ECLI:NL:TADRSGR:2018:22 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-809/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2018:22
Datum uitspraak: 30-01-2018
Datum publicatie: 15-02-2018
Zaaknummer(s): 17-809/DH/DH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: voorzittersbeslissing; klacht tegen advocaat wederpartij over het niet adequaat reageren op e-mails van de advocaat van klager kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag

van  30 januari 2018

in de zaak 17-809/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 3 oktober 2017 met kenmerk R 2017/95 ml/edl/dh, door de raad ontvangen op 4 oktober 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Tussen klager en zijn ex-echtgenoot (hierna: de vrouw) speelden en spelen diverse procedures die verband houden met hun echtscheiding. Verweerster is de advocaat van de vrouw. Klager wordt in de geschillen met de vrouw ook bijgestaan door een advocaat.

1.2    Klager en de vrouw hebben minderjarige kinderen waarover de vrouw het gezag heeft.

1.3    Op 16 mei 2017 heeft de advocaat van klager aan verweerster een e-mail gezonden. Bij de e-mail waren door de vrouw te ondertekenen toestemmingsformulieren gevoegd, in verband met een vakantie van klager met de kinderen.

1.4    Bij e-mail van 29 mei 2017 heeft de advocaat van klager verweerster geïnformeerd dat klager de ondertekende toestemmingsformulieren nog niet had ontvangen.

1.5    Op donderdag 15 juni 2017 heeft de advocaat van klager verweerster opnieuw een e-mail gestuurd, waarin zij te kennen gaf dat klager de ondertekende formulieren nog niet had ontvangen van de vrouw en dat zij een kort geding zou starten.

1.6    Op maandag 19 juni 2017, 9.44 uur, heeft verweerster gereageerd. Verweerster schrijft dat de vrouw de formulieren zal ondertekenen, dat zij deze voor de vakantie aan klager zal geven en dat een kort geding daarom niet nodig is.

1.7    Bij e-mail van 19 juni 2017, 16.14 uur, heeft verweerster aan de advocaat van klager laten weten dat zij de formulieren aan de vrouw had doorgestuurd en dat de vrouw had laten weten dat zij de formulieren aan klager zou geven.

1.8    De advocaat van klager heeft op 19 juni 2017, 17.14 uur, gereageerd. Zij heeft het volgende geschreven:

“(…) Uw cliënte heeft de toestemmingsformulieren niet aan cliënt afgegeven. U hebt vervolgens geen enkele reactie gegeven op mijn mailberichten d.d. 16 mei jl., 29 mei jl., 8 juni jl., en 15 juni jl. Ook heeft u niet per mail gereageerd met het bericht dat cliënte de toestemmingsformulieren ondertekend aan cliënt zal geven.

Uw cliënte heeft vorig jaar eveneens niet meegewerkt. Vorig jaar heeft cliënt de vervangende toestemming ook via de rechtbank moeten verkrijgen omdat uw cliënte geen toestemming gaf. Het is aldus niet zo dat uw cliënte altijd netjes meewerkt zoals u beweert. (…)”

1.9    Bij brief van 19 juni 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij niet adequaat heeft gereageerd op e-mails van de advocaat van klager. Verweerster reageerde pas toen werd gedreigd met een kort geding.

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Op het verweer zal hierna, voor zover van belang, worden besproken.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat  bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

4.2    De voorzitter zal het optreden van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.3    Verweerster heeft aangevoerd dat zij de e-mails van 16 en 29 mei 2017 van de advocaat van klager aan de vrouw heeft gezonden. Volgens verweerster heeft de vrouw haar begin juni 2017 bericht dat zij de ondertekende formulieren aan klager zou geven. Verweerster ging er vervolgens van uit dat de kwestie met de toestemmingsformulieren geregeld was. Omdat verweerster enkele dagen niet op kantoor aanwezig was, nam zij pas op 19 juni 2017 kennis van de e-mail van de advocaat van klager van 15 juni 2017. Volgens verweerster heeft de vrouw die week nog de formulieren ondertekend. Via verweerster en de advocaat van klager zijn de formulieren bij klager terecht gekomen.

4.4    Uit het onweersproken verweer van verweerster blijkt dat zij de e-mails van de advocaat van klager telkens aan de vrouw heeft doorgezonden. Aldus heeft verweerster naar het oordeel van de voorzitter adequaat gereageerd op die e-mails. Daaraan doet niet af dat verweerster niet aan de advocaat van klager heeft laten weten dat zij het verzoek tot ondertekening van toestemmingsformulieren aan de vrouw had voorgelegd en dat de vrouw had toegezegd een en ander te zullen regelen.

4.5    Dat de vrouw vervolgens niet voortvarend heeft gereageerd op de verzoeken tot verstrekking van ondertekende toestemmingsformulieren en pas aan het verzoek heeft voldaan toen met een kort geding werd gedreigd valt verweerster niet aan te rekenen.

4.6    De slotsom is dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A. Tijs als griffier op 30 januari 2018.

Griffier     Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 30 januari 2018 verzonden.