ECLI:NL:TADRARL:2018:71 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-782

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:71
Datum uitspraak: 09-04-2018
Datum publicatie: 09-04-2018
Zaaknummer(s): 17-782
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat van de wederpartij van de partner van klager ongegrond. Geen schending van privacy klager doordat verweerder in die procedure echtscheidingsstukken van klager heeft genoemd en ingebracht. Dit diende naar het oordeel van de raad een redelijk doel. Verweerder hoefde er geen rekening mee te houden dat de partner van klager niet met de stellingen uit de echtscheidingsprocedure bekend was. 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 9 april 2018

in de zaak 17-782

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 11 december 2016 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 15 september 2017 met kenmerk K 17/53, door de raad ontvangen op dezelfde datum, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 29 januari 2018 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Verweerder heeft de ex-echtgenote van klager bijgestaan in de tussen haar en klager gevoerde echtscheidingsprocedure in 2013/2014.

2.2    In 2016 is een civielrechtelijk geschil ontstaan tussen de voormalig schoonvader van klager en mevrouw L., de nieuwe partner van klager. Het geschil zag op de afgifte van een caravan die gestald stond op het terrein van de voormalig schoonvader van klager. Volgens L. heeft zij de caravan gekocht van klager (als rechtmatig eigenaar) en behoorde de caravan thans aan haar toe. De voormalig schoonvader heeft zich op het standpunt gesteld dat niet klager maar hijzelf of zijn dochter (de ex-echtgenote van klager) eigenaar van de caravan is. De voormalig schoonvader heeft geweigerd de caravan aan L. mee te geven.

2.3    Op enig moment heeft L. de voormalig schoonvader in kortgeding gedagvaard en afgifte van de caravan gevorderd. Verweerder heeft daarbij de belangen van de ex-schoonvader van klager behartigd.

2.4    Verweerder heeft in deze procedure stukken uit de echtscheidingsprocedure van klager en de ex-echtgenote overgelegd. Deze stukken hadden betrekking op de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.

2.5    Op 12 oktober 2016 heeft de mondelinge behandeling in het kortgeding plaatsgevonden. Klager is bij deze mondelinge behandeling niet aanwezig geweest.

2.6    Bij vonnis van 26 oktober 2016 heeft de voorzieningenrechter – kort gezegd – overwogen dat voldoende aannemelijk is dat klager rechthebbende van de caravan was (en niet de ex-schoonvader of de ex-echtgenote) en de vordering van L. tot afgifte van de caravan toegewezen.

2.7    Op 11 december 2016 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder de privacy van klager heeft geschonden door gegevens uit zijn echtscheidingsprocedure over te leggen en daaraan tijdens de zitting te refereren.

Toelichting

3.2    Verweerder heeft in de kortgedingprocedure processtukken uit de echtscheidingsprocedure overgelegd en bedragen genoemd. Tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding heeft verweerder volgens klager gezegd dat hij deze stukken heeft overgelegd om aan te tonen dat klager onbetrouwbaar is en dat zijn nieuwe partner “verdomd goed van bedragen hoort te weten”. Dat verweerder dit heeft gezegd heeft klager vernomen van zijn partner mevrouw L. en haar advocaat. Dit standpunt diende geen ander doel dan stemmingmakerij. Het kortgeding had een openbaar karakter en was voor iedereen toegankelijk. Klager en zijn ex-echtgenote waren geen partij in deze procedure en klager was daarbij ook niet nauw betrokken. Klager had geen enkel belang bij de procedure en heeft ook geen juridische verbintenis met zijn nieuwe partner.

4    VERWEER

4.1    Verweerder betwist tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld. Het overleggen van de stukken uit de echtscheidingsprocedure was noodzakelijk om het standpunt van zijn cliënt, dat klager geen eigenaar was van de caravan, te onderbouwen. De achterliggende gedachte was dat als de caravan in eigendom had toebehoord aan klager, de caravan deel had uitgemaakt van de echtscheidingsprocedure. Dat was niet het geval en heeft verweerder met de bewuste stukken willen aantonen. Klager was als partner van mevrouw L. nauw betrokken bij de kortgedingprocedure. Verweerder heeft geen aan hem toevertrouwde vertrouwelijke informatie openbaar gemaakt. Verweerder betwist tijdens de mondelinge behandeling te hebben gesteld of de suggestie te hebben gewekt dat klager onbetrouwbaar is.

5    BEOORDELING

5.1    Allereerst stelt de raad vast dat het gaat om het handelen van de advocaat die niet de advocaat van klager is, maar van een ander bij wiens zaak klager als derde betrokken is. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt in dat geval aan de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over (voor zover hier van belang) een betrokken derde, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van (voor zover hier van belang) een betrokken derde onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De raad zal het optreden van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

5.2    De procedure heeft onder meer gezien op de vraag aan wie de caravan toebehoorde. Dat verweerder met de stukken uit de echtscheidingsprocedure heeft willen aantonen dat de caravan bij de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap niet ter sprake is gekomen – en dat hij daarmee de stellingen van zijn cliënt heeft willen onderbouwen –  acht de raad niet onbegrijpelijk. Dat verweerder de stellingen van zijn cliënt ook op een andere, voor klager minder bezwaarlijke wijze had kunnen onderbouwen is gesteld noch gebleken. Het noemen en inbrengen van de echtscheidingsstukken diende naar het oordeel van de raad derhalve een redelijk doel. Niet kan worden gezegd dat verweerder hierbij een onjuiste belangenafweging heeft gemaakt en de belangen van klager onnodig en/of onevenredig heeft geschaad. De raad volgt klager niet in zijn stelling dat sprake is geweest van schending van de privacy van klager. Daarbij is van belang dat de bewuste stukken klager en de ex-schoonfamilie bekend waren en dat niet is gebleken dat de bewuste informatie door (de openbaarheid van) de zitting naar buiten is gebracht. Dat de nieuwe partner van klager niet bekend was met de stellingen uit de echtscheidingsprocedure zoals klager heeft gesteld, kan zo zijn maar niet kan worden gezegd dat verweerder daarmee rekening behoefde te houden en op die grond tot een andere belangenafweging had moeten komen dan hij thans heeft gedaan.

5.3    Klager heeft nog aangevoerd dat de ex-schoonfamilie van alles over klager aan derden heeft verteld. Indien dit juist is dan kan verweerder op dit punt niets worden verweten. Enkel het handelen van verweerder staat hier immers centraal. Dat verweerder klager als onbetrouwbaar heeft neergezet, heeft de raad niet kunnen vaststellen. Verweerder heeft dit expliciet betwist en hiervan blijkt niet uit de stukken in het klachtdossier.

5.4    Op grond van het voorgaande oordeelt de raad de klacht ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. R.P.F. van der Mark, P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 april 2018.

Griffier    Voorzitter

Verzonden d.d. 9 april 2018.