ECLI:NL:TADRARL:2018:85 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-063

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:85
Datum uitspraak: 11-04-2018
Datum publicatie: 16-04-2018
Zaaknummer(s): 18-063
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht van derde tegen advocaat. Klager heeft geen persoonlijk belang voor zover de klacht ziet op uitlatingen van verweerster richting de deken in een kwestie tussen verweerster en een andere advocaat. In zoverre is klager niet-ontvankelijk. Klacht voor het overige kennelijk ongegrond. 

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

Van 11 april 2018

in de zaak 18-063

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 16 januari 2018 met kenmerk 17-0019/MV/sd, door de raad ontvangen op diezelfde dag, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager heeft de heer R. (hierna: de cliënt) als ‘rechtskundig adviseur’ bijgestaan in verschillende kwesties. De cliënt heeft zich daarnaast ook laten bijstaan door advocaat mr. K.

1.2    In een procedure waarbij de cliënt partij was, heeft (het kantoor van) klager het door de cliënt te betalen griffierecht voorgeschoten. De cliënt heeft de door klager op 3 mei 2013 verstuurde declaratie ter zake het voorgeschoten griffierecht, niet betaald.

1.3    Begin 2014 heeft de cliënt zich tot verweerster gewend waarna verweerster mr. K. heeft gevraagd het dossier aan haar over te dragen. Mr. K. heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld het dossier pas te zullen overdragen nadat de cliënt genoemde nota heeft betaald.

1.4    Op  29 januari 2014 heeft mr. K. de deken in Amsterdam verzocht te interveniëren. In dat kader heeft verweerster bij e-mail van 30 januari 2014 onder meer geschreven:

“In de zaak [van de cliënt], waaromtrent overdracht is gevraagd door mij, is door mr [K.] tegengeworpen dat het griffierecht niet aan haar is betaald. Dat klopt. Echter het is wel betaald aan rechtskundig adviseur [naam klager] (mei 2013) zoals uit de bijlagen t.w. de declaratie en bewijs van betaling helder is af te leiden.” (afkortingen raad)

1.5    Verweerster heeft bij haar e-mail een afschrift van de nota en een bankafschrift meegezonden.

1.6    Mr. K. heeft in een reactie daarop op eveneens 30 januari 2014 gemeld dat haar bekend is dat klager de nota voor het griffierecht voor de cliënt aan mr. K. heeft voldaan en dat de cliënt weigert het griffierecht aan klager te voldoen.

1.7    Mr. K. heeft nadien het dossier aan verweerster  overgedragen.

1.8    Bij brief van 22 januari 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerster in haar e-mail van 30 januari 2014 aan de Amsterdamse deken is strijd met de waarheid heeft gesteld dat het griffierecht door de cliënt aan klager is betaald;

b)    verweerster zonder valide reden niet is verschenen bij de bespreking die plaatsvond in het kader van de ingediende klacht.

2.2    Dat het griffierecht zou zijn betaald volgt niet uit de door verweerster bij haar e-mail gevoegde declaratie en het bankafschrift. Verweerster wist, of kon weten, dat haar stelling onjuist was. Het bankafschrift is van klager (en niet van de cliënt) en ziet op een afschrijving op 5 januari 2012 terwijl de nota aan de cliënt dateert van 3 mei 2013, ruim een jaar later. Hieruit blijkt dus niet van een betaling door de cliënt aan klager. Verweerster had eerst onderzoek moeten doen alvorens een dergelijke stelling in te nemen. Verweerster heeft de deken misleid ten koste van klager.

2.3    Door niet bij de bespreking bij de deken te verschijnen heeft verweerster het onderzoek door de deken belemmerd en onzorgvuldig jegens klager gehandeld. Het kan niet zo zijn dat verweerster de uitnodiging voor de bespreking niet heeft ontvangen.

3    VERWEER

3.1    Klager is geen cliënt of wederpartij van verweerster geweest. De voorzitter leest het verweer van verweerster zo dat klager daarom niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Daarnaast betwist verweerster tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld. 

Ad klachtonderdeel a)

3.2    Verweerster heeft geen feiten verstrekt die onjuist zijn, of waarvan zij moest weten dat die onjuist zijn. Verweerster is afgegaan op mededelingen van haar cliënt dat het griffierecht was voldaan. Toen verweerster de e-mail van 30 januari 2014 heeft verstuurd, was haar nog niet duidelijk hoe de geldstroom was gelopen. Het griffierecht leek voldaan te zijn aan mr. K. Dat er (deels) voorgefinancierd was door klager was verweerster op dat moment niet duidelijk. Bovendien was mr. K. haar aanspreekpunt, niet klager. Als er al een onjuist is bericht in de correspondentie met de Amsterdamse deken dan was dit een kennelijke vergissing die mr. K. direct heeft kunnen rechtzetten.

Ad klachtonderdeel b)

3.3    Verweerster heeft de uitnodiging voor de bespreking bij de deken niet ontvangen, althans, deze e-mail is kennelijk in de spambox terechtgekomen. Verweerster was dus per abuis niet aanwezig waarna zij haar excuses heeft aangeboden en meteen nieuwe verhinderdata heeft opgegeven.

4    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Verweerster heeft als meest verstrekkende verweer de niet-ontvankelijkheid van klager aangevoerd, nu er geen relatie tussen klager en verweerster is. Een contractuele relatie of anderszins is echter geen vereiste om een klacht tegen een advocaat in te dienen. Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt toe aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. De vraag is dus of klager voldoende belang heeft bij het indienen van de klacht tegen verweerster.

4.2    De voorzitter oordeelt dat klager onvoldoende rechtstreeks en persoonlijk belang heeft bij de klacht. Het gaat hier immers om uitlatingen van verweerster richting de deken in een kwestie tussen verweerster en mr. K.. Van enige rechtstreekse betrokkenheid en/of communicatie van verweerster richting klager, is de voorzitter niet gebleken. Ook is niet gebleken dat klager door de gang van zaken rechtstreeks in zijn belangen is geschaad. In dat kader is van belang dat mr. K., in haar reactie op de bewuste e-mail van verweerster aan de deken heeft gemeld dat klager wel maar de cliënt nog niet heeft betaald. Dit betekent dat klager in zoverre in zijn klacht niet-ontvankelijk is en dat hetgeen over en weer over het onderwerp is gesteld en uit het dossier blijkt geen nadere bespreking behoeft.

Ad klachtonderdeel b)

4.3    De voorzitter oordeelt de klacht tegen het niet verschijnen door verweerster bij het bemiddelingsgesprek bij de deken, kennelijk ongegrond. Verweerster heeft toegelicht dat sprake is geweest van een vergissing, waarvoor zij een redelijke uitleg heeft gegeven en haar excuses heeft aangeboden. Een dergelijke vergissing kan niet leiden tot een tuchtrechtelijk verwijt, temeer nu verweerster de kwestie daarna keurig heeft opgepakt.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

-    klachtonderdeel (a), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk;

-    klachtonderdeel (b), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.M. Roorda als griffier op 11 april 2018.

griffier                                                  voorzitter

Verzonden d.d. 11 april 2018.