ECLI:NL:TADRARL:2018:64 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-710

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:64
Datum uitspraak: 12-03-2018
Datum publicatie: 04-04-2018
Zaaknummer(s): 17-710
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft blijkens de klacht van klager tijdens de behandeling van een strafzaak tegen klager achtergrondinformatie over klager niet naar voren gebracht. Hij heeft klager geadviseerd niets te vertellen over zijn nare levensloop. Verweerder erkent dat hij dat gedaan heeft omdat een dergelijk verweer niet paste in het overige – vrijspraak- verweer dat verweerder in overleg met klager voerde. Overigens is bedoelde achtergrondinformatie tijdens de strafzitting wel degelijk aan de orde geweest. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is aannemelijk geworden dat klager instemde met de aanpak van verweerder. De klacht is daarom ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 12 maart 2018

in de zaak 17-710

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 28 januari 2018 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 30 augustus 2017 met kenmerk 17-0044, door de raad ontvangen op 31 augustus 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 12 januari 2018 in aanwezigheid van  mevrouw  [G.N.], als gemachigde van klager, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    een e-mailbericht van de gemachtigde aan de raad van 3 januari 2018 met 11 bijlagen.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    In 2014 heeft verweerder klager bijgestaan in een strafzaak. Hij werd verdacht van het plegen van een zevental strafbare feiten. De strafzaak is behandeld in diverse zittingen verspreid over 2014 en 2015.

2.2    Bij vonnis van 29 januari 2015 is klager veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren.

2.3    Klager bezit de Rwandese nationaliteit en heeft de genocide van 1994 meegemaakt. Hij heeft in een vluchtelingenkamp gezeten en werd gescheiden van zijn familie bij pleegouders ondergebracht.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    Verweerder tijdens de behandeling van de strafzaak de hem voldoende bekende achtergrondinformatie over klager niet naar voren heeft gebracht;

b)    Verweerder klager heeft geadviseerd niets te vertellen over zijn nare levensloop.

4    VERWEER

Voor zover relevant voor de beoordeling van de klachten wordt het verweer bij die beoordeling weer gegeven.

5    BEOORDELING

5.1    De klachten lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.2    Het staat vast dat verweerder tijdens de behandeling van de strafzaak van klager geen achtergrondinformatie zoals bedoeld door klager, naar voren heeft gebracht. Verweerder heeft ter verklaring daarvan aangevoerd, dat klager bij het verhoor door de politie steeds heeft ontkend dat hij de hem ten laste gelegde feiten had gepleegd. Hij wenste ook tijdens de behandeling van de strafzaak die feiten te ontkennen. In overleg met klager heeft verweerder daarom voor vrijspraak gepleit. In dat kader heeft verweerder afgezien van het voeren een strafmaatverweer, omdat dat een vrijspraakverweer naar het oordeel van verweerder ontkracht. De informatie die van belang was voor de strafmaat is wel tijdens de zitting aan de orde geweest middels het reclasseringsrapport. Verweerder stelt dat klager instemde met deze aanpak van verweerder. Het tegendeel is de raad niet gebleken. Uit niets blijkt dat klager zich tegen deze aanpak heeft verzet.

5.3    Ook overigens is de raad niet gebleken van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. De raad merkt daarbij op dat het – uitdrukkelijk subsidiair - voeren van een strafmaatverweer niet noodzakelijk tot een verzwakking van het primaire vrijspraakverweer zal leiden. Dit verweer zal in ieder geval wel gevoerd moeten worden in een eventuele hoger-beroepsprocedure omdat dan sprake is van de laatste feitelijke instantie waar nog om aandacht gevraagd kan worden voor feiten en omstandigheden die een strafmaat verlagend effect kunnen hebben. Alsdan uitgaan van vrijspraak (na een eerdere veroordeling) is over het algemeen riskant en kan in het nadeel zijn van de cliënt. Ter zake van het geding in eerste instantie is het aan de advocaat om, in overleg met en met toestemming van zijn cliënt, op grond van proces-strategische reden ervoor te kiezen om een strafmaatverweer achterwege te laten, zo hij van opvatting is dat dit zijn vrijspraakverweer ten goede zou komen.

De raad is daarom van oordeel dat de klachten ongegrond zijn.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mrs. F. Klemann, J.A. Holsbrink, H.J.P. Robers, G.J. van der Veer, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin–van den Akker als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2018.

Griffier          Voorzitter

Verzonden d.d. 12 maart 2018