, zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht. Bij brief d.d. 21 december 2017 heeft de deken het bezwaar aangevuld.

1.2      Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 5 februari 2018 in aanwezigheid van de deken en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      Ter zitting van de raad d.d. 5 februari 2018 heeft verweerder een wrakingsverzoek ingediend zodat de mondelinge behandeling is geschorst. Bij beslissing d.d. 12 maart 2018 (kenmerk 18-096/DB/ZWB/W) is het verzoek tot wraking afgewezen.

1.4       Op 16 april 2018 is de mondelinge behandeling van het bezwaar van de deken voortgezet in aanwezigheid van de deken en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5      De raad heeft kennis genomen van:

-           de brief van de deken d.d. 20 november 2017 en de daaraan gehechte stukken;

-           de brief van de deken d.d. 21 december 2017;

-           de nagekomen brief van verweerder d.d. 22 januari 2018;

-           de nagekomen brief met bijlagen van de deken d.d. 29 maart 2018.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1     Verweerder is op 18 juli 2017 aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie, samengevat (het medeplegen van) handel in wapens en het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of het vervoeren van verdovende middelen.

2.2     Verweerder is op 19 juli 2017 in verzekering gesteld en op 21 juli 2017 in bewaring genomen. De rechter-commissaris heeft bij beslissing d.d. 21 juli 2017 geoordeeld dat was gebleken van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid, die de onverwijlde vrijheidsbeneming van verweerder vorderde, omdat er ernstig rekening mee moest worden gehouden dat verweerder een misdrijf zou begaan waardoor de gezondheid en/of veiligheid van personen in gevaar kon worden gebracht. De rechter-commissaris heeft voorts geoordeeld dat verweerder betrokken zou zijn geweest bij een drietal wapenleveranties en er gezien de hoeveelheid, de regelmaat, de methode en de periode waarin deze hebben plaatsgevonden, vanuit moest worden gegaan dat verweerder hiermee zou doorgaan. Tot slot was de rechter-commissaris van oordeel dat verweerder er blijk van had gegeven er niet voor terug te deinzen om vuurwapens te verhandelen, hetgeen het risico met zich meebracht dat derden bereid en in staat moeten worden geacht op enig moment deze wapens te gebruiken.  

2.3     Verweerder is verhoord door de politie op 19, 20, 25 en 26 juli 2017. Hiervan is door de politie proces-verbaal opgemaakt. Uit de verhoren blijkt dat verweerder heeft erkend betrokken te zijn geweest bij de (bemiddeling in) handel in verdovende middelen en wapens. Uit de verhoren blijkt tevens dat verweerders heeft verklaard veel alcohol en verdovende middelen te gebruiken.

2.4     Op 18 juli 2017 heeft de deken verweerders kantoor bezocht in het kader van de doorzoeking door de politie. Op 19 juli 2017 heeft de deken tezamen met mr. S, lid van de raad van de Orde, verweerders kantoor wederom bezocht. De deken heeft bij gelegenheid van het tweede bezoek alle dossiers meegenomen. Bij de deken heeft zich vervolgens mr. M, verweerders gemachtigde, gemeld voor overname van de dossiers. De deken heeft hiermee ingestemd.

2.5     Op 1 augustus 2017 is door de rechtbank Rotterdam de gevangenhouding van verweerder voor de duur van negentig dagen bevolen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gronden voor de inbewaringstelling nog steeds aanwezig waren. Bij de behandeling van de vordering tot gevangenhouding heeft verweerder verklaard dat sprake was van verslavingsproblematiek.

2.6     Bij brief aan de raad van 7 augustus 2017 met kenmerk K17-086, door de raad ontvangen op 8 augustus 2017, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een verzoek op grond van artikel 60ab lid 1, subsidiair artikel 60b, meer subsidiair 60ab lid 2 Advocatenwet bij de raad ingediend.

2.7     Bij beslissing d.d. 4 september 2017 (kenmerk 17-590/DB/L/d) heeft de raad het verzoek van de deken ex artikel 60ab lid 1 Advocatenwet toegewezen en verweerder in de uitoefening van de praktijk geschorst. De raad heeft geoordeeld dat, gelet op de beslissing van de rechter-commissaris van 21 juli 2017 en de beslissing van de rechtbank van 1 augustus 2017 en de gronden waarop deze beslissingen berusten, sprake is van een zodanig ernstig vermoeden van een handelen door verweerder dat een behoorlijk advocaat niet betaamt dat het verzoek van de deken ex artikel 60ab Advocatenwet diende te worden toegewezen.  De raad heeft bepaald dat deze schorsing zou ingaan 10 september 2017, te weten onmiddellijk opvolgend aan de bij beslissingen van 12 juni 2017 door de raad ten uitvoer gelegde schorsingen van twee weken respectievelijk twee maanden (bij de raad bekend onder referentienummers 17-133/DB/ZWB en 17-272/DB/ZWB) ingaande per 26 juni 2017 en eindigend op 9 september 2017.

2.8     Op 27 september 2017 heeft de deken tezamen met de stafjurist een bezoek gebracht aan het kantoor van mr. M, verweerders gemachtigde, die de dossiers van verweerder had overgenomen.  De deken heeft plusminus 15 dossiers ingezien. De deken heeft in de dossiers diverse tekortkomingen, onder andere van administratieve aard, geconstateerd.

2.9     Verweerder heeft zich per 29 december 2017 laten schrappen van het tableau.

2.10   Op 12 januari 2018 is de voorlopige hechtenis van verweerder geschorst.

3          BEZWAAR

3.1      Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.    zich schuldig heeft gemaakt aan handelen dat een behoorlijk advocaat niet betaamt;

2.    heeft gehandeld in strijd met de kernwaarden van de advocatuur;

3.    niet heeft voldaan aan de kwaliteitsnormen die van een advocaat verwacht mogen worden.

Toelichting

Verweerder heeft zich vatbaar getoond om zich in te laten met de handel in wapens en verdovende middelen. Dit handelen is in flagrante strijd met wat een advocaat betaamt en strijdig met de kernwaarden van de advocatuur. De deken heeft voorts op verweerders kantoor diverse tekortkomingen geconstateerd. Zo blijkt uit de dossiers dat niet steeds een deugdelijk ingevuld intakeformulier aanwezig was, dat niet steeds de identiteit van de cliënt is vastgesteld, dat urenregistraties ontbreken en dat declaraties niet zijn te herleiden op naam en dossier. Er werden geen deugdelijke opdrachtbevestigingen aangetroffen. In het digitale systeem was geen volledige tijdsregistratie te vinden.  De digitale administratie van de dossiers was zeer summier, terwijl sommige dossiers in het geheel niet digitaal waren geregistreerd. De dossiervorming was onvolledig en wanordelijk, gespreksverslagen en telefoonnotities ontbraken. Processtukken werden niet eerst ter goedkeuring aan de cliënt toegezonden. In diverse dossiers, ook in zaken waarin verweerder als advocaat was toegevoegd, werden werkzaamheden verricht door een juridische medewerker (niet-advocaat) of door de secretaresse. In een door verweerder ingediend echtsscheidingsverzoek was geen verzoek tot echtscheiding te lezen. De advocaat van de wederpartij heeft verweerder op dit gebrek gewezen, maar verweerder heeft het gebrek niet hersteld.

4          VERWEER

4.1     Verweerder is onder behandeling voor de verslavingsproblematiek, de ontwikkeling moet worden afgewacht. Verweerder is uitgelokt tot bemiddeling in verdovende middelen en wapens. Verweerder is nog steeds verdachte maar de onschuldpresumptie lijkt te zijn losgelaten.

4.2     Verweerder betwist dat de kantoor administratie hiaten vertoont. Het onderzoek van de deken was ondeugdelijk en de deken heeft zich er gemakkelijk vanaf gemaakt. De twee juridisch medewerkers hielden zich bezig met ondersteunende werkzaamheden dus vanzelfsprekend zijn  van meerdere personen aantekeningen aanwezig in de dossiers. Van iedere cliënt wordt een identiteitsbewijs gevraagd, tenzij het een vaste cliënt van het kantoor betreft. Wanneer urenspecificaties ontbreken kan dat alleen het geval zijn in toevoegingszaken, omdat het in die zaken toch niet uitmaakt hoeveel uren men aan de zaak besteedt, aangezien sprake is van een vast vergoeding per zaak. De declaraties zijn op naam en nummer opgeslagen en worden ook maandelijks boekhoudkundig verwerkt. De declaraties zijn derhalve te herleiden op naam en dossier. In principe was bij het dossier gevoegd de betreffende toevoeging, de factuur voor de opgelegde eigen bijdrage en eventueel verschuldigd griffierecht en eventuele betaalafspraken. Processtukken worden altijd doorgestuurd naar cliënten en besproken. Relevante telefoonnotities worden bewaard in het dossier. In één echtscheidingszaak zou een fout zijn gemaakt, maar het is niet duidelijk op welk dossier de deken doelt, zodat verweerder hierop niet kan reageren.

4.3     Verweerder begrijpt dat op zijn handelen een sanctie staat, maar rekening moet worden gehouden met het feit dat dit handelen heeft plaatsgevonden in een periode waarin het met hem niet goed ging.

5          BEOORDELING

5.1     Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt van betrokkenheid van verweerder bij de handel in wapens en verdovende middelen. De feitelijke handelingen die deze vaststelling rechtvaardigen zijn door verweerder zowel tijdens de politieverhoren als ter zitting van de raad erkend. Verweerder stelt tot deze gedragingen te zijn uitgelokt en heeft gewezen op de onschuldpresumptie, maar voor de totstandkoming van het tuchtrechtelijk oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet is de strafrechtelijke kwalificatie van de handelingen van verweerder niet vereist. Vast staat dat verweerder vatbaar was voor het verrichten van handelingen die verband houden met handel in wapens en verdovende middelen. Daarmee heeft verweerder zich schuldig gemaakt aan handelen dat een behoorlijk advocaat niet betaamt en heeft hij gehandeld in strijd met de kernwaarden van de advocatuur. De onderdelen 1 en 2 van het bezwaar van de deken zijn derhalve gegrond.

5.2     Ter zake de door de deken naar voren kwaliteitsbezwaren (onderdeel 3) overweegt de raad als volgt. De deken heeft verslag gedaan van hetgeen hij, vergezeld van een lid van de raad van de Orde en van de stafjurist, heeft geconstateerd bij bestudering van de op verweerders kantoor aangetroffen dossiers en het digitale systeem. De deken heeft meerdere tekortkomingen geconstateerd in de administratie en praktijkvoering. Verweerder heeft verweer gevoerd en heeft gesteld dat het onderzoek van de deken ondeugdelijk is geweest. De raad passeert het verweer van verweerder. De raad is van oordeel dat op basis van de verslaglegging van de deken voldoende is gebleken dat in verweerder kantooradministratie en praktijkvoering sprake is van meerdere tekortkomingen, waarmee verweerder niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Als niet door verweerder weersproken staat vast dat niet in alle dossiers een deugdelijke urenregistratie werd aangetroffen. Voorts staat vast dat uit de dossiers niet blijkt van een deugdelijke vaststelling van de identiteit van de cliënt. De raad is van oordeel dat de deken voldoende heeft onderbouwd en concreet gemaakt dat verweerder niet heeft voldaan aan de kwaliteitsnormen die van een advocaat verwacht mogen worden Ook het derde onderdeel van het bezwaar van de deken is gegrond.

6       MAATREGEL

6.1     De raad oordeelt dat het dekenbezwaar in alle onderdelen gegrond is. De gegrond bevonden bezwaren rechtvaardigen als zodanig al een zware tuchtrechtelijke maatregel. Het onderhavige dekenbezwaar staat echter niet op zichzelf. In de periode van 25 augustus 2014 tot en met 12 juni 2017 is verweerder 10 maal tuchtrechtelijk veroordeeld, waarbij aan hem onder meer voorwaardelijke en onvoorwaardelijke schorsingen zijn opgelegd. Bij beslissingen d.d. 12 juni 2017 (kenmerken 17-133/DB/ZWB en 17-272/DB/ZWB) heeft de raad voorts de tenuitvoerlegging gelast van eerder door de raad aan verweerder voorwaardelijk opgelegde voorwaardelijke schorsingen. Bij beslissing d.d. 4 september 2017 (kenmerk 17-590/DB/ZWB/d) is het verzoek ex artikel 60ab Advocatenwet toegewezen.

6.2     De aard en de ernst van de aan verweerder te maken tuchtrechtelijke verwijten en het tuchtrechtelijk verleden van verweerder in aanmerking genomen, vormt de uitoefening van de praktijk door verweerder een zodanig aanzienlijk risico voor de behartiging van de belangen van huidige en toekomstige cliënten van verweerder, dat het vertrouwen in de advocatuur ernstig zou worden ondermijnd indien verweerder zijn praktijk zou mogen uitoefenen. De raad zal op grond van het bovenstaande aan verweerder de maatregel van schrapping van het tableau opleggen.

7          KOSTENVEROORDELING

7.1     Nu de raad een maatregel oplegt, zal  de raad verweerder op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

          -  € 1000   kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten.

.

7.2     Verweerder moet het bedrag van € 1000 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-             verklaart het bezwaar van de deken in alle onderdelen gegrond;

-             legt aan verweerder de maatregel van schrapping op ingaande op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing;

-             veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.2.

Aldus beslist door mr. M.E. Bartels, voorzitter, mrs. J.B. de Meester, A. Groenewoud, R. van den Dungen, H.C.M. Schaeken, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2018

Griffier                                                                 Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 11 juni 2018

verzonden aan:

-  verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant  

-  de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-  verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.               Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.               Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.            Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl