ECLI:NL:TADRSHE:2018:103 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-049/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2018:103
Datum uitspraak: 16-07-2018
Datum publicatie: 06-08-2018
Zaaknummer(s): 18-049/DB/ZWB
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Niet gebleken dat verweerder klager onvoldoende op de hoogte heeft gehouden, noch dat hij excessief heeft gedeclareerd en geen urenspecificatie heeft verstrekt. Opdracht niet deugdelijk schriftelijk vastgelegd. Deels gegrond. Waarschuwing. Proceskostenveroordeling.  

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  16 juli 2018

in de zaak 18-049/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief d.d. 15 maart 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 25 januari 2018 met kenmerk K17-049 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 juni 2018 in aanwezigheid van klager, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de hierboven genoemde brief van de deken en de daaraan gehechte stukken.

2        Feiten

2.1     Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, van de volgende feiten uitgegaan:

2.2     Begin 2014 heeft klager zich op advies van de heer L, die een assurantiekantoor exploiteert, gewend tot verweerder voor rechtsbijstand. Klager en verweerder hebben onder andere afgesproken dat verweerder zou onderzoeken of de CIS-registratie ten laste van klager ongedaan gemaakt kon worden en dat hij hierover zo nodig met de verzekeraar zou corresponderen.

2.3     Op 10 januari 2014 heeft verweerder een brief met in bijlage een overeenkomst van opdracht aan klager gestuurd, waarin de opdracht werd klager bevestigd en met het verzoek die overeenkomst ondertekend aan verweerder te retourneren. De adressering van de brief was onjuist, omdat het verkeerde huisnummer was vermeld. Verweerder heeft de overeenkomst van opdracht niet ondertekend retour ontvangen.

2.4     Verweerder heeft een memorandum opgesteld en in concept verzonden aan klager en de heer L. Na ontvangst van verklaringen van klager heeft verweerder het memorandum aangepast en verzonden.

2.5     Bij e-mailbericht d.d. 1 juni 2015 heeft verweerder klager een declaratie gestuurd ten bedrage van € 1.661,29. Klager heeft geweigerd deze declaratie te voldoen. Op 12 september 2016 heeft verweerder een urenspecificatie aan klager gestuurd.

3       KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat h ij:

1.         zonder schriftelijke opdracht en instemming van klager werkzaamheden voor hem heeft verricht en daarvoor een declaratie heeft gestuurd,

2.         klager niet op de hoogte heeft gehouden van de vorderingen en aan klager geen conceptbrieven ter goedkeuring heeft voorgelegd,

               3.         excessief heeft gedeclareerd en op verzoek niet kan specificeren welke werkzaamheden hij heeft verricht.

                          4        VERWEER

                           4.1     De klacht is niet-ontvankelijk omdat klager geen gebruik heeft gemaakt van de interne klachtprocedure van verweerders kantoor. De klacht is voorts ongegrond. Klager is via de heer L bij verweerder terecht gekomen. De heer L was bij het eerste gesprek op 10 januari 2014 tussen klager en verweerder aanwezig. Verweerder heeft tijdens dit gesprek zijn uurtarief medegedeeld aan klager en heeft diezelfde dag de opdrachtbevestiging aan klager verzonden. De heer L heeft op 21 augustus 2017 schriftelijk bevestigd dat het door verweerder geschetste verloop van de feiten juist is. Bij de eerste schriftelijke aanmaning op 1 juni 2015 heeft verweerder geconstateerd dat de opdrachtbevestiging niet ondertekend retour was gekomen. De begeleidende brief, gedateerd 10 januari 2014, was onjuist geadresseerd. Verweerder heeft de brief echter niet retour ontvangen, zodat ervan uit moet worden gegaan dat klager deze heeft ontvangen.

                          4.2     Na onderzoek heeft verweerder een memorandum opgesteld dat hij zowel aan klager als aan de heer L heeft toegestuurd. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder de door hem verzochte verklaringen van klager ontvangen, waarna hij vervolgens het memo heeft aangepast en verzonden. Op enig moment begreep verweerder dat het acute probleem door tussenkomst van de heer L was opgelost, omdat de verzekering werd gecontinueerd tot einde looptijd. Verweerder heeft vervolgens aangegeven dat het, gelet op de stand van zaken, in grote mate onwaarschijnlijk zou zijn dat een procedure tegen verzekeraar A. om de CIS-registratie ongedaan te maken, zou lukken. Verweerder heeft klager steeds op de hoogte gehouden, maar op 7 maart 2017 kwam een aangetekende brief onbestelbaar retour. Op 8 maart 2017 heeft verweerder een BRP-uittreksel opgevraagd, waaruit bleek dat klager intussen was verhuisd.

                          4.3     Klager heeft nooit gevraagd om een urenspecificatie. Desalniettemin heeft verweerder op 12 september 2016 een urenspecificatie aan klager gestuurd. Op die specificatie heeft verweerder geen commentaar ontvangen.

                          5        BEOORDELING

5.1     Ontvankelijkheid

          Ter zake het door verweerder gevoerde verweer dat de klacht niet ontvankelijk is overweegt de raad dat voor de ontvankelijkheid van een klacht niet is vereist dat eerst de interne kantoorklachtenregeling is gevolgd. De klacht is derhalve ontvankelijk.

5.2     Beoordeling

          De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in art. 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes -zoals over procesrisico en kostenrisico - waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat dienaangaande heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoren het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. De cliënt dient door de advocaat te worden gewezen op de proceskansen en het kostenrisico in zijn zaak. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaven beoordelen.

5.3      Klager en verweerder twisten over de aard en de omvang van de opdracht en de voorwaarden waaronder deze zou worden verricht. De raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is een aan hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende voorwaarden schriftelijk te bevestigen. Wanneer een advocaat een opdracht aanvaardt, dient hij de financiële consequenties daarvan met de cliënt te bespreken en inzicht te geven in de wijze waarop en de frequentie waarmee hij zal declareren. Meer algemeen is hij verplicht zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Een advocaat dient zijn cliënt genoegzaam en tijdig te informeren, te waarschuwen, en duidelijkheid te scheppen over de kansen en risico’s en de kosten van zijn optreden. Dit alles dient de advocaat schriftelijk aan de cliënt te bevestigen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Indien de advocaat verzuimt de opdracht deugdelijk schriftelijk vast te leggen, komt het bewijsrisico op hem te rusten.

5.4      Verweerder heeft gesteld dat hij eerst op 1 juni 2015, derhalve na bijna anderhalf na het aanvaarden van de opdracht, tot de ontdekking kwam dat hij de opdrachtbevestiging niet van klager retour had ontvangen en dat deze naar het verkeerde adres was gestuurd. De raad is van oordeel dat verweerder aldus niet de zorgvuldigheid heeft betracht die van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht. Bovendien voldoet de inhoud van de brief d.d. 10 januari 2014 en de daaraan gehechte overeenkomst van opdracht niet aan de eisen die aan een opdrachtbevestiging worden gesteld. Klachtonderdeel 1 is gezien het vorenstaande naar het oordeel van de raad gegrond.

5.5      Verweerder heeft betwist dat hij klager niet op de hoogte heeft gehouden van de vorderingen en geen conceptbrieven aan klager heeft voorgelegd. De raad is van oordeel dat klager dit onderdeel van de klacht onvoldoende heeft onderbouwd. De feitelijke grondslag van dit klachtonderdeel ontbreekt, zodat dit klachtonderdeel ongegrond is.

5.6      Klager klaagt voorts over de hoogte van de declaratie van verweerder. De raad overweegt dat de tuchtrechter volgens vaste jurisprudentie niet de bevoegdheid heeft om declaratiegeschillen te beslechten. Wel beoordeelt de tuchtrechter of er sprake is van excessief declareren. Dat sprake is van excessief declareren heeft klager naar het oordeel van de raad echter onvoldoende onderbouwd. Ook de klacht dat verweerder geen urenspecificatie heeft verstrekt is ongegrond. Gedragsregel 27 lid 5 bepaalt dat indien een cliënt een specificatie van de declaratie vraagt, de advocaat deze dient te verstrekken. De raad stelt vast dat verweerder dit ook heeft gedaan, zodat de feitelijke grondslag voor de klacht ontbreekt. Klachtonderdeel 3 is derhalve eveneens ongegrond.

6             MAATREGEL

                          6.1     Verweerder heeft verzuimd om de opdracht van klager deugdelijk schriftelijk te bevestigen. Aldus heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De raad acht in dezen een waarschuwing een passende maatregel.

7          GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1      Omdat de raad de klacht deels gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2      Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

                a) € 50 reiskosten van klager,

                b) € 1000  kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten.

7.3      Verweerder moet het bedrag van € 50 reiskosten binnen vier weken  nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden betalen aan klager. Klager geeft tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk door aan verweerder.

7.4      Verweerder moet het bedrag van € 1000 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-             verklaart klachtonderdeel 1 gegrond;

-             verklaart de klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond;

-             legt aan verweerder op de maatregel van waarschuwing;

-             veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50 aan klager;

-             veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50 aan klager op de wijze en binnen de termijn als boven onder 7.3  bepaald;

-             veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de wijze en binnen de termijn als boven onder 7.4 bepaald .

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. U.T. Hoekstra en A.L.W.G. Houtakkers, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2018.

Griffier                                                                                                  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 16 juli 2018

verzonden aan:

-  klager

-  verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-  de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Betaling griffierecht en proceskosten aan klager

Praktische informatie in geval in de beslissing griffierecht en/of proceskosten aan de klager zijn toegewezen.

Tenzij klager en de advocaat iets anders afspreken, heeft klager:

- vier weken nadat de beslissing onherroepelijk is geworden recht op betaling van de proceskosten.

- direct na de beslissing recht op betaling van het griffierecht. Klager kan echter ook kiezen om te wachten tot de beslissing onherroepelijk is. Hij loopt dan niet het risico het geld te moeten terugbetalen als de beslissing in hoger beroep niet in stand blijft.

De klager geeft zijn rekeningnummer tijdig schriftelijk door aan de advocaat.

 Een beslissing is onherroepelijk als:

- na 30 dagen geen hoger beroep is ingesteld, of

- het Hof van Discipline de beslissing in hoger beroep heeft bekrachtigd.

Doorgaans zal de advocaat uit zichzelf op tijd betalen. Mocht dat ondanks aanmaning niet gebeuren, dan kan klager zich wenden tot een rechtsbijstandverlener, deurwaarder of de deken. De tuchtrechter heeft hierin geen rol. 

Nadat hoger beroep is ingesteld, kan de beslissing overigens niet meer ten uitvoer worden gelegd (door beslag e.d.) tot de uitspraak van het Hof van Discipline.

Aan deze informatie kunnen geen rechten worden ontleend. De tekst van de wet en van de beslissing zijn doorslaggevend.

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klager

-  verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-  verweerster

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.               Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.               Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.               Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl