ECLI:NL:TADRSGR:2018:122 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-725/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2018:122
Datum uitspraak: 11-06-2018
Datum publicatie: 12-06-2018
Zaaknummer(s): 17-725/DH/RO
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De raad stelt vast dat door geen van partijen is gedocumenteerd welke stukken reeds door verweerster aan (de gemachtigde van) klager zijn overgedragen. Gelet daarop kan de raad niet vaststellen welke stukken verweerster wel en welke stukken zij niet aan (de gemachtigde van) klager heeft verstrekt. Klager zal indien er in zijn ogen nog stukken ontbreken, die via de civiele rechter moeten trachten te verkrijgen. Voor de raad is daarin geen taak neergelegd. Nog afgezien van het feit dat de raad niet kan vaststellen óf er nog stukken zijn die verweerster aan (de gemachtigde van) klager zou moeten verstrekken, is naar het oordeel van de raad de gemachtigde van klager geen opvolgend advocaat in de zin van gedragsregel 22, zodat verweerster in elk geval niet gehouden is het dossier aan haar af te geven. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 11 juni 2018

in de zaak 17-725/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 24 november 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 5 september 2017 met kenmerk R 2017/77 cij/dh, door de raad ontvangen op 6 september 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 april 2018 in aanwezigheid van klager, verweerster en hun gemachtigden.

1.4    De raad heeft kennis genomen van de processtukken, bedoeld in artikel 49 lid 2 Advocatenwet.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Op 19 februari 2007 is de arbeidsovereenkomst tussen klager en [school] per 1 juni 2007 opgezegd. Klager is in deze arbeidszaak aanvankelijk bijgestaan door [B.V.].

2.2    Klager heeft zich in 2009 tot verweerster gewend met het verzoek hem verder bij te staan in het arbeidsgeschil met zijn voormalig werkgever.

2.3    Verweerster heeft klager ook bijgestaan in een procedure tegen [B.V.]. [B.V.] is in die procedure bij vonnis van 23 november 2011 wegens tekortkoming in de nakoming van haar verplichtingen jegens klager veroordeeld tot betaling van € 4.541,86. Over de opzegging van de arbeidsovereenkomst heeft de rechtbank zich niet uitgelaten.

2.4    Verweerster heeft namens klager hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 23 november 2011.

2.5    Op 24 juni 2014 heeft het Gerechtshof (…) in de arbeidszaak een voor klager teleurstellend arrest gewezen.

2.6    Klager heeft verweerster aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van een door haar gemaakte beroepsfout.

2.7    Klager heeft zich vervolgens tot zijn huidige gemachtigde gewend met het verzoek zijn juridische positie te beoordelen en te bezien wat hij nog voor mogelijkheden zou hebben.

2.8    Op 25 augustus 2014 heeft de gemachtigde van klager aan verweerster verzocht haar het gehele dossier toe te zenden. Verweerster was daartoe aanvankelijk niet bereid. Tijdens een bemiddelingsgesprek met de deken op 16 juli 2015 heeft verweerster toegezegd een gedeelte van het stukkendossier, een gedeelte van het procesdossier en een gedeelte van het correspondentiedossier aan de gemachtigde van klager over te dragen.

2.9    De gemachtigde van klager heeft bij brief van 28 juli 2015 aan verweerster laten weten van mening te zijn dat het dossier nog steeds niet compleet is.

2.10    Tijdens een zitting van de raad op 28 september 2015 – in een andere zaak dan de onderhavige – heeft verweerster toegezegd dat zij het gehele dossier zou overdragen. De deken heeft daarin verder bemiddeld.

2.11    Naar de mening van (de gemachtigde van) klager had verweerster nog altijd niet het volledige stukken- en correspondentiedossier toegezonden en bestond er (daardoor) nog altijd geen duidelijkheid over haar eventuele aansprakelijkheid in deze kwestie.

2.12    Bij brief van 4 april 2016 heeft de deken aan de gemachtigde van klager laten weten dat verdere bemiddeling niet zinvol is en daarbij aangegeven dat zij wat betreft de aansprakelijkstelling verweerster of haar verzekeraar zou kunnen dagvaarden.

2.13    Bij brief van 19 augustus 2016 heeft de gemachtigde van verweerster zich jegens de deken op het standpunt gesteld dat verweerster niet gehouden zou zijn het volledige dossier ter beschikking te stellen.

2.14    Bij brief van 15 september 2016 heeft de gemachtigde van klager de deken verzocht tuchtrechtelijke maatregelen tegen verweerster te nemen.

2.15    De deken heeft de gemachtigde van klager in reactie daarop laten weten dat zij de stukken via de civiele rechter zou kunnen opvragen dan wel een klacht tegen verweerster zou kunnen indienen.

2.16    Op 24 november 2016 heeft de gemachtigde van klager namens hem een klacht tegen verweerster ingediend.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij na meer dan twee jaar nog altijd niet het volledige dossier ter beschikking heeft gesteld waardoor de gemachtigde van klager na ruim twee jaar nog steeds niet kan beginnen met het uitvoeren van de aan haar verstrekte opdracht, zodat klager niet in staat is de kwestie rond zijn ontslag, die nu al tien jaar loopt, af te ronden en klager onnodig hoge kosten moet maken voor juridische bijstand.

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft zich schriftelijk tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt voorop dat een advocaat bij het eindigen van een zaak de originele stukken die hij van de cliënt heeft ontvangen, aan de cliënt dient te retourneren. Er is echter geen regel die een advocaat verplicht zijn/haar volledige dossier over te dragen aan de cliënt.

5.2    De gemachtigde van klager somt op pagina 4 van de klacht d.d. 24 november 2016 de stukken op die volgens haar in elk geval en ten onrechte nog niet zijn geretourneerd. Verweerster stelt dat zij alle stukken aan (de gemachtigde van) klager heeft verstrekt. De declaraties die klager wenst te ontvangen, zijn volgens verweerster niet van belang voor de zaak.

5.3    De raad stelt vast dat door geen van partijen is gedocumenteerd welke stukken reeds door verweerster aan (de gemachtigde van) klager zijn overgedragen. Gelet daarop kan de raad niet vaststellen welke stukken verweerster wel en welke stukken zij niet aan (de gemachtigde van) klager heeft verstrekt. Klager zal indien er in zijn ogen nog stukken ontbreken, die via de civiele rechter moeten trachten te verkrijgen. Voor de raad is daarin geen taak neergelegd.

5.4    Nog afgezien van het feit dat de raad niet kan vaststellen óf er nog stukken zijn die verweerster aan (de gemachtigde van) klager zou moeten verstrekken, is naar het oordeel van de raad de gemachtigde van klager geen opvolgend advocaat in de zin van gedragsregel 22, zodat verweerster in elk geval niet gehouden is het dossier aan haar af te geven. De gemachtigde van klager staat hem immers niet bij in de arbeidsrechtelijke kwestie waarin verweerster hem bijstond maar in de aansprakelijkheidskwestie tegen verweerster.

5.5    Gelet op het voorgaande is de klacht naar het oordeel van de raad ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. M.F. Laning, R.A.M. Oranje-Jorna, P. Rijpstra en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar 11 juni 2018.

Deze beslissing is in afschrift op 11 juni 2018 verzonden.