ECLI:NL:TADRARL:2018:89 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-460

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:89
Datum uitspraak: 16-04-2018
Datum publicatie: 20-04-2018
Zaaknummer(s): 17-460
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van faillissementscurator
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet. Anders dan klagers menen, is het niet aan de raad om de verzetgronden uit de door klagers aangeleverde grote hoeveelheden stukken en bijlagen (van bijna 1000 pagina’s) te filteren. Het door verweerder eerst in verzet opgeworpen niet-ontvankelijkheidsverweer kan onbeantwoord blijven, nu niet-ontvankelijkheid én ongegrondverklaring als een afwijzing van de klacht te beschouwen zijn. Rechtsgebied: faillissementsrecht  

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 16 april 2018

in de zaak 17-460

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline van 16 augustus 2017 op de klacht van:

klagers

tegen:

verweerder, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van klaagster sub 2

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 14 oktober 2016 hebben klagers zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 14 juni 2017 met kenmerk 16-029/AS/sd, door de raad ontvangen op 15 juni 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 16 augustus 2017 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht van klager sub 1 en klaagster sub 3 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en de klacht van klaagsters sub 2 kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 16 augustus 2017 aan klagers verzonden.

1.4    Bij e-mail van 18 augustus 2017, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 22 januari 2018 in aanwezigheid van (de gemachtigde van) klagers en verweerder. Klagers hebben de zitting om hun moverende redenen voortijdig verlaten.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 18 augustus 2017. De raad heeft eveneens kennis genomen van de volgende aanvullende stukken:

-    de e-mail van klagers van 19 oktober 2017 met bijlagen (twee brieven aan de Rabobank van 30 oktober 2013 en 7 januari 2014, alsmede twee begrotingen van 25 oktober 2013 en 7 januari 2014);

-    de e-mail van klagers van 2 november 2017 met bijlage;

-    de e-mail van klagers van 9 november 2017 met bijlagen;

-    de e-mail van klagers van 15 november 2017 met bijlagen;

-    de e-mail van klagers van 17 november 2017 met bijlage;

-    de e-mail van klagers van 29 november 2017 met bijlage;

-    de e-mail van klagers van 21 december 2017 met bijlagen;

-    de brief van verweerder van 4 januari 2018 met bijlage, door de raad ontvangen op 5 januari 2018;

-    de e-mail van klagers van 5 januari 2018 met bijlage;

-    de e-mail van klager van 15 januari 2018 met bijlage.

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komen klagers in verzet niet op. 

3.    VERZET EN VERWEER

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

(a)    het verweer van verweerder lijkt ‘als twee druppels water’ op de visie van de deken in zijn (aanbiedings)brief van 14 juni 2017 en die lijkt weer op de voorzittersbeslissing van 16 augustus 2017;

(b)    geen van de hiervoor genoemde drie stukken houdt rekening met het ‘verweerschrift’ van klagers van 24 februari 2017 waardoor sprake is van inhoudsloos ontkennen, verzwijgen en negeren. Geen enkel stuk gaat in op de forensisch historische realiteit zoals door klagers gesteld.

3.2    Klagers hebben hun verzetschrift en –gronden nader toegelicht in een 6-tal ‘hoofdstukken’ van in totaal 100 pagina’s. De bij die hoofdstukken behorende bijlagen bedragen ruim 800 pagina’s.

3.3    Het gemotiveerde verweer van verweerder ter zitting komt hierna, voor zover relevant, bij de beoordeling aan de orde.

4.    BEOORDELING

4.1    De raad stelt vast dat klagers geen verzetgrond(en) hebben gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring door de voorzitter van klager sub 1 en klaagster sub 3. Indien en voor zover klagers wel hebben bedoeld hiertegen in verzet op te komen dan geldt dat de raad dit niet heeft kunnen afleiden uit het verzetschrift van klagers van 18 augustus 2017. Anders dan klagers kennelijk menen, is het daarnaast niet aan de raad om de verzetgronden uit de door klagers aangeleverde grote hoeveelheden stukken en bijlagen (van bijna 1000 pagina’s) te filteren. Het is aan klagers zelf om de verzetgronden zo concreet en zakelijk mogelijk te formuleren en over het voetlicht te brengen.

4.2    Verweerder heeft ter zitting nog de vraag opgeworpen of klaagster sub 2 wel ontvankelijk is in de klacht, zoals de voorzitter heeft geoordeeld. Verweerder heeft toegelicht dat klaagster sub 2, althans de initiële vennootschap ten tijde van het indienen van de klacht niet meer bestond. Het faillissement van die vennootschap was toen al afgewikkeld en opgeheven waardoor volgens artikel 1:19 lid 1 onder c BW sprake is van een ontbonden vennootschap, aldus verweerder. De raad overweegt op dit punt als volgt.

4.3    In het midden kan blijven of klaagster sub 2 nog wel bestond ten tijde van het indienen van klacht en of de klacht dus wel door haar is of kan zijn ingediend. Als de stelling van verweerder juist is, zou dit tot niet-ontvankelijkheid van klaagster sub 2 moeten leiden. Als de stelling van verweerder onjuist is, zou dit - na een inhoudelijke beoordeling van de verzetgronden - tot een ongegrondverklaring leiden nu de verzetgronden naar het oordeel van de raad niet kunnen slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en acht geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Zowel de niet-ontvankelijkheid als de ongegrondheid zijn als een afwijzing van de klacht te beschouwen waartoe de voorzitter op kennelijke gronden is gekomen, en met welk oordeel de raad zich verenigt.

4.4    Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, K.F. Leenhouts, leden, bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 april 2018.

griffier                voorzitter

Verzonden d.d. 16 april 2018