ECLI:NL:TADRARL:2018:58 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-374

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:58
Datum uitspraak: 15-01-2018
Datum publicatie: 04-04-2018
Zaaknummer(s): 17-374
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat gegrond. Verweerder heeft nagelaten namens klagers een conclusie van dupliek in te dienen waarna vonnis is gewezen. Verweerder heeft weliswaar gesteld wel een conclusie te hebben geschreven maar deze stelling is met geen enkel bewijsstuk onderbouwd. Berisping.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 15 januari 2018

in de zaak 17-374

naar aanleiding van de klacht van:

klager sub 1

klaagster sub 2

hierna gezamenlijk: klagers

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 9 augustus 2016 hebben klagers bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 11 mei 2017 met kenmerk 16-0216/NJ/sd, door de raad ontvangen op 12 mei 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 november 2017 in aanwezigheid van klager sub 1. Verweerder is zonder kennisgeving vooraf niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Stichting [P.] (hierna: ‘de verhuurder’) heeft van klagers betaling gevorderd van herstelkosten ten bedrage van € 2.900,-. Verhuurder heeft deze kosten gebaseerd op een eindrapport van een eindinspectie van de voormalige huurwoning van klagers, welke eindinspectie op 23 oktober 2014 heeft plaatsgevonden.

2.2    Op enig moment heeft de verhuurder een dagvaarding aan klagers laten betekenen.

2.3    Namens klagers heeft mr. [O.] verweer gevoerd en een conclusie van antwoord ingediend. Volgens klagers heeft de verhuurder miskend dat zij vanwege psychische problemen van klaagster sub 2 op korte termijn moesten verhuizen en hebben zij het eindrapport van de eindinspectie van de woning onder druk ondertekend omdat zij volgens de woninginspecteur anders een bedrag van € 4.500,- hadden moeten betalen.

2.4    Na indiening van de conclusie van repliek door de verhuurder, heeft verweerder wegens (langere) afwezigheid van mr. [O.] de zaak van klagers overgenomen. De zaak stond op dat moment op de rol voor conclusie van dupliek aan de zijde van klagers.

2.5    De rechtbank heeft op 3 augustus 2016 (eind)vonnis gewezen. Volgens het vonnis hebben klagers, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, niet voor dupliek geconcludeerd. De rechtbank heeft in rechtsoverweging 2.4 onder meer overwogen:

“Wel heeft [klagers c.s.] de psychische schade van [klaagster sub 2] onderbouwd, maar hij heeft onvoldoende gemotiveerd dat hieruit volgt dat de overeenkomst onder druk is ondertekend.

[Klagers c.s.] heeft zijn verweer ook niet meer verder onderbouwd door middel van een dupliek. Zijn verweer slaagt dan ook niet. De vordering zal worden toegewezen.” [afkortingen-raad]

2.6    Verweerder heeft zich op of per 30 december 2016 laten schrappen als advocaat.

2.7    Bij brief van 9 augustus 2016, aangevuld bij brief van 16 september 2016, hebben klagers een klacht ingediend tegen verweerder bij de deken.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder heeft nagelaten een conclusie van dupliek in te dienen namens klagers.

3.2    Klagers hebben de klacht als volgt toegelicht. Een rol in het te voeren verweer door klagers speelde de psychische situatie van klaagster sub 2. Deze situatie had in de conclusie van dupliek nader onderbouwd moeten worden. Met het oog daarop hebben klagers verweerder voorzien van namen van getuigen en van foto’s. Klagers hebben deze verweerder doen toekomen, voor het laatst op 13 mei 2016. Verweerder heeft hier echter niets mee gedaan. Door de nalatigheid van verweerder zien klagers zich geconfronteerd met een voor hen negatief vonnis en hebben zij schade geleden.

4    VERWEER

4.1    Verweerder betwist tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld. Verweerder stelt wel een conclusie van repliek (bedoeld zal zijn dupliek) te hebben opgesteld. Bij zijn weten heeft hij deze conclusie tijdig naar de rechtbank verstuurd. Het spijt verweerder als er bij de verzending of de verwerking van de dupliek bij de rechtbank iets mis is gegaan. Dat zou betekenen dat er iets mis is gegaan onder zijn verantwoordelijkheid. Overigens was het complete verweer van klagers al gepresenteerd bij de conclusie van antwoord en de dupliek kon daaraan niets nieuws toevoegen. De rechtbank heeft beslist op basis van de stellingen van partijen en kwam aan bewijslevering, zoals het doen horen van getuigen, niet meer toe. Met klager sub 1 heeft verweerder herhaaldelijk besproken dat klagers er rekening mee moesten houden dat zij de procedure zouden verliezen. Behoudens het mogelijk niet goed aankomen van de dupliek, meent verweerder de belangen van klagers adequaat te hebben behartigd.

5    BEOORDELING

5.1    Het betreft een klacht tegen de eigen advocaat. De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat in volle omvang. Daarbij wordt rekening gehouden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico –  waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft, wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Tot die professionele standaard behoort onder meer het tijdig indienen van processtukken, welke processtukken dienen te voldoen aan de redelijkerwijs daar aan te stellen eisen, en het informeren van de cliënt over de voortgang van de procedure. De raad zal het handelen van verweerder aan deze norm toetsen.

5.2    Verweerder heeft gesteld een conclusie van dupliek te hebben geschreven, doch de stukken in het klachtdossier weerspreken deze stelling. Klagers hebben toegelicht nimmer een afschrift van de conclusie van dupliek van verweerder te hebben ontvangen, ook niet in concept. Nu ook in de procedure bij de rechtbank geen conclusie van dupliek namens klagers is ontvangen en verweerder zijn stelling in deze klachtprocedure met geen enkel bewijsstuk heeft onderbouwd, moet het er voor worden gehouden dat verweerder geen conclusie van dupliek heeft opgesteld, althans deze niet aan klagers en/of de rechter heeft doen toekomen. In zoverre is de klacht reeds gegrond.

5.3    Of de (nadere onderbouwing van de) stellingen van klagers in de conclusie van dupliek klagers zouden hebben gebaat, kan naar het oordeel van de raad in het midden blijven. Dit is hier niet van belang. Immers, voorop blijft staan dat verweerder klagers de kans heeft ontnomen om hun stellingen in de procedure (nader) voor het voetlicht te brengen. Aldus kan niet worden gezegd dat verweerder de belangen van klagers adequaat heeft behartigd.

5.4    De raad oordeelt de klacht gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    De raad rekent het hiervoor genoemde verwijtbaar handelen verweerder ernstig aan. Verweerder heeft met dit handelen zijn cliënten in de kou laten staan. Klagers hebben ter zitting nog verklaard na ontvangst van het vonnis meermalen contact te hebben gezocht met verweerder in het kader van een aansprakelijkstelling, maar ook daarop heeft verweerder geen enkele reactie gegeven. De raad rekent verweerder dit stilzitten en stilzwijgen, zowel tijdens de procedure als daarna, ernstig aan. Gezien de ernst en de aard van het verweerder verweten gedrag acht de raad de maatregel van een berisping dan ook passend en geboden. De raad heeft bij de bepaling van de maatregel rekening gehouden met het blanco tuchtrechtelijk verleden van verweerder en het feit dat verweerder zich per 30 december 2016 heeft laten uitschrijven als advocaat.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klagers betaalde griffierecht aan hen vergoeden.

7.2    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klagers in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 25,00  aan reiskosten.

7.3    De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van berisping op;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klagers;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 25,00 aan klagers;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, R.P.F. van der Mark, P.P. Verdoorn, A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2018.

Griffier                                                 Voorzitter

Verzonden d.d. 15 januari 2018.