ECLI:NL:TADRARL:2018:81 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-061

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:81
Datum uitspraak: 09-04-2018
Datum publicatie: 13-04-2018
Zaaknummer(s): 18-061
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen voormalig advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Dat verweerster niet heeft gereageerd en de verzochte informatie niet heeft verschaft is niet tuchtrechtelijk laakbaar, onder meer omdat klager deze informatie op een andere wijze had kunnen ontvangen en verweerster de zaak inmiddels had overgedragen. Rechtsgebied: civiel overig.    

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem - Leeuwarden

van 9 april 2018

in de zaak 18-061

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) van 11 januari 2018 met kenmerk 51/17/052, door de raad ontvangen op 12 januari 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    De cliënte van klager, Food-note B.V.,(hierna: Food) heeft een geschil met de (voormalige) cliënte van verweerster, Healthy World Coöperatie (hierna: HWC), die mede door Food is opgericht.

1.2    Op 2 januari 2017 heeft klager HWC gesommeerd tot betaling van een geldbedrag over te gaan.

1.3    Op 8 februari 2017 heeft tussen partijen en hun advocaten een bespreking plaatsgevonden. Bij brief van 17 februari 2017 aan klager heeft verweerster de op 8 februari 2017 besproken punten toegelicht. Hierop heeft klager niet inhoudelijk gereageerd.

1.4    Bij brief van 1 maart 2017 aan verweerster heeft klager HWC gesommeerd tot betaling van een geldbedrag over te gaan, bij gebreke waarvan hij een vordering terzake zou instellen.

1.5    In mei 2017 heeft verweerster de zaak overgedragen aan mrs. S. en K., werkzaam bij hetzelfde kantoor. Klager is hiervan op de hoogte gebracht ter rolzitting van 24 mei 2017.

1.6    Bij e-mail van 29 mei 2017 heeft klager verweerster verzocht de jaarstukken van HWC over 2015 en 2016 aan hem te doen toekomen. Verweerster heeft het verzoek van klager doorgestuurd aan mr. K.

1.7    Op 16 juni 2017 heeft klager verweerster een rappel gestuurd.

1.8    Bij brief van 26 juni 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

1.9    Bij e-mail van 27 juni 2017 heeft verweerster klager onder meer verzocht zijn verzoeken die betrekking hebben op de zaak van haar voormalige cliënte te richten aan de opvolgend advocaat, mr. K.

1.10    Bij e-mail van 30 juni 2017 heeft mr. S, mede namens mr. K., de gevraagde jaarstukken van HWC aan klager gestuurd en hem verzocht verdere correspondentie terzake niet aan verweerster, maar aan mr. K. te richten.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

(a) niet of niet tijdig heeft gereageerd op het verzoek van klager om informatie over haar cliënte te verschaffen;

(b) heeft geweigerd om de aan haar verzochte informatie, zijnde de jaarstukken van haar cliënte over 2015 en 2016, aan klager over te leggen.

3    VERWEER

3.1    Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4    BEOORDELING

4.1    De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.2    De voorzitter overweegt als volgt. Verweerster heeft weliswaar erkend dat zij niet heeft gereageerd op de e-mails van klager van 29 mei en 16 juni 2017, maar dit is naar het oordeel van de voorzitter van onvoldoende gewicht om haar hiervan een tuchtrechtelijk verwijt te maken. De voorzitter acht hierbij van belang dat verweerster de zaak reeds in mei 2017 had overgedragen aan mrs. S en K, klager zelf niet inhoudelijk heeft gereageerd op de brief van verweerster van 17 februari 2017 en klager heeft verzocht om toezending van jaarstukken die, waar het het jaar 2015 betreft te raadplegen zijn bij de Kamer van Koophandel en waar het het jaar 2016 betreft destijds nog niet beschikbaar waren. Bovendien heeft klager de gevraagde informatie op 30 juni 2017 van mrs. S en K ontvangen.

4.3    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook in beide onderdelen kennelijk van onvoldoende gewicht verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen  kennelijk van onvoldoende gewicht.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, met bijstand van mr. L.M. Roorda als griffier op 9 april 2018.

griffier                            voorzitter

Verzonden d.d. 9 april 2018