ECLI:NL:TADRSGR:2018:74 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-1021/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2018:74
Datum uitspraak: 20-03-2018
Datum publicatie: 12-04-2018
Zaaknummer(s): 17-1021/DH/DH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 20 maart 2018

in de zaak 17-1021/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 13 december 2017 met kenmerk K222 2017 dk/ksl, door de raad ontvangen op 14 december 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Tussen klaagster en haar buurman is een conflict ontstaan. Klaagster heeft onder meer bezwaar gemaakt tegen het gebruik door haar buurman van een rookoven op zijn balkon. De buurman verweet klaagster onder andere het voeren en verzorgen van duiven op haar balkon en in haar woning.

1.2 Verweerder heeft de buurman van klaagster in diverse procedures bijgestaan.

1.3 Bij arrest van 29 maart 2016 heeft het Gerechtshof Den Haag klaagster – op straffe van een dwangsom van EUR 100,- per dag – verboden om op haar balkon duiven te voeren dan wel in haar woning duiven te verzorgen.

1.4 Klaagster heeft reeds eerder – op 20 januari 2017 – een klacht over verweerder ingediend bij de deken. De deken heeft klaagster bij brief van

4 mei 2017 bericht dat hij die klacht ongegrond achtte.

1.5 Op 25 januari 2017 heeft de voorzieningenrechter in de Rechtbank Den Haag vonnis gewezen in een executiegeschil tussen klaagster en haar buurman. Bij spoedappeldagvaarding van 14 februari 2017 is klaagster van dit vonnis in hoger beroep gegaan. Op 8 maart 2017 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Bij arrest van 15 augustus 2017 heeft het Gerechtshof Den Haag het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd en klaagster veroordeeld in de kosten van haar buurman van het geding in hoger beroep.

1.6 Bij brief van 18 september 2017 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder. Bij brief van 25 september 2017 heeft zij de klacht aangevuld.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij na het arrest van 29 maart 2016 getuigenverklaringen heeft verzameld en heeft ingebracht in het door klaagster opgeworpen executiegeschil en in het door klaagster ingestelde hoger beroep van het vonnis in het executiegeschil, welke verklaringen niet overeenstemmen met de waarheid;

b) hij de rechter zodanig heeft beïnvloed dat de rechter het arrest van

29 maart 2016 heeft genegeerd;

c) hij onjuiste stellingen heeft opgenomen in zijn pleitnotitie;

d) hij executoriaal beslag heeft laten leggen op klaagsters woning teneinde deze te kunnen verkopen om zo de dwangsommen ad EUR 10.000,- te kunnen incasseren;

e) hij ervoor heeft gezorgd dat klaagster niet alleen de dwangsommen ad EUR 10.000,- moet betalen, maar ook de proceskosten aan de cliënt van verweerder moet vergoeden;

f) hij een cliënt steunt die zich niet aan de regels houdt.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd. Op het verweer zal hierna - waar nodig - worden ingegaan.

4 BEOORDELING

4.1 Verweerder is de advocaat van de wederpartij van klaagster. Ingevolge vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline is partijdigheid een van de kernwaarden waaraan de advocaat dient te voldoen. De advocaat is partijdig bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt. Een advocaat geniet dan ook een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer worden beperkt doordat:

a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij;

b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen;

c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel.

Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van deze uitgangspunten beoordelen.

4.2 De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.3 De voorzitter begrijpt dat bepaalde door verweerder namens zijn cliënt verrichte handelingen en ingenomen stellingen door klaagster als onaangenaam kunnen worden opgevat. Verweerder dient echter de belangen van zijn cliënt te behartigen. Partijdigheid is immers één van de kernwaarden waaraan een advocaat dient te voldoen. De voorzitter acht het optreden van verweerder niet van dien aard dat hij daarmee de grenzen van de hiervoor onder 4.1 genoemde vrijheid heeft overschreden.

4.4 Dat verweerder de rechter dusdanig heeft beïnvloed dat de rechter het arrest van 29 maart 2016 heeft genegeerd, en dat verweerder onjuiste stellingen heeft opgenomen in zijn pleitnotitie, is niet komen vast te staan. Ook overigens is niet gebleken van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder.

4.5 De klacht is in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. N.M. van Trijp als griffier op 20 maart 2018.

Deze beslissing is in afschrift op 20 maart 2018 verzonden.