ECLI:NL:TADRARL:2018:73 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-469

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:73
Datum uitspraak: 08-01-2018
Datum publicatie: 12-04-2018
Zaaknummer(s): 17-469
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij in echtscheidingsprocedure. De weigerachtige houding van klaagster maakte dat verweerster namens haar cliënt mocht gaan procederen. Van een agressieve of grievende wijze van procederen door verweerster is de raad niet gebleken. Klaagster heeft nog gesteld dat verweerster zich in privé niet passend heeft gepresenteerd. De raad slaat geen acht op de door klaagster van internet (Facebook) gehaalde (privé)foto’s van verweerster. Deze worden bij de beoordeling buiten beschouwing gelaten. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 8 januari 2018

in de zaak 17-469

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 14 januari 2017 heeft klaagster bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 19 juni 2017 met kenmerk 17-0017/AS/sd, door de raad ontvangen op 20 juni 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 september 2017 in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Verweerster heeft sinds 2010 de ex-man van klaagster bijgestaan bij de afwikkeling van de echtscheiding van klaagster en haar ex-man. Dit heeft geleid tot meerdere procedures, waaronder die rondom het regelen van gezamenlijk ouderlijk gezag en een omgangsregeling tussen de ex-man en hun twee kinderen.

2.2    Een ander geschil betrof de gezamenlijke koopwoning van klaagster en de ex-man, waarin klaagster – na het feitelijke uiteengaan – met de kinderen verbleef. De ex-man wenste de woning te verkopen. Klaagster heeft hieraan niet willen meewerken.

2.3    Bij vonnis van februari 2012 heeft de voorzieningenrechter op verzoek van de ex-man klaagster geboden haar medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning. Klaagster heeft haar medewerking niet verleend.

2.4    Bij vonnis van november 2015 heeft de ex-man van de rechter vervangende toestemming gekregen om de woning te verkopen.

2.5    Wegens het uitblijven van de medewerking van klaagster heeft verweerster namens de ex-man in hoger beroep ontruiming gevorderd. Het gerechtshof heeft bij arrest van augustus 2016 de ontruiming van de woning toegewezen per 1 november 2016.

2.6    Klaagster heeft geweigerd gehoor te geven aan de ontruiming per 1 november 2016. Medio november heeft de ex-man de woning laten ontruimen waarna de woning in de verkoop is gezet en is verkocht.

2.7    Bij brief van 14 januari 2017 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerster.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerster de mogelijkheid van een minnelijk oplossing heeft genegeerd en daardoor de belangen van klaagster en haar kinderen heeft geschaad;

b)    verweerster te zeer persoonlijk betrokken is geweest bij de procedures;

c)    verweerster aan direct contact tussen klaagster en haar ex-partner in de weg heeft gestaan;

d)    verweerster zich onnodig grievend over klaagster heeft uitgelaten;

e)    verweerster zich privé heeft gepresenteerd op een wijze die klaagster niet passend acht.

Toelichting

3.2    Verweerster heeft onnodige kosten veroorzaakt door niet een minnelijke oplossing na te streven maar te procederen. Verweerster heeft de ex-man ertoe aangezet om elk contact met klaagster te vermijden. Verweerster heeft haar cliënt letterlijk teruggetrokken toen hij met klaagster, na afloop van een zitting, overleg wilde plegen. Ook hiermee heeft verweerster elke poging tot een minnelijke oplossing gefrustreerd. Verweerster heeft tegenover de rechter verklaard dat klaagster haar ex-man stalkt, hetgeen in strijd met de waarheid is en heeft geleid tot een contactverbod voor klaagster. Verweerster verkondigt al zeven jaar leugens, enkel en alleen om klaagster te grieven. Zo heeft verweerster zich onnodig grievend uitgelaten over de zoon van klaagster door te stellen dat hij de weg kwijt is. Door het handelen van verweerster is klaagster op kosten gejaagd. Ter onderbouwing van klachtonderdeel e) verwijst klaagster naar prints van foto’s van Facebook. Volgens klaagster is sprake van verslonzing en maakt de persoon van verweerster en haar woonsituatie op de overgelegde foto’s een onverzorgde indruk. Klaagster acht dit advocaatonwaardig.

4    VERWEER

4.1    Verweerster betwist tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld. Verweerster betwist dat zij geen minnelijke regeling heeft nagestreefd. Verweerster heeft namens haar cliënt diverse voorstellen aan klaagster gedaan, onder meer gericht op het verkrijgen van een hypotheek door klaagster en het opbouwen van de omgang van de ex-man met de kinderen via een omgangshuis, maar klaagster heeft alle voorstellen steeds afgewezen. Er was dus geen ruimte voor een minnelijke regeling. De weigerachtige houding van klaagster maakte dat er niets anders op zat dan te procederen. Klaagster was evenmin bereid om – ondanks het vonnis van februari 2012 – mee te werken aan de verkoop van de voormalig gezamenlijke woning. Tot 2015 heeft de cliënt van verweerster het erbij laten zitten. Toen is hij in actie gekomen. Klaagster weigerde vervolgens te voldoen aan het arrest van het gerechtshof dat haar tot ontruiming verplichtte. 

4.2    Niet verweerster, maar de houding van klaagster maakte rechtstreeks contact tussen partijen onmogelijk. Een gesprek op de rechtbank mondde uit in een scheldpartij, waarna de ex-man is weggelopen. Klaagster heeft de ex-man veelvuldig lastiggevallen. Tweemaal heeft klaagster een contactverbod opgelegd gekregen. De cliënt van verweerster wil zelf niet meer in gesprek met klaagster. Het is niet aan verweerster om hem dat te verbieden zoals zij ook niet heeft gedaan. Onjuist is dat verweerster zich al zeven jaar onnodig grievend uitlaat jegens klaagster. De kinderrechter heeft in zijn uitspraak gemeld dat de zoon van klaagster de weg kwijt was; verweerster heeft dit in een latere zitting slechts herhaald. Voor het overige is dit verwijt niet geconcretiseerd. Datzelfde geldt voor het verwijt dat verweerster leugens heeft verkondigd. Verweerster heeft ook geen persoonlijk belang bij de zaak. Zij heeft enkel de belangen van haar cliënt, de ex-man, behartigd.

5    BEOORDELING

5.1    Allereerst stelt de raad vast dat het hier gaat om een handelen van een advocaat van een wederpartij. Aan deze advocaat komt een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De raad zal het optreden van verweerster aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

5.2    De raad stelt vast dat klaagster en haar ex-man een intensieve echtscheidingsprocedure hebben gevoerd, en mogelijk nog steeds voeren, met alle emoties van dien. De raad begrijpt uit hetgeen klaagster naar voren heeft gebracht, dat deze periode klaagster niet in de koude kleren is gaan zitten. Klaagster maakt verweerster diverse verwijten. Het is aan klaagster om haar verwijten concreet te maken en te onderbouwen.

Ad klachtonderdeel a)

5.3    Klaagster verwijt verweerster dat zij partijen van een minnelijke regeling heeft afgehouden. Dat hiervan sprake is geweest, heeft de raad niet kunnen vaststellen. Tegenover de algemene, niet voldoende geconcretiseerde, stelling van klaagster op dit punt, staat de gemotiveerde betwisting van verweerster. Verweerster heeft toegelicht dat zij wel degelijk een minnelijke regeling heeft nagestreefd maar dat de weigerachtige houding van klaagster maakte dat hiervoor geen ruimte (meer) was. In een dergelijke situatie acht de raad het begrijpelijk en passend dat verweerster namens haar cliënt is gaan procederen.  Nu de feitelijke grondslag aan dit klachtonderdeel niet is komen vast te staan, wordt klachtonderdeel a ongegrond geoordeeld.

Ad klachtonderdelen b en c)

5.4    Vanwege de onderlinge samenhang worden de klachtonderdelen b en c gezamenlijk behandeld. De raad vat deze klachtonderdelen zo samen dat verweerster verweten wordt op een agressieve wijze te hebben geprocedeerd.

5.5    Dat verweerster (te) zeer persoonlijk bij de procedure(s) betrokken is geweest, heeft de raad niet kunnen vaststellen. Het is de raad niet helder wat klaagster met dit verwijt precies heeft bedoeld. Verweerster heeft toegelicht geen persoonlijk belang bij de zaak te hebben (gehad), hetgeen klaagster overigens ook niet heeft gesteld, en dat zij enkel de belangen van haar cliënt heeft behartigd. Dat verweerster daarnaast een ander (persoonlijk) belang bij de zaak heeft gehad of op een andere wijze bij de bijstand aan haar cliënt de professionele standaard uit het oog is verloren, is de raad niet gebleken. De raad is evenmin gebleken dat verweerster aan contact tussen klaagster en haar cliënt in de weg heeft gestaan. Verweerster heeft gemotiveerd toegelicht dat dit niet het geval is geweest en dat haar cliënt zelf op enig moment geen contact meer wenste met klaagster. De raad acht deze lezing aannemelijk, ook in het licht van het aan klaagster opgelegde contact- en straatverbod jegens haar cliënt. De aangevoerde feitelijke grondslag voor een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is derhalve niet komen vast te staan. De raad oordeelt klachtonderdelen b en c ongegrond.

Ad klachtonderdelen d)

5.6    Klaagster verwijt verweerster zich onnodig grievend te hebben uitgelaten. Deze klacht is algemeen gesteld en niet met concrete feiten onderbouwd, los van de stelling dat verweerster heeft gemeld dat de zoon de weg kwijt is. Verweerster heeft toegelicht dat zij hiermee enkel (een deel van) de uitspraak van de kinderrechter heeft willen herhalen. Wat hiervan ook zij, op basis van de weinig concrete onderbouwing van de klacht heeft de raad niet kunnen vaststellen dat verweerster met deze of andere opmerkingen zich onnodig grievend jegens klaagster heeft uitgelaten. Klachtonderdeel d is ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

5.7    Ter zitting heeft de raad klaagster gemeld geen acht te zullen slaan op de door klaagster van internet (Facebook) gehaalde (privé)foto’s van verweerster. Deze worden bij de beoordeling dus buiten beschouwing gelaten. Dat klaagster zich in privé niet passend heeft gepresenteerd en daarmee heeft gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat niet betaamt, is de raad niet gebleken, nog daargelaten de vraag of en in hoeverre het hier door klaagster gemaakte verwijt op zichzelf al relevant is voor een beoordeling in een tuchtrechtelijk kader. Ook klachtonderdeel e is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, P.J.F.M. de Kerf, leden, bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2018.

Griffier    Voorzitter

Verzonden d.d. 8 januari 2018