ECLI:NL:TADRSHE:2018:112 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-383/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2018:112
Datum uitspraak: 24-07-2018
Datum publicatie: 22-08-2018
Zaaknummer(s): 18-383/DB/ZWB
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet gebleken dat verweerder klager niet heeft teruggebeld noch dat hij de zaak niet voortvarend genoeg ter hand heeft genomen. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort    ‘s-Hertogenbosch

van  24 juli 2018

in de zaak 18-383/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) van 18 mei 2018 met kenmerk K17-074, door de raad ontvangen op 22 mei 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1         FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1     Op 24 februari 2017 heeft klager een verwijzing van het Juridisch Loket ontvangen naar mr. V, een kantoorgenoot van verweerder die in Breda kantoor houdt. Verweerder houdt zelf kantoor in Tilburg. Mr. V heeft de zaak doorverwezen naar verweerder.

1.2     Op 6 maart 2017 heeft er een telefoongesprek plaatsgevonden tussen klager en verweerder. Diezelfde dag is klager naar het kantoor in Breda gegaan om stukken af te geven. Het secretariaat heeft klager via de intercom te woord gestaan en hem verzocht de stukken in de brievenbus te doen. De ontvangst van de stukken is door het kantoor in Breda aan verweerder bevestigd. Verweerder heeft de stukken op of omstreeks 10 maart 2017 ontvangen.

1.3     Op 10 maart 2017 heeft klager telefonisch contact opgenomen met het kantoor in Tilburg. Het secretariaat heeft de ontvangst van de stukken aan klager bevestigd.

1.4     Op 17 maart 2017 heeft klager telefonisch contact opgenomen met het kantoor in Tilburg. Het secretariaat heeft klager meegedeeld dat hij zou worden teruggebeld.

1.5     Op 22 maart 2017 heeft klager de stukken van verweerder teruggevraagd. Op 23 maart 2017 zijn de stukken zonder verdere toelichting aan klager teruggestuurd.

1.6     Bij brief van 27 maart 2017, aangevuld bij brief van 24 april 2017, heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2         KLACHT

2.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij klager niet heeft teruggebeld en het dossier van klager niet voortvarend genoeg ter hand heeft genomen.

3         VERWEER

3.1     Verweerder voert aan dat mr. V hem in het kader van waarneming heeft verzocht contact op te nemen met klager. Op 2 maart 2017 heeft hij de gegevens van klager ontvangen. Op 6 maart 2017 heeft verweerder telefonisch een half uur tot drie kwartier met klager gesproken. Na dit gesprek heeft klager stukken afgegeven bij het kantoor in Breda. Verweerder heeft de stukken op of omstreeks 10 maart 2017 in Tilburg ontvangen. De ontvangst van de stukken is aan klager bevestigd. Op 17 maart 2017 heeft het secretariaat klager meegedeeld dat verweerder nog even de tijd nodig had om van de stukken kennis te nemen en dat verweerder klager de week daarop zou berichten. Op 22 maart 2017 heeft klager via de secretaresse van verweerder de stukken teruggevraagd. Op 23 maart 2017 heeft verweerder de stukken zonder verdere toelichting aan klager teruggestuurd. Volgens verweerder heeft hij zijn best gedaan en had hij in de gegeven omstandigheden niet beleefder of fatsoenlijker kunnen handelen. Verweerder heeft klager geen rekening gestuurd en ook geen toevoeging voor hem aangevraagd, aldus nog steeds verweerder.

4         BEOORDELING

4.1     Klager klaagt er allereerst over dat verweerder hem niet heeft teruggebeld. Volgens verweerder heeft zowel hij als zijn secretariaat telefonisch contact met klager gehad en hem teruggebeld. Partijen twisten aldus over de feiten. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline kan, wanneer de lezing van partijen over de inhoud van de feiten uiteen loopt en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen de juiste is, de klacht in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van de klager minder geloof verdient dan dat van de verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of de verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat nu is hier naar het oordeel van de voorzitter niet het geval. De voorzitter kan immers niet vaststellen wat er mondeling met klager is afgesproken.

4.2     Dat verweerder de zaak van klager niet voortvarend genoeg ter hand heeft genomen is de voorzitter  niet gebleken. Het enkele feit dat klager na twaalf dagen nog geen inhoudelijke beoordeling van verweerder had ontvangen, is daartoe onvoldoende.    

4.3     Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans , voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 24 juli 2018.

Griffier                                                            Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 24 juli 2018

verzonden aan:

-     klager

-     verweerder

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 1190, 4801 BD Breda .  Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ) waarin de gronden van het verzet gemotiveerd worden omschreven. In het verzetschrift moet u uitleggen waarom u het niet eens bent met de beslissing van de voorzitter dat de klacht kennelijk ongegrond of kennelijk niet-ontvankelijk is. U mag daarin ook nader toelichten waarom de klacht volgens u gegrond is.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift dus ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl