ECLI:NL:TADRSHE:2018:14 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-1033/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2018:14
Datum uitspraak: 29-01-2018
Datum publicatie: 19-02-2018
Zaaknummer(s): 17-1033/DB/OB
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Deken komt de bevoegdheid toe om aan advocaten op wie hij toezicht uitoefent om inzage in dossiers te vragen. Valt onder geheimhoudingsplicht van de deken. Deken heeft gehandeld overeenkomstig zijn toezichthoudende taak. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort 

’s-Hertogenbosch van 29 januari 2018

in de zaak 17-1033/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

tegen

verweerder

Klagers hebben bij brief dd. 31 mei 2017 een klacht tegen verweerder ingediend bij het Hof van Discipline. De plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline heeft bij beslissing van 9 juni 2017 de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant aangewezen voor onderzoek van voormelde klacht.

De (plaatsvervangend) voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 11 december 2017, met kenmerk 48/17/071K, door de raad ontvangen op 14 december 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1     Klagers hebben meerdere procedures gevoerd tegen de gemeente X, verder te noemen X . Het geschil tussen klagers en X heeft betrekking op bestemmingsplanwijzigingen betreffende onroerende zaken van klagers. Klagers zijn in de procedures tegen de gemeente bijgestaan door mrs. K en W.

1.2     De voorganger van verweerder, verder te noemen mr. M., heeft in signalen die hem van de zijde van de burgemeester van X en de President van de rechtbank bereikten, aanleiding gezien onderzoek te doen naar het handelen van mrs. K en W. Mr. M heeft bij brief van 23 maart 2016 aan mrs. K en W een aantal vragen ter beantwoording voorgelegd. In het najaar van 2016 heeft mr. M een kantoorbezoek aan het kantoor van mrs. K en W aangekondigd. Mrs. K en W hebben bij brieven van 21 januari, 10 februari, 19 augustus en 13 december 2016 klachten tegen mr. M ingediend, (bij de raad bekend onder referentienummers 16-1106/DB/NN en 17-135/DB/OB), welke klachten door de raad van discipline bij beslissing van 8 mei 2017 ongegrond zijn verklaard. Mrs. K en W hebben tegen voormelde beslissing van de raad hoger beroep ingesteld bij het Hof van Discipline.

1.3       Verweerder is op 29 maart 2017 mr. M opgevolgd als deken van de Orde van Advocaten. Verweerder heeft nader onderzoek ingesteld naar de praktijkvoering door mrs. K en W.

1.4       Klagers hebben op 30 mei 2018 hun opdracht aan mrs. K en W tot het verrichten van werkzaamheden beëindigd.

2          KLACHT

2.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder in zijn hoedanigheid van deken in de Orde van Advocaten de belangen van klagers heeft geschaad doordat verweerder:

-       onderzoek heeft gedaan naar de praktijkuitoefening van mrs. K en W, welk onderzoek verband hield met de zaak tussen klagers en X, waardoor het mrs. K en W onmogelijk werd gemaakt klagers nog langer bij te staan en klagers genoodzaakt waren een andere advocaat in te schakelen;

-       een anonieme uitspraak van de tuchtrechter naar de pers heeft gelekt;

-       heeft gehandeld in strijd met de gedragsregels voor advocaten;

-       heeft geweigerd zelf onderzoek te doen en een standpunt in te nemen waardoor de zaak is geëscaleerd

-       zich in het geschil tussen klagers en X tot een verlengstuk van X heeft gemaakt en mrs. K en W zodanig heeft tegengewerkt dat klagers geen kans hadden op een eerlijk proces en belemmerd werden in hun mogelijkheden om voor hun rechten op te komen;

-       inzage in de dossiers van mrs. K en W wenste.

3          VERWEER

3.1     Verweerder is als toezichthouder gehouden toezicht uit te oefenen op advocaten die kantoor houden in het arrondissement waarin verweerder als deken is aangesteld. Verweerder heeft in de bij zijn aantreden als deken aangetroffen signalen en omstandigheden betreffende  de praktijkuitoefening door mrs. K en W aanleiding gezien nader onderzoek in te stellen tegen mrs. K en W. Naar de mening van verweerder was het onderzoek op grond van de door hem vastgestelde omstandigheden geboden. Dat klagers ervoor hebben gekozen hun belangen niet langer door mrs. K en W te laten behartigen valt verweerder tuchtrechtelijk niet te verwijten.

3.2     Verweerder heeft de pers niet geïnformeerd over de uitspraak van de raad van discipline van 8 mei 2017. Verweerder heeft desgevraagd op concrete vragen van een journalist, met vermelding van de datum van de uitspraak en de instantie door wie de beslissing was gegeven, in antwoord op de vraag om een reactie geantwoord dat er nog geen sprake was van een onherroepelijke uitspraak en dat het daarom niet aan hem was om inhoudelijk op de zaak in te gaan.

3.3     Verweerder heeft geen rol gespreel de in de procedures tussen klagers en X. Hij heeft mrs. K en W niet tegengewerkt.

3.4     Klagers hebben geen belang bij hun klacht dat verweerder aan mrs. K en W om inzage in dossiers heeft gevraagd.

4          BEOORDELING

4.1     De klacht heeft betrekking op het handelen van uitsluitend verweerder in zijn hoedanigheid van deken. De voorzitter stelt voorop dat het in de advocatenwet geregelde tuchtrecht betrekking heeft op het handelen en nalaten van advocaten en een behoorlijke beroepsuitoefening beoogt te waarborgen. De advocaat die zijn taak als deken uitoefent is niet werkzaam in zijn hoedanigheid van advocaat. Het tuchtrecht voor advocaten is op een advocaat die in zijn hoedanigheid van deken handelt alleen dan van toepassing, indien die advocaat zich bij de vervulling van zijn taak als deken zodanig gedraagt dan wel misdraagt, dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van bovenstaand uitgangspunt beoordelen.

4.2     Het staat een advocaat in zijn hoedanigheid van deken vrij zich te doen informeren over het functioneren van advocaten die de praktijk uitoefenen in het arrondissement waarbinnen hij als deken het toezicht uitoefent. In dat kader komt de deken de bevoegdheid toe om advocaten op wie hij toezicht uitoefent om inzage in dossiers te vragen. De voorzitter volgt klagers niet in hun stelling dat hierdoor de belangen van klagers kunnen worden geschaad. De deken neemt enkel met het oog op zijn toezichthoudende taak kennis van de inhoud van dossiers. Al hetgeen waarvan de deken middels inzage kennis neemt valt onder diens geheimhoudingsplicht.

4.3     De voorzitter stelt op grond van de aan de raad overgelegde stukken vast dat verweerder onderzoek heeft verricht naar de praktijkvoering door mrs. K en W, waartoe verweerder overeenkomstig zijn toezichthoudende taak niet alleen bevoegd maar, gelet op de signalen die hem hadden bereikt en de door hem geconstateerde omstandigheden, ook gehouden was. Dat verweerder in de zaken tussen klagers en X een dusdanige rol heeft gesprek, waardoor de belangen van klagers zouden zijn geschaad is door klagers niet met concrete feiten onderbouwd noch anderszins gebleken.

4.4     De voorzitter stelt vast dat op grond van de aan de raad overgelegde stukken genoegzaam is komen vast te staan dat verweerder in zijn hoedanigheid van deken overeenkomstig zijn toezichthoudende taak heeft gehandeld, terwijl van gedragingen dan wel misdragingen, waardoor het vertrouwen in de advocatuur is ondermijnd, niet is gebleken. Het aan de deken verweten lekken van een tuchtrechterlijke uitspraak aan de pers is door de deken gemotiveerd weersproken en op grond van de overgelegde stukken en de door partijen ingenomen standpunten kan de juistheid van het verwijt van klagers niet worden vastgesteld

4.5     Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.G.M. Zander, ( plaatsvervangend) voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal , als griffier op 29 januari 2018.

Griffier                                                Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 1 februari 2018

verzonden aan:

-              klagers

-              verweerder

-               de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klagers, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant   binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 1190, 4801 BD Breda.

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ) waarin de gronden van het verzet gemotiveerd worden omschreven. In het verzetschrift moet u uitleggen waarom u het niet eens bent met de beslissing van de voorzitter dat de klacht kennelijk ongegrond of kennelijk niet-ontvankelijk is. U mag daarin ook nader toelichten waarom de klacht volgens u gegrond is.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift dus ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl