ECLI:NL:TADRSHE:2018:51 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-011/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2018:51
Datum uitspraak: 16-04-2018
Datum publicatie: 18-04-2018
Zaaknummer(s): 18-011/DB/LI
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:     Advocaat heeft de belangen van haar cliënte behartigd. Verzoek om vervangende toestemming aan de rechtbank gelet op de omstandigheden van de zaak niet onbegrijpelijk. Belangen van klager niet nodeloos geschaad. Klager heeft de dag nadat een verzoek om vervangende toestemming aan de rechtbank is gedaan toestemming verleend tot inschrijving van zijn dochter bij een middelbare school. Informatie dat die toestemming niet was verleend was op de dag van indiening van het verzoek niet onjuist. Op de klacht over mededelingen ten aanzien van de relatie tussen de advocaat en haar cliënte is reeds eerder door de tuchtrechter beslist. Klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk. Gedeeltelijk ongegrond.      

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 16 april 2018

in de zaak 18-011/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 10 augustus 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 11 januari 2018  met kenmerk K17-085 , door de raad ontvangen op 12 januari 2018, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 februari 2018 in aanwezigheid van klager en verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 11 januari 2018, met bijlagen;

-       de brief van verweerster van 9 februari 2018, met bijlage.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Klager is met zijn ex-echtgenote verwikkeld in meerdere geschillen betreffende de omgang met en het gezag over de minderjarige E. In de daaruit voortvloeiende juridische procedures wordt de ex-echtgenote van klager bijgestaan door verweerster. De cliënte van verweerster is als secretaresse werkzaam op het kantoor van verweerster.

2.2      Namens verweerster is per email van 6 februari 2017 onder meer het volgende aan de advocaat van klager geschreven : (…….)  “Om de wens van E (…..)  te realiseren verzoekt c.q. sommeert cliënte uw cliënt hierbij voor de laatste maal om uiterlijk woensdag 8 februari vóór 11.00 uur schriftelijk te berichten of hij akkoord gaat met inschrijving op V, bij gebreke waarvan cliënte genoodzaakt wordt om vervangende toestemming aan de rechter te vragen. Uw cliënt weet dat omgang onder begeleiding is geadviseerd door de RvdK en hij kan haar schoolkeuze navragen bij de juffrouw van E(….)”

De advocaat van klager antwoordde hierop per email van 7 februari 2017 als volgt: “Client wenst voorop te stellen dat het geenszins zijn bedoeling is om toestemming te weigeren c.q. beslissing betreffende de schoolkeuze tegen te werken. (……) Client wenst het oudergesprek van aanstaande week af te wachten en zal uw cliënte vervolgens berichten of hij kan instemmen. Uiteraard is er dan nog voldoende tijd om zorg te dragen dat de inschrijving voor 1 maart 2017 rond is.  (…..)

De termijn van 8 februari kan cliënt dan ook niet plaatsen (…….)”.

2.3       Verweerster heeft in de procedure betreffende het gezag over E ten behoeve van de zitting van 10 februari 2017 een F9-formulier, inclusief een verzoekschrift tot vervangende toestemming, voor inschrijving op de middelbare school toegezonden. Tijdens de zitting op 10 februari 2017 is afgesproken dat klager op de dag van het oudergesprek met E kon spreken over de schoolkeuze. Op 14 februari 2017 heeft het oudergesprek op de school van E plaatsgevonden. Klager en de cliënte van verweerster waren hierbij aanwezig. Er heeft geen gesprek tussen klager en E plaatsgevonden, omdat E niet (meer) aanwezig was op school. Het aanmeldingsformulier is op 14 februari 2017 niet ingevuld en ondertekend.

2.4       De cliënte van verweerster heeft op 15 februari 2017 klager telefonisch en per email verzocht om het aanmeldingsformulier alsnog te ondertekenen en voor 12.00 uur te retourneren. Verweerster heeft per e-mail van 15 februari 2017 aan de rechtbank bericht dat verweerder geen toestemming tot inschrijving van E op het V. College had verleend. Zij schreef de rechtbank voorts dat het inschrijvingsformulier op 17 februari 2017 door E bij de juffrouw ingeleverd moest worden om de inschrijving vóór 1 maart 2017 bij de middelbare school te voltooien. Verweerster verzocht om haar cliënte met spoed uitvoerbaar bij voorraad vervangende toestemming te verlenen om E voor 1 maart bij het V. College in te schrijven.

2.5       Klager heeft per email van 16 februari 2016 om 12.50 uur een ondertekend aanmeldingsformulier aan de juffrouw van E toegezonden.

2.6       De rechtbank heeft bij beschikking van 17 februari 2017 onder meer vervangende toestemming verleend tot inschrijving van E op het V. College.

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerster de vrijheid van haar handelen als advocaat heeft overschreden;

2.    verweerster bewust gebruik heeft gemaakt van onjuiste informatie;

3.    verweerster niet de waarheid heeft gesproken.

                 Klager heeft ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht:

3.2     Verweerster is een procedure strekkende tot het verkrijgen van vervangende toestemming gestart voornamelijk met het oog op de procedure strekkende tot het verkrijgen van eenhoofdig gezag.

3.3     Verweerster heeft de rechtbank onjuist geïnformeerd over de medewerking van klager en zij heeft nagelaten om dit tijdig te herstellen, terwijl daartoe alle aanleiding bestond. Hierdoor is bij de rechtbank een onjuist beeld ontstaan over de feiten.

3.4     Verweerster heeft nagelaten om naar aanleiding van de van haar cliënte ontvangen informatie contact op te nemen met de advocaat van klager.

3.5     Verweerster heeft zowel in de eerdere klachtzaak (referentienummer 17-597/DB/LI) als in deze zaak in strijd met de waarheid verklaard dat haar cliënte niet werkzaam is als haar secretaresse, terwijl uit gevoerde correspondentie anders blijkt.

4          VERWEER

4.1      Verweerster heeft gehandeld in het belang van haar cliënte en de minderjarig E. Verweerster is afgegaan op de informatie die zij van haar cliënte heeft ontvangen en heeft geen uitspraken gedaan die niet overeenkomstig de feiten zijn.

4.2       Tijdens de zitting op 10 februari 2017 was afgesproken dat klager tijdens het oudergesprek tot ondertekening van het aanmeldingsformulier zou overgaan. Los daarvan is afgesproken dat klager E na school nog zou spreken. Dit was geen voorwaarde om tot ondertekening van het aanmeldingsformulier over te gaan doch een wens van klager.

4.3       Verweerster heeft bij schrijven dd. 15 februari 2017 aan de rechtbank geschreven dat klager zijn mondelinge toezegging op de zitting van 10 februari 2017 om het aanmeldingsformulier tijdens het oudergesprek op 14 februari 2017 te ondertekenen niet was nagekomen noch had voldaan aan het verzoek van haar cliënte dd. 15 februari 2017 om dat alsnog voor 12.00 uur te doen. De zaak had spoed omdat het formulier voor de reguliere inschrijving op 17 februari 2017 bij de juffrouw ingeleverd moest worden. De advocaat van klager was op 15 februari 2017 niet aanwezig. Klager heeft het ondertekende aanmeldingsformulier pas op 16 februari 2017 aan de juffrouw van E toegezonden. Hij heeft hiervan geen kopie aan verweerster toegezonden. Verweerster was op 16 februari 2017 niet op kantoor aanwezig. Verweerster heeft in de ochtend van 17 februari 2017 van haar cliënte vernomen dat klager toestemming had verleend, welke informatie zij reeds om 9:18 uur aan de rechtbank heeft doorgegeven.

4.4       Klager is in het verleden niet coöperatief gebleken en hij heeft op 15 februari 2017 bovendien aan de cliënte van verweerster telefonisch expliciet verklaard dat hij niet zou meewerken aan ondertekening van het formulier en dat zijn advocaat op woensdagen afwezig was.

4.5       Klager heeft reeds bij brief dd. 24 november 2016 (klachtonderdeel 1 in klachtzaak 17-597/DB/LI)  niet de waarheid heeft gesproken over haar arbeidsrelatie met haar cliënte. De raad heeft bij beslissing van 27 november 2017 op dit onderdeel van de klacht beslist, zodat deze klacht niet opnieuw ter beoordeling aan de tuchtrechter kan worden voorgelegd.

5          BEOORDELING

Ad onderdeel 1

5.1      Verweerster heeft gehandeld in het belang van haar cliënte. Het stond haar vrij om in overleg met haar cliënte de aanpak van de zaak te bepalen en een verzoek tot het verkrijgen van vervangende toestemming bij de rechtbank in te dienen. De raad stelt vast dat vanaf 8 februari 2017 is gecommuniceerd over de van klager benodigde toestemming voor de inschrijving van E bij een middelbare school, dat tijdens de zitting op 10 februari 2017 hierover onderling overleg is gevoerd en dat op 15 februari 2017 door klager nog geen toestemming was verleend om E bij het V. College in te schrijven. De raad acht het niet onbegrijpelijk dat verweerster 15 februari 2017 met het oog op het gegeven dat voor de reguliere aanmeldingsprocedure het aanmeldingsformulier uiterlijk op 17 februari 2017 bij de juffrouw van E ingeleverd moest zijn, in overleg met haar cliënte ervoor heeft gekozen om bij de rechtbank een verzoek strekkende tot vervangende toestemming in te dienen. Verweerster heeft direct nadat zij van haar cliënte heeft vernomen dat klager alsnog toestemming had verleend deze informatie aan de rechtbank doorgegeven. Dat de rechtbank reeds bij beschikking vervangende toestemming had verleend is ongelukkig maar valt verweerster niet te verwijten. Het eerste onderdeel van de klacht is ongegrond.

Ad onderdeel 2

5.2     Uit de aan de raad overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde is komen vast te staan dat verweerster de rechtbank op 15 februari 2017 heeft bericht dat voor de reguliere inschrijving het aanmeldformulier op 17 februari 2017 bij de juffrouw van E moest zijn ingeleverd en dat klager geen toestemming had verleend om tot inschrijving van E bij het V. College over te gaan. Nu vast staat dat klager pas op 16 februari 2017 zijn toestemming heeft verleend is voormelde mededeling van verweerster dd. 15 februari 2016 niet in strijd met de waarheid. Klager heeft van zijn emailbericht van 16 februari 2017 geen afschrift toegezonden aan verweerster en verweerster heeft direct nadat zij van haar cliënte vernam dat alsnog toestemming was verleend deze informatie doorgegeven aan de rechtbank. Ter zake valt verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt te maken.

Ad onderdeel 3

5.3     In het derde onderdeel verwijt klager verweerster dat zij in strijd met de waarheid heeft verklaard dat haar cliënte werkzaam is als haar secretaresse. Klager heeft zich hierover reeds eerder beklaagd (klachtzaak 17-597/DB/LI) waarop door de raad bij beslissing van 27 november 2017 is beslist. Weliswaar is door verweerster en door de landelijk deken appel tegen voormelde beslissing ingesteld, maar beide appelmemories hebben enkel betrekking op de gegrondverklaring van klachtonderdeel 2. Klager heeft geen appel ingesteld tegen voormeld onderdeel van de beslissing, zodat op klachtonderdeel 1 onherroepelijk door de raad is beslist en deze klacht niet opnieuw ter beoordeling aan de tuchtrechter kan worden voorgelegd. De door klager gestelde nieuwe feiten en omstandigheden zijn door klager niet met bewijsmateriaal onderbouwd zodat de raad hieraan voorbijgaat. De raad zal het derde onderdeel van de klacht niet-ontvankelijk verklaren. 

BESLISSING

De raad van discipline:

-          verklaart de  klachtonderdelen 1 en 2 ongegrond;

-          verklaart klachtonderdeel 3 niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. J.D. Streefkerk , voorzitter, mrs. A. Groenewoud en A.L.W.G. Houtakkers , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 april 2018

Griffier                                                            Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 16 april 2018

verzonden aan:

-            klager

-            verweerster

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg     

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            klager

-            verweerster

        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg ]

        de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl