ECLI:NL:TADRSGR:2018:71 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-028/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2018:71
Datum uitspraak: 22-02-2018
Datum publicatie: 12-04-2018
Zaaknummer(s): 18-028/DH/DH
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de driejaarstermijn.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 22 februari 2018

in de zaak 18-028/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

en

klaagster

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 11 januari 2018 met kenmerk K218 2017 dk/smo, door de raad ontvangen op 11 januari 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klagers hebben op 19 september 2000 een zogenaamde ‘vliegwielovereenkomst’ gesloten met Aegon Financiële Diensten B.V. (hierna ook: Aegon). De overeenkomst werd aangegaan voor de duur van 60 maanden (5 jaar), te rekenen vanaf de dag van aankoop van de aandelen. De overeenkomst is per 19 september 2005 geëindigd.

1.2 Klagers menen dat zij een vordering uit hoofde van wanprestatie hebben op Aegon. In eerste instantie werden klagers bijgestaan door mr. A., die de verjaring van de vordering van klagers bij brief van 18 februari 2009 heeft gestuit.

1.3 In het klachtdossier bevindt zich een brief van 8 augustus 2011 van verweerster aan klagers, waarin zij hen adviseert om contact op te nemen met de gemeente met het verzoek klagers te helpen met hun financiële problemen. Voorts staat in de brief dat verweerster op grond van de door klagers overhandigde stukken geen goede beoordeling kon maken van hun zaak en dat zij hen vooralsnog geen opdrachtbevestiging zou zenden, stukken zou opvragen of een aanvraag voor gefinancierde rechtshulp zou indienen.

1.4 Op 15 augustus 2013 heeft verweerster twee dossiers inzake klager (waaronder één dossier tegen Aegon) ontvangen van een ander advocatenkantoor. 

1.5 Op 31 juli 2014 heeft verweerster de zaak van klagers overgedragen aan een andere advocaat, mr. K. Op 7 augustus 2014 heeft verweerster persoonlijk de papieren dossierstukken afgegeven op het kantoor van mr. K.

1.6 Bij brief van 14 september 2017, door de deken ontvangen op 15 september 2017, heeft de gemachtigde van klagers namens klagers een klacht ingediend over verweerster. 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) zij heeft verzuimd de verjaring te stuiten van de vordering die klagers hadden op Aegon Financiële Diensten B.V.;

b) zij ook overigens onzorgvuldig jegens klagers heeft gehandeld door na te laten maatregelen te nemen inzake de bewijsvoering.

3 VERWEER

3.1 Verweerster stelt zich op het standpunt dat de klacht niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien deze niet binnen de driejaarstermijn is ingediend.

4 BEOORDELING

4.1 Artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet bepaalt dat een klacht niet-ontvankelijk is als de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaar na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de beklaagde advocaat. Op grond van het bepaalde in lid 2 van datzelfde artikel blijft na afloop van die termijn van drie jaar een niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten van de advocaat redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

4.2 Klagers hebben hun klacht bij de deken ingediend op 14 september 2017, terwijl verweerster onbetwist heeft gesteld dat zij de zaak van klagers op 31 juli 2014 heeft overgedragen aan mr. K. Derhalve is de driejaarstermijn als bedoeld in artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet overschreden. Dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn, is de voorzitter niet gebleken.

4.3 De klacht is niet-ontvankelijk.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet, niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. N.M. van Trijp als griffier op 22 februari 2018.

Deze beslissing is in afschrift op 22 februari 2018 verzonden.